ECLI:NL:RBNNE:2018:4440

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
18/840041-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot diefstal en poging tot afpersing door minderjarige verdachte

Op 2 november 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, en een poging tot afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 januari 2018 samen met een medeverdachte heeft geprobeerd een woning binnen te dringen met het oogmerk van diefstal, waarbij de medeverdachte de aangeefster met een mes heeft bedreigd. De verdachte heeft de medeverdachte informatie verschaft over de woning en heeft op de uitkijk gestaan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht, maar wel medeplichtig was aan de poging tot diefstal.

Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 17 tot 19 februari 2018 via Facebook Messenger dreigende berichten gestuurd naar de aangevers, waarin zij hen dwong tot afgifte van geld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en 6 maanden voorwaardelijke jeugddetentie met een proeftijd van twee jaar, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840041-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 november 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van 19 oktober 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zij op of omstreeks 20 januari 2018 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg
te nemen, geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s),
(- zakelijk weergegeven -) bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben aangebeld en/of onder het voorwendsel de buurjongen te zijn, na
het openen van de voordeur, die woning is/zijn binnengedrongen,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte, en/of haar
mededader(s), die [slachtoffer 1] naar achteren (de hal in) heeft/hebben gedrukt
en/of gedrongen en/of een (op een) mes (gelijkend (scherp en/of puntig)
voorwerp), in de richting van die [slachtoffer 1] en/of ten overstaan van die [slachtoffer 1]
dreigend omhoog, heeft/hebben gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 20 januari 2018 te Groningen, ter uitvoering van het
door hem voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
(- zakelijk weergegeven -) bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1]
heeft aangebeld en/of onder het voorwendsel de buurjongen te zijn, na het
openen van de voordeur, die woning is binnengedrongen,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1]
naar achteren (de hal in) heeft gedrukt en/of gedrongen en/of een
(op een) mes (gelijkend (scherp en/of puntig) voorwerp), in de richting van
die [slachtoffer 1] en/of ten overstaan van die [slachtoffer 1] dreigend omhoog,
heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in/op of omstreeks (20)
januari 2018 te Groningen en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door die [medeverdachte] aan te geven dat bij (of op het adres van) die [slachtoffer 1]
veel geld viel te halen en/of door op de uitkijk te gaan staan;
2. zij op of omstreeks 20 januari 2018 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s),
(- zakelijk weergegeven -) bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben aangebeld en/of onder het voorwendsel de buurjongen te zijn, na
het openen van de voordeur, die woning is/zijn binnengedrongen, en/of die [slachtoffer 1]
naar achteren (de hal in) heeft/hebben gedrukt en/of gedrongen en/of
een (op een) mes (gelijkend (scherp en/of puntig) voorwerp), in de richting
van die [slachtoffer 1] en/of ten overstaan van die [slachtoffer 1] dreigend omhoog,
heeft/hebben gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] op of omstreeks 20 januari 2018 te Groningen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren),
in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
(- zakelijk weergegeven -) bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1]
heeft aangebeld en/of onder het voorwendsel de buurjongen te zijn, na het
openen van de voordeur, die woning is binnengedrongen, en/of die [slachtoffer 1]
naar achteren (de hal in) heeft gedrukt en/of gedrongen en/of een (op een) mes
(gelijkend (scherp en/of puntig) voorwerp), in de richting van die [slachtoffer 1]
en/of ten overstaan van die [slachtoffer 1] dreigend omhoog, heeft
gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in/op of omstreeks (20)
januari 2018 te Groningen en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door die [medeverdachte] aan te geven dat bij (of op het adres van) die [slachtoffer 1]
veel geld viel te halen en/of door op de uitkijk te gaan staan;
3. zij in of omstreeks de periode van 17 februari 2018 tot en met 19 februari
2018 te Groningen (meermalen) ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
(telkens) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
via facebook messenger diverse chatberichten heeft verzonden (onder de naam
[naam 1] ) aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of (daarbij) aan die [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 1] heeft toegevoegd (- zakelijk weergegeven -) dat een
envelop met geld op een nader te vermelden lokatie in de (achter)tuin (onder
een steen) moest worden gelegd en/of dat anders een (bak)steen door de ruit
wordt gegooid en/of het huis en/of de auto in de brand wordt gestoken en/of
die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] kapot en/of dood wordt/worden gemaakt en/of
geschoten en/of gestoken en/of de keel wordt/worden doorgesneden en/of die [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 1] wordt/worden vermoord en/of waarbij door verdachte een
emoticon van een pistool/vuurwapen werd bijgevoegd/toegezonden, dan wel een of
meerdere woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. zij in of omstreeks de periode van 20 februari 2018 tot en met 23 februari
2018 te Groningen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte (onder de naam [naam 1] ) door middel
van diverse chatberichten via facebook messenger aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
heeft toegevoegd (- zakelijk weergegeven -) dat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
kogels door de kop zouden krijgen en/of dat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]
de keel zou(den) worden doorgesneden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair en 4 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier geconcludeerd dat het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair , 2 subsidiair en 4 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de raadsman er op gewezen dat het enige bewijs voor de betrokkenheid van verdachte bestaat uit de belastende verklaring van de medeverdachte en de verklaring van getuige [getuige 1] . De medeverdachte heeft in eerste instantie herhaaldelijk verklaard dat hij het feit alleen heeft gepleegd. Pas na doorvragen van de politie verklaart de medeverdachte het feit samen met verdachte gepleegd te hebben. Voor de verklaring van getuige [getuige 1] ontbreekt onderliggend steunbewijs. Tegenover deze verklaringen staat de verklaring van de neutrale getuige [getuige 2]. Zij bevestigt dat verdachte op het moment van de diefstal met geweld bij haar heeft opgepast. Deze verklaring maakt het onwaarschijnlijk dat verdachte feitelijk bij de overval betrokken is geweest. De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat evenmin en om dezelfde redenen niet bewezen kan worden dat verdachte op de uitkijk stond of op het moment van de overval bij de woning aanwezig was. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte inlichtingen heeft verschaft aan de medeverdachte over de woning en het daar mogelijk aanwezige geld, nu de medeverdachte aanvankelijk verklaard heeft dat hij de informatie heeft verkregen van een vrouw, en pas later verklaart dat deze informatie afkomstig is van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair en 4 ten laste gelegde.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zelf uitvoeringshandelingen heeft verricht bij de mislukte woningoverval en dat evenmin kan worden bewezen dat haar verdere rol daarbij van zodanig gewicht is geweest dat van medeplegen kan worden gesproken. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de overval, maar deze gedragingen liggen in de sfeer van de medeplichtigheid, zoals hieronder nader zal worden overwogen. Het voorgaande betekent dat de rechtbank verdachte van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde vrijspreekt.
De rechtbank stelt verder vast dat uit de feitelijke gang van zaken, zoals die uit het dossier blijkt, niet kan worden afgeleid dat gepoogd is om het slachtoffer te dwingen tot de afgifte van enig goed, zodat van afpersing hoe dan ook geen sprake is geweest. Dat betekent dat het onder 2 ten laste gelegde ook in de subsidiaire vorm niet bewezen kan worden.
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, het onder 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank stelt vast dat de politie in deze zaak de regie heeft overgenomen, vanaf het moment dat aangever zijn computer aan de politie ter beschikking had gesteld. Alle berichten die verdachte vanaf dat moment naar die computer stuurde hebben louter de politie bereikt en niet aangevers. Dat brengt mee dat verdachte vanaf toen de aangevers niet meer door middel van bedreigende berichten heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van €80,-. Niet wettig en overtuigend kan daarom worden bewezen dat er sprake is van een voltooide afpersing.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
T.a.v. onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 januari 2018, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018017774 d.d. 15 april 2018 inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 20 januari 2018 was ik thuis aan de [straatnaam] te Groningen. Diegene die voor de deur stond gaf aan: het is de buurjongen. Ik werd meteen naar binnen gedrukt de hal in, de jongen die voor de deur stond drong naar binnen. Hij had een mes in zijn rechterhand, deze hield hij langs zijn lichaam. Ik liep achteruit verder de hal in, de jongen begon te roepen; Naar binnen! Naar binnen, de kamer in! Ondertussen hief hij zijn rechterhand met het mes omhoog en hield deze dreigend omhoog. Het mes was best groot. De jongen schrok waarschijnlijk en droop af.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 15 maart 2018, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
We zijn samen naar de woning gegaan. [verdachte] stond op de uitkijk toen ik dat deed. Zij stond in de bosjes. [verdachte] zei tegen mij ik weet waar er geld valt te halen. Zij zei zullen wij dit samen doen want dan kan ik een boete betalen. Zij zei ga jij eerst maar naar binnen want mij kennen ze denk ik.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 maart 2018, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik kreeg een snapchat van [verdachte] en daar stond in dat ze een inbraak hadden gepleegd. Toen [medeverdachte] terug kwam van het weglopen zei [medeverdachte] dat ze een overval hadden gezet. Ik heb via snapchat contact opgenomen met [verdachte] waar ze mee bezig waren. [verdachte] zei dat het niet gelukt was en dat [medeverdachte] een mes bij zich had gehad en dat [verdachte] alleen op de uitkijk had gestaan. Ik kreeg een foto van [medeverdachte] en [verdachte] samen met de tekst 'overval gepleegd' of zoiets.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 maart 2018, opgenomen op pagina 9 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 14 maart 2018 heb ik, verbalisant, gesproken met [getuige 3] . Dit betreft de moeder van [verdachte] . Volgens [getuige 3] is verdachte [medeverdachte] helemaal niet bekend met mensen in de wijk. Zij vindt het zeer toevallig dat juist deze mensen zijn overvallen. Helemaal gezien de relatie tussen [verdachte] en de bewoners van [straatnaam] . En de relatie tussen [verdachte] en verdachte [medeverdachte] .
De door verdachte op de terechtzitting van 19 oktober 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ken aangevers. Ik kwam vroeger heel vaak bij hen thuis.
De rechtbank overweegt in aanvulling op de bovengenoemde bewijsmiddelen als volgt. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van de medeverdachte niet geloofwaardig is, nu de medeverdachte niet direct, maar pas na herhaaldelijk doorvragen door de politie heeft verklaard dat hij het feit met verdachte heeft gepleegd. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank ziet in de inhoud van het dossier geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid van de verklaring van de medeverdachte twijfelen. De medeverdachte heeft uiteindelijk een redelijk gedetailleerde verklaring afgelegd bij de politie die belastend is geweest voor zowel hemzelf als voor verdachte. Dat de medeverdachte in eerste instantie heeft verklaard het feit alleen gepleegd te hebben, en pas na doorvragen de naam heeft genoemd van verdachte, doet hier niet aan af. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van de medeverdachte bovendien op verschillende punten steun in de andere door de rechtbank gehanteerde bewijsmiddelen, zoals de verklaring van getuige [getuige 1] , maar ook in het gegeven dat de medeverdachte de aangeefster niet kende en verdachte wel. De rechtbank zal daarom de verklaring van de medeverdachte als uitgangspunt nemen bij de vaststelling van wat er die avond is gebeurd.
Uit deze verklaring volgt dat verdachte degene is geweest die de medeverdachte heeft verteld dat er in deze woning geld te halen viel en dat zij met hem is meegegaan naar deze woning, waar zij op de uitkijk stond terwijl de medeverdachte (op haar aandringen) als eerste naar binnen ging om te voorkomen dat zij door de aangeefster herkend zou worden. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplichtigheid, in de zin van het verschaffen van inlichtingen en van opzettelijke behulpzaamheid bij het gepleegde misdrijf. De rechtbank acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
T.a.v. het onder 3 ten laste gelegde
De door verdachte op de terechtzitting van 19 oktober 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb die berichten gestuurd, als [naam 1] .
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 110 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018042600 d.d. 15 april 2018 inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] , mede namens [slachtoffer 1] :
Op 19 februari 2018 omstreeks 22:30 uur opende ik mijn facebookaccount en zag dat ik via facebookmessenger een bericht had ontvangen. Ik zag dat ik berichten had van iemand die zichzelf [naam 1] noemt. In deze berichten werden mijn vrouw, [slachtoffer 1] , en ik gedwongen tot afgifte van geld. Als wij dit niet zouden doen zouden wij doodgemaakt worden. Er is dan een foto bijgevoegd van de locatie waar ik deze envelop neer moet leggen. Dit is een foto van mijn tuin. Als ik dit niet zou doen zou er diezelfde avond een baksteen door mijn ruit vliegen en steken ze mijn auto in de fik. Zou er daarna nog niets liggen zouden ze ons de keel door snijden. Vervolgens krijg ik een foto van mijn garagebox met de tekst eronder je auto gaat straks in de fik. Maar we kregen nog een kans om het geld om 18:30 uur klaar te leggen op de eerder genoemde locatie. Als ik dit niet deed zou ik doodgaan. Er stond in het bericht een emoticon van een pistool. Het laatste bericht is gestuurd op 19 februari om 22:39 uur hierin staat: Ik blijf de hele nacht totdat jullie uit huis komen en dan krijgen jullie 2 kogels door jullie kop".
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 april 2018, opgenomen op pagina 148 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant met betrekking tot een overzicht van de via Facebook Messenger verstuurde berichten:
[naam 1] : Mevrouw, ik heb een poging gedaan om u te overvallen maar u had geluk want ik was al weg maar ik heb meerdere plannen met u en u man als u vanavond in een witte envelop 80 euro stopt en die bij u tuinhekje neerlegt klokslag 16: 00 uur gebeurt er niks anders gooi ik vannacht een baksteen door u raam ligt het er dan weer niet gooi ik in de nachtbenzine door u brievenbus en steek ik het aan dus let op wat u doet want ik maak jullie kapot.
[naam 1] : Als je niet om 18:00 uur een envelop met 80 euro hij je tuinhekje neer legt steek ik jullie huis in de fix. Doe je het wel dan gebeurt er niks.
[naam 1] : En al je de politie belt schiet ik jullie dood. Dus zorg dat het er ligt. Ik maak geen grapjes.
[naam 1] : Als u ervoor zorgt dat er om stipt 18:00 uur een envelop met geld bij u hekje ligt laat ik u voortaan met rust en gebeurt er niks met jullie. En doe je gordijnen dicht als ik je zei staan bij het raam dan kom ik binnen. Als u op de bank gaat zitten en niet naar u achtertuin kijkt en voor u hekje een envelop ligt met 80 euro erin is het klaar en laat ik jullie mrt rust.
[slachtoffer 1] : Ik ben blut.
[naam 1] : Als er geen geld ligt zometeen steek ik vannacht u huis in de brand. Geloof mij maar. U krijgt elke zaterdag geld. Dus als het er niet ligt heb u een probleem u eigen keus.
[naam 1] : U eigen keus dit vanavond gaat u huis in de fik
[naam 1] : Weet u wat ik geef u nog kans leg het om 19:30 uur daar neer en ik doe niks. En doe je gordijnen dicht. Als je dit doet gebeurt er niks anders kom ik binnen en schiet jullie kapot. Legt u het neer of niet. Nu zeggen maak geen grapjes met mij. Leg 80 euro neer en ik laat u met rust. Geloof me ik schiet jullie kapot. Als je dit niet doet. Doe het in een
envelop. Doe je dit niet kom ik binnen bij jullie en mishandel ik jullie en schiet jullie kapot. Doe je gordijnen dicht en stop het geld in een envelop of iets leg het voor je hekje in de achtertuin om 19:30 uur. Ligt het er dan laat ik jullie meteen met rust en gebeurt jullie niks. Ligt het er niet schiet ik jullie kapot en geloof me ik doe het. en dan pak ik alles uit jullie huis. Het is jou keus. Leg het geld neer en er gebeurt niks ligt het er nog om 19:30 kom
ik binnen. Legt u het neer of niet. Nu zeggen. Wat gaat u doen? Gaat u het neerleggen maak geen grappen met mij als jet er niet om 19:30 ligt breek ik u raam en kom ik binnen en vermoord u. Dus zou het maar neerleggen. En gordijnen dicht doen. Leg het voor het tuinhekje. Opschieten ik geef je nog kans. Leg het neer om 19:30? Anders kom ik met dit
* Er wordt een afbeelding van een vuurwapen meegezonden. Dus leg het neer en spaar je leven en het gaat je leven kosten.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2018, opgenomen op pagina 134 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op vrijdag 16 maart 2018 werd door mij, verbalisant, een onderzoek ingesteld naar de gegevens, afkomstig van de in beslag genomen telefoon van de verdachte [verdachte] . Hieruit bleek het volgende:
  • Afbeelding van een brandgang: deze is identiek aan de afbeelding van de brandgang waar het geld neergelegd moest worden en welke door de dader naar de aangever is gezonden.
  • Afbeelding wapen: de afbeelding van de wapen betrof een afbeelding grotendeels gelijk aan de afbeelding van een wapen welke, kennelijk om de bedreiging kracht bij te zetten, aan de aangever was gezonden.
  • Afbeelding vrouw: Deze afbeelding werd door mij, verbalisant, herkend als zijnde een afbeelding welke als profielfoto bij Facebook Messenger werd gebruikt door [naam 2] .
  • Afbeelding garageboxen: Ik herkende deze afbeelding als zijnde een afbeelding welke naar de aangever was gezonden, kennelijk om de bedreiging kracht bij te zetten. Op de afbeelding is de garagebox van de aangever te zien.
De rechtbank overweegt aanvullend op de bovengenoemde bewijsmiddelen dat zij op geen enkele wijze aannemelijk acht dat één van de aangevers, de heer [slachtoffer 2] , op wat voor wijze dan ook betrokken zou zijn geweest bij de afpersing. Deze stelling van verdachte laat zich niet rijmen met de gang van zaken en is ook overigens volstrekt ongeloofwaardig.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. [medeverdachte] op 20 januari 2018 te Groningen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), toebehorende aan [slachtoffer 1] , (- zakelijk weergegeven -) bij de voordeur van de woning van die [slachtoffer 1] heeft aangebeld en onder het voorwendsel de buurjongen te zijn, na het openen van de voordeur, die woning is binnengedrongen, welke poging tot diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [slachtoffer 1] naar achteren (de hal in) heeft gedrongen en een mes in de richting van die [slachtoffer 1] en ten overstaan van die [slachtoffer 1] dreigend omhoog, heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en bij het plegen van welk misdrijf verdachte omstreeks 20 januari 2018 te Groningen opzettelijk inlichtingen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte] aan te geven dat bij die [slachtoffer 1] veel geld viel te halen en door op de uitkijk te gaan staan.
3. zij in de periode van 17 februari 2018 tot en met 19 februari 2018 te Groningen meermalen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld telkens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
, via facebook messenger diverse chatberichten heeft verzonden (onder de naam
[naam 1] ) aan die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en aan die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft toegevoegd (- zakelijk weergegeven -) dat een envelop met geld op een nader te vermelden locatie in de (achter)tuin (onder een steen) moest worden gelegd en dat anders een (bak)steen door de ruit wordt gegooid en het huis en de auto in de brand wordt gestoken en die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] kapot en dood worden gemaakt en geschoten en gestoken en de keel worden doorgesneden en die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] worden vermoord en waarbij door verdachte een
emoticon van een pistool/vuurwapen werd bijgevoegd/toegezonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1 subsidiair medeplichtigheid aan poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken

3 poging tot afpersing

Deze feiten strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 120 uren gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om geen voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, maar in plaats daarvan een langere taakstraf waarvan een deel voorwaardelijk, bijvoorbeeld een taakstraf voor de duur van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, zoals ook door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd en gelet op het feit dat verdachte first offender is en de goede weg is ingeslagen. De raadsman heeft aangegeven dat de verdediging kan instemmen met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een mislukte woningoverval, door haar medeverdachte te vertellen dat er in deze woning geld te halen viel en door op de uitkijk te staan. Bij de beroving is aangeefster door de medeverdachte bedreigd met een mes. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van een dergelijke gewelddadige beroving daar nog lang last van kunnen hebben. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij aan zo’n ernstig misdrijf heeft meegewerkt. Al helemaal omdat zij het slachtoffer goed kende en daar al jarenlang over de vloer kwam.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Zij heeft via Facebook Messenger verschillende hele dreigende berichten verstuurd aan de aangevers, van wie er één nota bene ook al het slachtoffer was geweest van de mislukte woningoverval, in de hoop om zo geld van hen los te krijgen. In plaats van dit eerlijk op te biechten heeft verdachte ook nog eens het andere slachtoffer ervan beschuldigd dat hij eigenlijk degene was die het plan had bedacht. Daar komt bij dat, hoewel verdachte zich in de bewezen verklaarde periode heeft kunnen bedenken, zij toch telkens is doorgegaan met de afpersing.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van ernstige feiten, zij schokken de rechtsorde en dragen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Een flinke straf is dus op zijn plaats. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat zij nooit eerder is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 oktober 2018. Uit dit advies komt naar voren dat er nogal wat zorgen zijn over verdachte, vooral als het gaat om haar houding en agressie. De Raad heeft geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen en om daar verschillende bijzondere voorwaarden aan te koppelen. Volgens de Raad hoeft deze voorwaardelijke straf geen jeugddetentie te zijn, omdat verdachte niet eerder is veroordeeld en bovendien inmiddels een positieve ontwikkeling laat zijn. De rechtbank begrijpt dit advies, maar zal hier toch van afwijken. De rechtbank is van oordeel dat het vanwege de ernst van de feiten nodig is om verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, om haar duidelijk te maken hoe erg het is wat zij gedaan heeft. Voor de rest zal de rechtbank het advies van de Raad overnemen.
Dit alles betekent dat aan verdachte een werkstraf en een deels voorwaardelijke jeugddetentie zal worden opgelegd, met de bijzondere voorwaarden die de Raad in het adviesrapport genoemd heeft.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 48, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair en 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze jeugddetentie,
6 maanden,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde meewerkt aan onderzoek naar trauma/hechtingsproblemen en waar nodig behandeling accepteert;
- dat veroordeelde meewerkt aan een TACt of een andere door de jeugdreclassering noodzakelijke geachte gedragsinterventie;
- dat veroordeelde onderwijs volgt tot het behalen van een startkwalificatie;
- dat veroordeelde verboden wordt verdovende middelen of alcohol te gebruiken en haar wordt verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek,
waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, locatie Groningen, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door J. van Bruggen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 november 2018.
Mr. M.A.A. van Capelle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.