In deze zaak heeft de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) op 2 juli 2018 een overeenkomst gesloten met Pattje Waterhuizen B.V. betreffende de inzet van (schijn-)ZZP-ers, aanpassing van werktijden en uitbetaling van huisvestingskosten. FNV vorderde in kort geding dat Pattje zou worden veroordeeld tot nakoming van deze overeenkomst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot nakoming van de afspraken in de overeenkomst van 2 juli 2018 toewijsbaar is, evenals de vordering tot het toezenden van benodigde documenten aan FNV. De vordering om Pattje te veroordelen tot het verlenen van vrije toegang tot de werf is afgewezen, omdat deze niet in de overeenkomst was opgenomen. De kantonrechter heeft de dwangsommen gematigd en bepaald dat Pattje binnen drie dagen na betekening van het vonnis aan de veroordelingen moet voldoen, met een maximum van € 20.000,00. De kosten van het geding zijn voor Pattje, die grotendeels in het ongelijk is gesteld. De uitspraak is gedaan door kantonrechter M. Griffioen op 8 november 2018.