Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 8 maart 2017 en de daarin genoemde stukken;
- de rolbeslissing van 5 april 2017 waarin de rechtbank heeft bepaald dat voorafgaand aan de comparitie van partijen die staat gepland op 25 september 2017 het nemen van een conclusie van repliek en dupliek niet is toegestaan;
- de brief van 31 juli 2017 betreffende het gezamenlijke verzoek van partijen voor een uitstel van de comparitie van partijen;
- de akte houdende vermeerdering van eis in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie alsmede overlegging nadere producties aan de zijde van RVG, ingekomen ter griffie op 21 december 2017;
- de brief van 1 februari 2018 tevens akte overlegging producties aan de zijde van de gemeente, waarin de gemeente aangeeft een comparitie van partijen in deze vorm niet opportuun te achten;
- de brief van 5 februari 2018 aan de zijde van RVG waarin RVG zich verzet tegen het verzoek van de gemeente;
- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 15 februari 2018 met daaraan gehecht de comparitieaantekeningen aan de zijde van de gemeente;
- de akte uitlating voortzetting procedure van 4 april 2018 aan de zijde van RVG;
- de brief van 11 april 2018 aan de zijde van de gemeente waarin de gemeente bezwaar maakt tegen het verzoek van RVG voor een termijnverlenging voor het indienen van de nadere conclusie na comparitie;
- de nadere conclusie na comparitie aan de zijde van de gemeente op de rol van 2 mei 2018;
- de nadere conclusie na comparitie aan de zijde van RVG op de rol van 27 juni 2018.
2.De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
RVG verwacht niet te kunnen tekenen namens alle eigenaren in het plangebied. Gemeente had inzet van haar instrumenten toegezegd. Naar aanleiding van de discussie wordt de feitelijke haalbaarheid van onteigening door de gemeente onderzocht (bouwplan).RVG is partij om schade fysiek te compenseren(…). Mocht onteigening tot de mogelijkheden behoren, dan wil de gemeente gevrijwaard worden van de kosten. De kosten die hiermee gepaard gaan zullen vallen onder de zogenaamde meerkosten / meerwerk. (…)".
2.Doel/toepasselijkheid van de overeenkomst/taken
10.Wanprestatie en faillissement
12.Gewijzigde omstandigheden
Indien de omstandigheden waaronder deze overeenkomst is gesloten onvoorzien zodanige wijzigingen ondergaan, dat overeenkomstig de bedoelingen van artikel 6:258 Burgerlijk Wetboek van partijen of van een der partijen in redelijkheid niet meer gevergd kan worden dat deze de overeenkomst ongewijzigd geheel of gedeeltelijk nakomt of deze de overeenkomst niet meer kan nakomen, heeft de meest gerede partij het recht om van de andere partij te verlangen dat tussen partijen een ontbindingsovereenkomst wordt gesloten.
13.Duur/Beëindiging overeenkomst
e-mail van 13 februari 2014 een persbericht overgelegd met als kop "Eén-plan-gedachte voor Centrum Eelde losgelaten".
3.De vorderingen en het verweer in conventie
1 december 2014 althans vanaf datum dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.
4.De vorderingen en het verweer in reconventie
primairin de zomer van 2013 zijn geëindigd;
subsidiairvoor recht te verklaren dat deze overeenkomsten zijn geëindigd door de vernietiging van het bestemmingsplan op 24 december 2013, bevestigd in de brief van de gemeente van 17 februari 2014;
meer subsidiairdat deze overeenkomsten door de Rechtbank Noord-Nederland bij vonnis in deze procedure worden beëindigd c.q. ontbonden per 24 december 2013, althans een in goede justitie te bepalen datum, op grond van een ernstige tekortkoming zijdens RVG, respectievelijk onvoorziene omstandigheden ex artikel 6:258 BW dan wel de beperkende en aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 BW;
primair / subsidiair als meer subsidiairmet veroordeling van RVG tot vergoeding van de schade die de gemeente heeft geleden en nog zal lijden, nader op de maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf
23 december 2013 althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
€ 131,00, dit nasalaris te verhogen met € 68,00 indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan en betekening heeft plaatsgevonden, met de bepaling dat indien de proceskosten niet binnen veertien dagen na vonnis zijn voldaan, RVG eveneens de wettelijke rente over de proceskosten is verschuldigd.
5.De beoordeling in conventie en in reconventie
"Schade"nader ingaan.
"Duur van de samenwerkingsovereenkomsten"volgt zij de gemeente niet in haar stellingen dat de SOK al in augustus/september 2013 is geëindigd en/of de overeenkomsten tussen partijen zijn uitgewerkt door de vernietiging van het bestemmingsplan. Na vernietiging van het bestemmingsplan, golden de samenwerkingsovereenkomsten tussen partijen nog onverkort, zoals ook staat in de schriftelijke verklaringen van [Z.] en [G.] . Tot aan de opzegging van de overeenkomsten bij brief van 17 februari 2014 was de gemeente aan de samenwerkingsovereenkomsten gebonden. Gesteld noch gebleken is dat de gemeente in de periode tussen het overleg op 16 januari 2014 en 17 februari 2014 haar verplichtingen uit deze overeenkomsten niet is nagekomen en RVG daardoor schade heeft geleden. Evenmin kan uit de stellingen van RVG over hetgeen is afgesproken op 16 januari 2014 worden afgeleid dat zodanig harde afspraken zijn gemaakt dat de gemeente de overeenkomsten niet meer op 17 februari 2014 naar eisen van redelijkheid en billijkheid mocht opzeggen.
Duur overeenkomsten"is overwogen, mocht de gemeente bij brief van 17 februari 2014 de samenwerking opzeggen. Na die tijd golden de verplichtingen uit de samenwerkingsovereenkomsten niet meer.
Ook ten aanzien van de onderhandelingen met Ballast Nedam en NWV, is niet gebleken dat RVG de gemeente niet of niet juist heeft geïnformeerd. Toen de gemeente de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 oktober 2013 berichtte dat er overeenstemming was tussen RVG en NWV, wist zij dat er slechts sprake was van een voorwaardelijke overeenstemming en dat de koopovereenkomst nog niet was getekend.