Op 31 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 23 juli 2017 in de gemeente Emmen, waar de verdachte, in vereniging met anderen, het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toebracht. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen tegen het hoofd geslagen en geschopt, wat resulteerde in een gebroken neus, een gebroken oogkas en gekneusde ribben. Tijdens de zitting op 17 oktober 2018 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. Y. van Maarwijck, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H. Mous.
De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde, namelijk de poging tot doodslag, niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit onderdeel van de aanklacht, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk zware mishandeling, wel bewezen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en de letselrapportage. De verdachte had het slachtoffer mishandeld tijdens een drukbezocht evenement, wat de ernst van de zaak vergrootte.
In de strafmotivering hield de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen met een proeftijd van één jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die een blanco strafblad had en goed had meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden, een lage kans op recidive had. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. M.A.M. Wolters.