ECLI:NL:RBNNE:2018:4525

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2018
Publicatiedatum
7 november 2018
Zaaknummer
162488 / KG ZA 18-197
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en teruggave van opgeslagen goederen in kort geding

In deze zaak heeft de vereniging Afdeling Friesland van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in Onroerende Goederen en Vastgoeddeskundigen NVM (hierna: NVM) een kort geding aangespannen tegen [Z] Makelaardij B.V. en een natuurlijke persoon die onder de naam [Z] Makelaardij O.Z. opereert. De NVM vordert dat de voorzieningenrechter [Z] c.s. veroordeelt om binnen tien werkdagen na betekening van het vonnis alle goederen uit een opslagunit te halen, die door de NVM zijn opgeslagen na een ontruiming van het kantoorpand van [Z] c.s. op 4 december 2015. De NVM stelt dat zij de goederen heeft opgeslagen op basis van zaakwaarneming, omdat het in het belang van alle betrokken partijen was dat de goederen niet op straat kwamen te staan.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de NVM een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, aangezien de kosten voor de opslagunit blijven oplopen en [Z] c.s. de goederen niet heeft opgehaald ondanks herhaalde verzoeken. De rechter oordeelt dat de NVM gerechtigd is om de kosten van de opslag te verhalen op [Z] c.s., die zich verzet tegen de kosten en de zaakwaarneming betwist. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de NVM grotendeels toe, met uitzondering van de vordering tot vernietiging van de goederen, omdat dit een onomkeerbare maatregel zou zijn zonder dat duidelijk is wat er precies in de opgeslagen dozen zit.

De rechter heeft [Z] c.s. veroordeeld om de goederen binnen tien werkdagen op te halen en heeft hen ook in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitgesproken op 7 november 2018 door mr. C.M. Telman.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/162488 / KG ZA 18-197
Vonnis in kort geding van 7 november 2018
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
AFDELING FRIESLAND VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
advocaat mr. O.B. Zwijnenberg te Rotterdam,
tegen
1.
[verzoeker 1]zowel in privé als handelende onder de naam [Z] MAKELAARDIJ O.Z.,
wonende in de [adres 1] op een geheim adres,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Z] MAKELAARDIJ B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagden,
advocaat mr. M.A. Jansen te Heerenveen.
Partijen zullen hierna de NVM en [Z] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de NVM
  • de pleitnota van [Z] c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[Z] c.s. heeft een makelaarskantoor uitgeoefend.
2.2.
Tussen [Z] c.s. en de NVM spelen diverse geschilpunten die er op neer komen dat [Z] c.s. de NVM verwijt dat zij haar heeft belemmerd in haar praktijkuitoefening als makelaar.
2.3.
Op 4 december 2015 is het kantoorpand van [Z] c.s. op verzoek van een bank ontruimd. De NVM, die niet betrokken was bij deze ontruiming, is er door de betrokken deurwaarder op geattendeerd dat er goederen van [Z] c.s. op straat werden gezet waarop het logo van de NVM stond vermeld. Onder meer betreft het bedrijfsadministratie van [Z] c.s.
2.4.
In opdracht van de NVM zijn de onder 2.3. bedoelde goederen (hierna: de goederen) opgeslagen in een daartoe door de NVM gehuurde opslagunit ( [nummer unit] ) van [bedrijf] aan de [adres 2] te [vestigingsplaats 2] . De maandelijkse huur bedraagt inmiddels € 421,08, welke huur de NVM tot op heden voldoet. De NVM heeft de sleutels van de opslagunit bij een notaris gedeponeerd.
2.5.
Ondanks diverse verzoeken daartoe van de zijde van de NVM heeft [Z] c.s. de goederen tot op heden niet opgehaald.

3.De vordering

3.1.
De NVM vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
i. i) [Z] c.s., dan wel gedaagde sub 1, dan wel gedaagde sub 2, (hoofdelijk) veroordeelt om binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, alle goederen uit de [nummer unit] van [bedrijf] [vestigingsplaats 2] te halen onder begeleiding van een deurwaarder of notaris die de aanwezige goederen inventariseert;
subsidiair:
ii) [Z] c.s., dan wel gedaagde sub 1, dan wel gedaagde sub 2 (hoofdelijk) veroordeelt om binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, de huurovereenkomst van de NVM met [bedrijf] [vestigingsplaats 2] ter zake van de [nummer unit] over te nemen onder begeleiding van een deurwaarder of notaris die de aanwezige goederen inventariseert;
primair en subsidiair:
iii) voor recht verklaart dat indien [Z] c.s., dan wel gedaagde sub 1, dan wel gedaagde sub 2 (hoofdelijk) niet voldoe(t)(n) aan het gevorderde onder i) dan wel ii), de NVM de goederen in de [nummer unit] van [bedrijf] [vestigingsplaats 2] mag vernietigen;
iv) [Z] c.s., dan wel gedaagde sub 1, dan wel gedaagde sub 2, (hoofdelijk) veroordeelt om de proceskosten te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis en - voor het geval dat voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor de voldoening;
v) [Z] c.s., dan wel gedaagde sub 1, dan wel gedaagde sub 2, (hoofdelijk) veroordeelt tot betaling van de nakosten ad € 157,00 zonder betekening, dan wel € 246,00 in het geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen nadat het vonnis is gewezen en - voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[Z] c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

4.1.
De NVM heeft gesteld dat zij de goederen op 4 december 2015 op grond van zaakwaarneming heeft laten opslaan in een opslagunit van [bedrijf] omdat niemand - noch de NVM, noch [Z] c.s., noch (oud)cliënten van [Z] c.s. - erbij was gebaat dat deze goederen op straat kwamen te staan om vervolgens door de gemeente te worden afgevoerd naar de gemeentelijke stort. Ondanks vele verzoeken van de zijde van de NVM heeft [Z] c.s. de goederen echter niet opgehaald. Op grond van artikel 6:199 lid 1 BW kan volgens de NVM redelijkerwijze niet langer van haar worden verlangd om de zaakwaarneming nog langer voort te zetten.
4.2.
Anders dan [Z] c.s. heeft betoogd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de NVM een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering. De door de NVM gemaakte kosten - de huurprijs van de opslagunit - lopen iedere maand op, terwijl [Z] c.s. zich op het standpunt stelt dat zij niet gehouden is deze kosten aan de NVM te vergoeden. Hoewel er reeds geschilpunten tussen partijen aanwezig waren, is de situatie bovendien geëscaleerd nadat de NVM aan [Z] c.s. te kennen had gegeven dat zij tot vernietiging van de goederen zal overgaan indien [Z] c.s. deze niet op korte termijn komt halen. [Z] c.s. heeft hierop aangifte jegens de NVM gedaan wegens verduistering en zij heeft bovendien negatieve berichten over de NVM op Facebook gezet. Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter het treffen van een voorlopige maatregel geïndiceerd.
4.3.
Vaststaat dat de goederen die in opdracht van NVM in de opslagunit te [vestigingsplaats 2] zijn geplaatst en zich daar nog steeds bevinden, in eigendom toebehoren aan [Z] c.s. [Z] c.s. heeft ter zitting gesteld dat zij ook belang heeft bij deze goederen, onder meer om een claim die zij voornemens is tegen de NVM in te stellen, te kunnen onderbouwen. Zij verzet zich dan ook tegen een vernietiging van deze goederen. Volgens [Z] c.s. is zij echter niet gehouden om de kosten die de NVM heeft gemaakt en nog steeds maakt aan de NVM te vergoeden omdat er volgens haar sprake is van "opgedrongen bemoeizucht" aan de zijde van de NVM. Volgens [Z] c.s. had de gemeente zich anders over haar goederen ontfermd. Omdat er geen redelijke grond was voor de NVM om in te grijpen, is er van zaakwaarneming volgens [Z] c.s. geen sprake.
4.4.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan het handelen van de NVM gelet op de door de NVM gestelde feiten, die onvoldoende door [Z] c.s. zijn betwist, worden aangemerkt als zaakwaarneming. De NVM heeft zich willens en wetens en op redelijke grond ingelaten met de behartiging van het belang van [Z] c.s., zonder daartoe aan een rechtshandeling of een elders in de wet geregelde rechtsverhouding te ontlenen, zoals in artikel 6:198 BW bedoeld. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan van de NVM niet langer gevergd worden dat zij de kosten van de opslag van de aan [Z] c.s. in eigendom toebehorende goederen nog langer (vooralsnog) voor haar rekening neemt. De primaire vordering die ertoe strekt dat [Z] c.s. (hoofdelijk) wordt veroordeeld om de goederen uit de opslagunit te halen acht de voorzieningenrechter dan ook toewijsbaar. [Z] c.s. heeft ook niet aangegeven om welke reden zij hiertoe niet gehouden zou zijn. Weliswaar heeft zij opgemerkt dat er destijds geen omschrijving door de deurwaarder heeft plaatsgevonden van de goederen - en beschuldigt zij de NVM thans van verduistering van goederen - maar zij betwist niet dat de opgeslagen goederen aan haar in eigendom toebehoren. Het al dan niet voortduren van de opslag van deze aan haar in eigendom toebehorende goederen (en het betalen van de kosten) door de NVM brengt voorts geen verandering in de omstandigheid dat destijds geen beschrijving is gemaakt, wat er verder ook zij van dit verweer van [Z] c.s. De voorzieningenrechter begrijpt uit hetgeen de advocaat van [Z] c.s. ter zitting heeft opgemerkt dat met name de kosten van een opslag door [Z] - die een AOW-uitkering geniet - een probleem zijn. Deze omstandigheid dient echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor rekening en risico van [Z] te komen omdat het goederen betreffen die aan haar in eigendom toebehoren. Voor wat betreft het al dan niet kunnen dragen van de kosten door [Z] Makelaardij B.V. is niets gesteld. Overigens doet dat er ook niet toe, zoals hiervoor al overwogen.
4.5.
De door de NVM gevorderde verklaring voor recht dat indien [Z] c.s. de goederen niet ophaalt, de NVM deze mag vernietigen, zal worden afgewezen. Een kort geding leent zich naar haar aard niet voor het toewijzen van een verklaring voor recht. Vernietiging van de goederen zou bovendien tot een onomkeerbaar gevolg leiden, terwijl niet duidelijk is wat er nu exact in de opgeslagen dozen zit.
4.6.
[Z] c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van de NVM worden vastgesteld op:
- griffierecht € 626,00
- salaris voor de advocaat
€ 980,00
Totaal € 1.606,00.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten thans al kunnen worden begroot. Deze nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing te melden.
4.7.
De gevorderde hoofdelijkheid zal worden afgewezen. De NVM heeft nagelaten om te stellen waarop zij deze hoofdelijkheid baseert.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [Z] c.s. om binnen tien werkdagen na betekening van dit vonnis alle goederen uit de [nummer unit] van [bedrijf] [vestigingsplaats 2] te halen onder begeleiding van een deurwaarder of notaris die de aanwezige goederen inventariseert;
5.2.
veroordeelt [Z] c.s. in de kosten van het geding, aan de zijde van de NVM tot op heden vastgesteld op € 1.606,00 en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [Z] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [Z] c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving van dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 89,00 aan salaris advocaat en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2018. [1]

Voetnoten

1.82.