ECLI:NL:RBNNE:2018:4581

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 november 2018
Publicatiedatum
13 november 2018
Zaaknummer
18/730563-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor mishandeling van zijn minderjarige kinderen

Op 13 november 2018 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, een 53-jarige man uit Wolvega veroordeeld tot een gevangenisstraf van 63 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft bewezen geacht dat de verdachte zijn drie minderjarige kinderen heeft mishandeld. De mishandelingen omvatten het slaan, vastpakken bij de keel en trekken aan de haren van de kinderen. De oudste zoon, die 11 jaar oud was, werd bovendien mishandeld door met een geschoeide voet op zijn borstkas te drukken. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de kinderen betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte ook een taakstraf van 40 uren opgelegd en bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf gekoppeld, waaronder reclasseringstoezicht. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de moeder van de kinderen, die bezorgd was over het welzijn van haar kinderen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor immateriële schade aan zijn kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730563-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 november 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2013 tot en met 18 maart 2016 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, in ieder geval in Nederland, meermalen op verschillende tijdstippen, althans eenmaal, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (kinderen over wie hij het gezag uitoefende), heeft mishandeld door
- ( op of omstreeks 8 november 2015) voornoemde [slachtoffer 1] van een stoel te trekken, althans aan het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te trekken, en/of (vervolgens) aan het been van voornoemde [slachtoffer 1] te trekken en/of (vervolgens) met zijn (verdachtes) voet op de borstkas van voornoemde [slachtoffer 1] te drukken en/of op de borstkas van voornoemde [slachtoffer 1] te gaan staan en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen/trappen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] bij zijn been vast te pakken en/of (vervolgens) van de bank op de grond te trekken en/of (vervolgens terwijl hij voornoemde [slachtoffer 1] bij zijn been vast had) over de grond te slepen, althans voort te trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te schoppen/trappen en/of te slaan/stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, aan het haar van voornoemde [slachtoffer 1] te trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] te schoppen/trappen en/of te slaan/stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, aan het haar van voornoemde [slachtoffer 3] te trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer 3] bij zijn keel vast te pakken en/of hem (vervolgens) omhoog, althans op, te tillen en/of
- meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te schoppen/trappen en/of te slaan/stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, aan het haar van voornoemde [slachtoffer 2] te trekken en/of
- meermalen, althans eenmaal, voornoemde [slachtoffer 2] bij haar keel vast te pakken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 12 december 2016 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, althans in Nederland, wederrechtelijk, stelselmatig, opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door (nadat in of omstreeks maart 2016 door het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid de omgangsregeling tussen verdachte en voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] was stop gezet)
- een groot aantal sms berichten en/of WhatsApp berichten (van deels beledigende en/of intimiderende en/of bedreigende inhoud) naar die [slachtoffer 4] te sturen en/of
- een groot aantal sms berichten en/of WhatsApp berichten naar die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] te sturen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (oud)speelgoed van [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of en/of afval in de tuin, althans in de buurt, van de woning van voornoemde [slachtoffer 4] (te weten [straatnaam] te Wolvega) achter te laten, althans neer te leggen en/of
- meermalen, althans eenmaal, langs de woning van voornoemde [slachtoffer 4] (te weten [straatnaam] te Wolvega) te fietsen en/of te rijden en/of zich in de buurt van voornoemde woning op te houden en/of (langdurig) op ramen en/of deuren van voornoemde woning te kloppen en/of
- meermalen, althans eenmaal, zich in de buurt van de school van voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 1] op te houden en/of - meermalen, althans eenmaal, achter voornoemde [slachtoffer 1] aan te fietsen.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsman primair gesteld dat het door de stellige en consequente ontkenning van verdachte niet buiten gerede twijfel is komen vast te staan dat verdachte zich hieraan heeft schuldig gemaakt. De verklaringen van de kinderen kunnen volgens de raadsman niet tot bewijs dienen, omdat sprake is van beïnvloeding van de kinderen door de moeder in het kader van de voortdurende en moeizame discussie over de omgangsregeling.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde verzocht om professor dr. E.G.C. Rassin als deskundige te benoemen en hem onderzoek te laten doen naar de door de kinderen afgelegde verklaringen.
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat het enkel zou kunnen gaan om moeder en [slachtoffer 1] omdat de andere beide kinderen ( [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ) geen telefoon hadden. De aard, duur, frequentie en intensiteit alsmede de omstandigheden waaronder de berichten zijn verzonden en de contacten tussen verdachte enerzijds en moeder en [slachtoffer 1] anderzijds maken niet dat er volgens de raadsman sprake is van belaging.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] :
Anders dan de raadsman en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat hun verklaringen concreet en gedetailleerd zijn en elkaar op onderdelen ondersteunen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 1] hebben zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] verklaard dat:
- zij bij verdachte in zijn woning in Wolvega waren,
- [slachtoffer 1] toen ongeveer 10 jaar oud was,
- verdachte [slachtoffer 1] pakte,
- [slachtoffer 1] op de grond lag,
- verdachte met zijn voet met daaraan een schoen op het borstbeen van [slachtoffer 1] heeft gedrukt,
- [slachtoffer 1] door verdachte is geslagen.
Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 3] hebben zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verklaard dat:
- zij bij verdachte in zijn woning in Wolvega waren,
- [slachtoffer 3] door verdachte is geslagen.
Door [slachtoffer 3] is verder verklaard dat hij door verdachte bij zijn keel is vastgepakt en vervolgens door hem is opgetild.
Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandelingen van [slachtoffer 2] hebben zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] verklaard dat:
- zij bij verdachte in zijn woning in Wolvega waren,
- [slachtoffer 2] door verdachte is geslagen,
- [slachtoffer 2] door verdachte aan het haar is getrokken.
Door [slachtoffer 2] is verder verklaard dat verdachte haar heeft mishandeld door haar bij haar keel vast te pakken.
Gelet op het bovenstaande maken de door [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen op de rechtbank een authentieke indruk. Door deze verklaringen in samenhang te bezien met de door moeder afgelegde verklaringen ontstaat naar het oordeel van de rechtbank een voldoende consistent beeld van wat zich heeft afgespeeld tussen verdachte en diens kinderen.
Op grond van de hieronder opgesomde bewijsmiddelen, bezien in samenhang met het hiervoor gegeven oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde feit heeft begaan. Dat oordeel brengt tevens met zich dat de rechtbank het door de raadsman subsidiair verzochte deskundigenonderzoek niet noodzakelijk acht.
Ten aanzien van het bewijs van feit 2
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. [1]
Uit een zich in het dossier bevindend proces-verbaal van bevindingen wordt door de verbalisant verslag gedaan omtrent de inhoud van een door hem in december 2016 met gezinsvoogd [getuige] gevoerd telefoongesprek. Verbalisant relateert dat [getuige] in dat telefoongesprek tegen hem heeft gezegd dat verdachte op geen enkele wijze contact mag hebben en/of zoeken met zijn kinderen. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit dat proces-verbaal van bevindingen en bijbehorende email van de gezinsvoogd van 19 mei 2016 nog niet kan worden afgeleid dat verdachte geen enkel contact meer met zijn kinderen mocht hebben, nog daargelaten het feit of de gezinsvoogd in rechte zou kunnen beslissen over oplegging van een dergelijk contactverbod.
Voorts stelt de rechtbank op basis van het dossier het volgende vast.
Het huwelijk van aangeefster en verdachte is in 2011 door echtscheiding geëindigd. Na de echtscheiding hadden zij beiden het gezag over hun minderjarige kinderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . Deze kinderen zijn in januari 2016 onder toezicht gesteld, waarbij [getuige] van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid tot gezinsvoogd is benoemd. In maart 2016 is de omgangsregeling stop gezet door het Regiecentrum. Het Regiecentrum wilde indertijd uitzoeken hoe het contact tussen vader en kinderen weer op een goede manier tot stand kon worden gebracht. Vanaf het begin, aldus gezinsvoogd [getuige] , heeft verdachte zich niet aan afspraken gehouden en heeft hij elke vorm van hulpverlening afgewezen. Ook aan een aangepaste vorm van omgang heeft verdachte geen medewerking verleend, volgens de gezinsvoogd. De rechtbank is van oordeel dat het niet voldoen aan aanwijzingen van en afspraken met het Regiecentrum, ook als dat vaker dan incidenteel is, nog geen bewijs van belaging oplevert.
Ten laste is gelegd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zowel aangeefster als zijn kinderen. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de belaging van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen omdat zij anders dan aangeefster en [slachtoffer 1] - niet beschikten over een mobiele telefoon en om die reden geen sms- en WhatsApp berichten van verdachte hebben kunnen ontvangen. Ook is de rechtbank van oordeel dat niet is aangetoond dat deze berichten [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] op enige andere wijze hebben bereikt.
De overige ten laste gelegde gedragingen en/of handelingen, te weten: het brengen en neerleggen van speelgoed bij de woning van aangeefster, zich in de buurt of bij de woning ophouden, zich bij de school van de kinderen ophouden en achter [slachtoffer 1] aanfietsen, leveren naar het oordeel van de rechtbank geen wettig en overtuigend bewijs op voor een door verdachte gepleegde belaging in de ten laste gelegde periode. Zoals hiervoor al is overwogen, was verdachte na de echtscheiding samen met aangeefster de met het gezag over zijn minderjarige kinderen belaste ouder. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat de aan verdachte verweten handelingen ten opzichte van aangeefster en [slachtoffer 1] een onvoldoende stelselmatig karakter hadden qua frequentie.
Bovendien merkt de rechtbank op dat de telefonische berichten aan [slachtoffer 1] soms dwingend, vervelend en verongelijkt van toon waren, maar ook wel in de lijn lagen van een normale relatie tussen vader en zoon. Deze gedragingen ten opzichte van [slachtoffer 1] hebben naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet de voor belaging vereiste intensiteit. Ook hadden aangeefster en [slachtoffer 1] de mogelijkheid om het nummer van verdachte op hun mobiele telefoon te “blokkeren" of aan hem duidelijk te maken dat zij geen contact met hem wensten. Daarvan is de rechtbank niet gebleken. Dit betekent dat belaging niet kan worden bewezen en dat verdachte van het onder 2. ten laste gelegde zal worden vrijgesproken omdat geen stelselmatige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en [slachtoffer 1] .

Bewijsmiddelen

De rechtbank past voor het onder 1. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De inhoud van het zaaksdossier, nummer PL0100-2016338781, gesloten op 9 februari 2017, dat bestaat uit diverse processen-verbaal en stukken, waaronder:
1.1.
Een ambtsedig proces-verbaal van verhoor van de aangeefster [slachtoffer 4] , met bijlagen, nummer PL0100-2016050491-5, d.d. 18 maart 2016, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, pagina 32 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik ben namens benadeelden gerechtigd tot het doen van aangifte en ik doe aangifte van de mishandeling van mijn kinderen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] door hun vader [verdachte] in de periode van 15 mei 2013 en 18 maart 2016 te Wolvega. Op 8 november 2015 werden de kinderen door mijn ex bij mij thuisgebracht. Ik deed de voordeur open en zag dat [slachtoffer 1] rennend naar binnen kwam. Ik zag dat hij een doodsbange en angstige blik in zijn ogen had. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei: "Mama, hij heeft mij mishandeld. Ik wil hem nooit meer zien". [slachtoffer 1] zei daarna tegen mij dat ze elkaar aan tafel aan het plagen waren, dat mijn ex [slachtoffer 1] van de stoel had getrokken en op de grond had gegooid. [slachtoffer 1] kroop onder de tafel. Mijn ex trok [slachtoffer 1] onder de tafel vandaan en trapte toen met zijn rechtervoet, met schoen aan, op de borstkas van [slachtoffer 1] . Hierna kreeg [slachtoffer 1] nog een paar trappen na. Ik heb toen na de tijd foto's gemaakt van het letsel wat zichtbaar was op de borstkas van [slachtoffer 1] . Ik heb die foto's aan de politie ter beschikking gesteld voor het onderzoek. Ik vertrouwde het letsel van [slachtoffer 1] niet en heb eerst zelf gekeken of en waar hij last van had. [slachtoffer 1] had op dat moment last van benauwdheid en voelde pijn op de plek van de trap. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ook onder de indruk waren van het gebeuren. Ik hoorde dat [slachtoffer 3] zei: "Het was vreselijk mama. Het deed [slachtoffer 1] pijn. Ik kon hem niet helpen". [slachtoffer 1] heeft twee weken pijn en last gehad. Hij kon niet bukken. Op 14 maart 2016 heb ik een gesprek gehad met de politie. Deze had via de voogd gehoord wat er was voorgevallen. [slachtoffer 1] heeft toen gezegd dat hij door zijn vader is mishandeld. Na het gesprek vertelde [slachtoffer 1] mij dat hij ook vaker door zijn vader in de buik is getrapt. Bij de aangifte voeg ik diverse foto's van het letsel van [slachtoffer 1] .
1.2.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0100-2016050491-6, d.d. 13 juni 2016, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, pagina 49 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 19 mei 2016 werd als getuige gehoord [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2004. [slachtoffer 1] werd gehoord door een bevoegd zedenrechercheur en gecertificeerd zedenrechercheur.
Onderstaande is een weergave van het verhoor zoals ik heb meegeluisterd en meegekeken vanuit de regiekamer. Woorden zijn letterlijk overgenomen en anders betreffen het woorden van gelijke strekking. Onderstaande is de letterlijke weergave ten aanzien van de vragen en antwoorden over het incident waarbij volgens [slachtoffer 1] zijn vader hem geschopt heeft:
V: Waar en wanneer is het schoppen op je borst precies gebeurd?
A: In mijn vaders huis in de herfst van 2015.
V: Wie waren daarbij?
A: Mijn broertje en zusje. We zaten aan tafel. Wij deden vervelend aan tafel. Mijn vader wilde mij slaan. Ik probeerde onder de tafel weg te komen. Hij pakte mij, legde mij op de grond en trapte mij toen. Hij had zijn schoen aan en zette zijn voet op mijn borstbeen en drukt dan op mij. Dat deed mij heel erg pijn. Ik voelde heel veel pijn op de borstkas en had moeite met ademen.
V: Wie hebben het gezien?
A: Mijn broertje en zusje.
V: Aan wie heb je verteld dat er iets gebeurd was?
A: Aan mijn moeder toen we weer naar huis gingen. Ik heb verteld dat hij er op gedrukt heeft.
V: Je hebt ook verteld dat je vader wel slaat? Hoe vaak heeft hij je geslagen?
A: Niet echt heel weinig. Hij slaat wel regelmatig. Hij trok mij een keer hardhandig van de bank en sleurde mij over de grond naar de trap. Dat was voordat hij op mijn borstbeen stond.
V: Hoe slaat je vader als hij boos is?
A: Dat is wisselend. Slaan, haren trekken. Hij slaat met de vlakke hand. Vuist is niet zo vaak gebeurd. Hij slaat dan op mijn lichaam, armen en waar hij kan. Daar heb ik wel eens een plek van gehad. Die heeft mijn moeder wel eens gezien.
V: Wat kun je vertellen over je broertje en zusje met slaan van je vader. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] .
A: Zij worden ook wel geslagen.
V: Krijg jij meer of minder?
A: Daar zit geen verschil in.
V: Wat doe je als zoiets gebeurd is?
A: Dan gaan we naar boven. Naar de slaapkamer en daar blijven. Als hij ons dan achtervolgt, dan gaan we naar de badkamer, want die kan op slot.
1.3.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0100-2016050491-7, d.d. 16 juni 2016, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, pagina 68 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 19 mei 2016 werd als getuige gehoord [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2007. [slachtoffer 3] werd gehoord door een bevoegd zedenrechercheur en gecertificeerd zedenrechercheur. Onderstaande is een weergave van het verhoor zoals ik heb meegeluisterd en meegekeken vanuit de regiekamer. Woorden zijn letterlijk overgenomen en anders betreffen het woorden van gelijke strekking. Ik hoorde het volgende:
V: Waar kom je hier over praten?
A: Hij heeft mij geslagen en aan de haren getrokken. Hij heeft hard geslagen in de buik van [slachtoffer 1] .
V: Hoe vaak heeft hij je geslagen?
A: Tien, dertien of veertien keer. Wel misschien meer, 20 keer. Gaan we naar de badkamer, schroevendraaier om slot te openen en gaat ons slaan.
V: Wie slaat hij dan?
A: Allemaal. Haren getrokken, meestal bij [slachtoffer 2] .
V: Hoeveel jaar was je toen je een bloedneus kreeg?
A: Ik was 8, ben nu 9. Ik had bloedneus en keel gepakt en opgetild.
V: Hoe doet ie dat?
A: Twee handen. Hij tilt me omhoog en laat me dan los. Dan heb ik pijn en ga ik huilen.
V: Die keer met [slachtoffer 1] . Wat is er die keer gebeurd?
A: Heeft hij [slachtoffer 1] gepakt, op de buik gestaan.
V: Waar was dat?
A: Huis van mijn vader. [slachtoffer 1] lag stijf op de grond. Vader duwt schoen op borstkas van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] had pijn. [slachtoffer 1] was toen 10 of 11.
V: Je zegt: "Badkamer en komt vader met schroevendraaier". Waarom ben je in de badkamer?
A: We zijn bang dat we dan geslagen worden. Met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
V: Hoeveel keer?
A: Heel vaak. Vader komt met de schroevendraaier. Dan gaat hij het slot openmaken. Maar [slachtoffer 1] houdt het vast.
V: Wanneer stopt het?
A: [slachtoffer 1] houdt het niet meer vol. Dan komt hij binnen en slaat ons.
1.4.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0100-2016050491-8, d.d. 28 juni 2016, opgemaakt in wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, pagina 82 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 19 mei 2016 werd als getuige gehoord [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2008. [slachtoffer 2] werd gehoord door een bevoegd zedenrechercheur en gecertificeerd zedenrechercheur. Onderstaande is een weergave van het verhoor zoals ik heb meegeluisterd en meegekeken vanuit de regiekamer. Woorden zijn letterlijk overgenomen en anders betreffen het woorden van gelijke strekking.
V: Wat is er aan de hand met vader?
A: Hij slaat ons, pakt me bij de keel en haren trekken soms. Ik wil dat hij ermee stopt.
V: Waar heeft hij aan je haren getrokken?
A: Mijn vader zat in zijn huis achter de computer. Ik deed iets wat hij niet wou. Hij ging me aan de haren trekken. Hij trok aan de bovenkant mij omhoog. Dit deed pijn. Vader slaat ons, [slachtoffer 3] en mij. Als [slachtoffer 1] iets doet wat vader niet wil, slaat hij hem ook weer.
1.5.
Een schriftelijk stuk, te weten een letselrapportage, met bijlagen, opgemaakt door T.H. Tan, forensisch arts van de Afdeling Forensische Geneeskunde GGD Fryslân, d.d. 31 oktober 2016, pagina 126 e.v. van het onder 1. genoemde dossier, zakelijk weergegeven inhoudende:
Betreft : [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2004.
Datum letsel : 8 november 2015
Datum letselonderzoek : 30 oktober 2016
Forensisch arts : Paul Tan
Vraagstelling
Kan het op de foto's zichtbare letsel zijn aangebracht door een trap of duw met een geschoeide voet tegen de borst?
Onderzoeksverrichtingen
De door de politie toegestuurde foto's van [slachtoffer 1] Dijk zijn bestudeerd en beoordeeld.
Toedracht
Op 18 maart 2016 deed de moeder van [slachtoffer 1] Dijk mishandeling van haar kinderen. Zij verklaarde dat op 8 november 2015 de kinderen na een omgangsweekend bij hun vader door haar ex-man werden thuisgebracht. Haar zoon [slachtoffer 1] zei toen dat hij door hem was mishandeld. [slachtoffer 1] vertelde haar onder andere dat zijn vader hem met een geschoeide voet op zijn borst had getrapt terwijl hij op de grond lag.
Moeder verklaarde dat zij foto's had gemaakt van het letsel dat zichtbaar was op [slachtoffer 1] zijn borst.
Letselbeschrijving
Romp:borst (foto 1-2)
Locatie: ter hoogte van het borstbeen, net boven de denkbeeldige lijn die de tepels verbindt.
Beschrijving
Aan de rechterzijde van het borstbeen is een halvemaanvormig roodgekleurd huidletsel te zien. Aan de onder- en bovenzijde loopt het letsel naar een punt en in het midden is het verbreed. Het letsel is redelijk scherp begrensd. In het midden van het letsel is aan de rechter buitengrens een licht roze lijn zichtbaar (witte pijlen).
Lengte van het letsel: op basis van reconstructie geschat op 4,5 cm (foto 2).
Aan de linkerzijde van het borstbeen is een letsel te zien, waarbij het aan de onderzijde scherp begrensd wordt door een dunne rode lijn en boven deze lijn is een huisgebied te zien dat donkerblauw/bruin is gekleurd met vage begrenzing.
Lengte van het letsel: op basis van reconstructie geschat op 1,5-2 cm (foto 2).
Net boven de maagkuil, midden onder het borstbeen, is een gebied te zien waarbij de huid donkerder is gekleurd dan de omgeving. In dit gebied zijn er 3 gebieden te zien die intenser donkerblauw/bruin gekleurd zijn. Het bovenste gebied is wat ronder van vorm, de onderste 2 gebieden zijn ovaal van vorm (foto 1 aangegeven door de rode pijlen).
Beoordeling (interpretatie) van de letsels
Het letsel op de rechterzijde borstkas kan zijn ontstaan door een schurende werking of compressie van een uitwendige kracht van een voorwerp op de huid. Aan de linkerzijde van het borstbeen kan de rode huidverkleuring zijn ontstaan door een schurende werking of compressie van een uitwendige kracht van een voorwerp op de huid. De donkerblauwe/bruine verkleuring kan passen bij het beeld van een onderhuidse bloeduitstorting. Het letsel net boven de maagkuil ter hoogte van het borstbeen past bij het beeld van een onderhuidse bloeduitstorting.
Beschouwing
Het letsel kan zijn veroorzaakt door stomp, botsend uitwendig geweld.
Conclusie
Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Beantwoording van de vragen
Kan het op de foto's zichtbare letsel zijn aangebracht door een trap of duw met een geschoeide voet tegen de borst?
Het letsel kan zijn toegebracht door een trap of duw met een geschoeide voet tegen de borst.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 15 mei 2013 tot en met 18 maart 2016 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, meermalen op verschillende tijdstippen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , kinderen over wie hij het gezag uitoefende, heeft mishandeld door
- op 8 november 2015 met zijn, verdachtes, voet op de borstkas van voornoemde [slachtoffer 1] te drukken, en
- meermalen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan, en
- meermalen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] te slaan, en
- voornoemde [slachtoffer 3] bij zijn keel vast te pakken en hem vervolgens omhoog te tillen, en
- meermalen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] te slaan, en
- meermalen aan het haar van voornoemde [slachtoffer 2] te trekken, en
- voornoemde [slachtoffer 2] bij haar keel vast te pakken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn kind over wie hij het gezag uitoefende, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, en met aan de voorwaardelijke straf gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, inhoudende een meldplicht bij de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich onthouden van een standpunt ten aanzien van een op te leggen straf, gelet op de door hem bepleite algehele vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn minderjarige kinderen
door hen te slaan, aan het haar te trekken en bij de keel vast te pakken. In het bijzonder de mishandeling van zijn oudste zoon, waarbij verdachte met zijn voet op de borstkas van zijn oudste zoon heeft gedrukt, acht de rechtbank een zeer ernstig feit. Kinderen behoren, zeker als ze nog jong zijn, beschermd te worden en in een veilige omgeving op te groeien. Wie zoals verdachte met de opvoeding van een kind is belast, heeft de taak dat te doen in een omgeving waarin het kind zich ook veilig kan voelen.
Verdachte heeft met zijn handelen zijn kinderen ernstig beperkt in hun mogelijkheden een evenwichtige en onbezorgde jeugd door te maken. Bovendien is niet uit te sluiten dat zijn kinderen zowel op korte als op lange termijn nadelige gevolgen van het handelen van verdachte in hun persoonlijke leven ondervinden. Misdrijven als deze waarin kinderen het slachtoffer zijn, zorgen voor gevoelens van verontwaardiging en onrust in de samenleving.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict. Ook heeft de rechtbank gelet op de inhoud van de psychologische rapportage en de reclasseringsrapportage.
In beginsel acht de rechtbank voor een dergelijk ernstig feit oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank zal, nu er inmiddels een omgangsregeling tussen verdachte en zijn kinderen tot stand is gekomen die zonder problemen lijkt te verlopen, verdachte echter niet veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Een deels voorwaardelijke gevangenisstraf gecombineerd met een taakstraf brengt de ernst van het bewezenverklaarde naar het oordeel van de rechtbank voldoende tot uitdrukking.
Alles overwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 60 dagen met een proeftijd van 2 jaren, met hieraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, en een taakstraf van 40 uren passend en geboden.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 1.100,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 600,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
4. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich voor wat betreft de beoordeling van de vorderingen van de benadeelde partijen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard in verband met de door hem bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] :
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet voldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 november 2015.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het resterende gedeelte van de vordering niet ontvankelijk verklaren. Dit gedeelte van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] :
De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde door beide benadeelde partijen onvoldoende is aangetoond. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden uitgesloten dat andere factoren in de voorgeschiedenis tussen verdachte en de benadeelde partijen aan de eventuele schade hebben bijgedragen.
De rechtbank zal de benadeelde partijen dan ook in hun vorderingen niet ontvankelijk verklaren. Deze vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 63 dagen.

Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 60 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden, en zich hierna zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht.

Een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van 18/730563-16, feit 1:
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Ten aanzien van 18/730563-16, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2015.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige in de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/730563-16, feit 1:
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de vordering niet ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Ten aanzien van 18/730563-16, feit 1:
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. H.G. Punt, rechters, bijgestaan door L. Palstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2018.
Mr. Punt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.vgl. HR 29 juni 2004, ECLI:HR:2004:AO5710 en HR 4 november 2014, ECLI:HR:2014:3095