ECLI:NL:RBNNE:2018:4394

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
18/830160-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders en geldboete wegens vermogens- en verkeersdelicten

Op 31 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diverse vermogens- en verkeersdelicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 350,- wegens overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om naast de ISD-maatregel ook een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, omdat dit in dit geval geen meerwaarde zou hebben.

De zaak betreft meerdere feiten, waaronder diefstal van goederen uit een winkel en het rijden onder invloed van drugs. De verdachte heeft op 12 augustus 2018 een sandwich en drank gestolen uit een winkel in Groningen. Op 13 maart 2018 heeft hij een auto gestolen, waarbij hij gebruik maakte van een valse sleutel. Op 17 maart 2018 bestuurde hij een auto terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en had hij drugs in zijn bezit. De rechtbank heeft de verdachte op basis van de bewijsvoering en zijn eerdere strafblad als een recidivist aangemerkt, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om de ISD-maatregel op te leggen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een ISD-maatregel en een geldboete had geëist. De verdediging pleitte voor een psychologisch onderzoek, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet nodig was. De verdachte is van het overige ten laste gelegde vrijgesproken, omdat de rechtbank niet overtuigd was van de bewijsvoering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830160-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/033729-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te Leeuwarden in de PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.M. Rietveldt, advocaat te Hoogezand. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Heus.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/830160-18
feit 1
primair
hij op of omstreeks 12 augustus 2018 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een sandwich en/of bier en/of sap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij] , vestiging [straatnaam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
subsidiair
hij op of omstreeks 12 augustus 2018 te Groningen opzettelijk een sandwich en/of bier en/of sap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 2
primair
hij op of omstreeks 13 maart 2018, te Hoogeveen, in de gemeente Hoogeveen, een (personen)auto (merk Opel, type Astra, voorzien van het kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers had verdachte de sleutel van deze auto van een kastje meegenomen of had verdachte de sleutel onder zich om de auto af te sluiten;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2018 tot en met 17 maart 2018, te Hoogeveen en/of te Groningen, in elk geval in het arrondissement Noord Nederland, opzettelijk een (personen)auto (merk Opel, type Astra, voorzien van het kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als geleend goed, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 3
hij op of omstreeks 17 maart 2018, te Groningen, in de gemeente Groningen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Zonnelaan, als bestuurder een motorrijtuig,
(personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
feit 4
hij op of omstreeks 17 maart 2018, te Groningen, in de gemeente Groningen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,40 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of ongeveer 2,91 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer (in totaal) 14,45 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde cocaine en/of MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
parketnummer 18/033729-18
feit 1
hij op of omstreeks 30 april 2017 te Groningen, in de gemeente Groningen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van (een) stof(fen), te weten amfetamine en/of cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk
besturen in staat moest worden geacht;
feit 2
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Groningen, in de gemeente Groningen, op/aan de Noorderhaven, op of omstreeks 30 april 2017de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs
moest vermoeden, aan een ander (te weten aan [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht;
feit 3
hij op of omstreeks 30 april 2017 te Groningen, in de gemeente Groningen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer
categorieën van motorrijtuigen, te weten B en C, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of
categorieën was afgegeven, op de weg, de Noorderhaven, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
feit 4
hij op of omstreeks 30 april 2017 te Groningen, in de gemeente Groningen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede heeft gereden op de weg, de Noorderhaven, en toen, in plaats van op normale en veilige wijze de rijbaan van die weg te (blijven) volgen, naar links is gereden of uitgeweken, waarbij hij, verdachte, tegen (de flank van) een aan de linkerzijde van de rijbaan van die weg geparkeerd staand motorrijtuig is aangereden of opgebotst en (vervolgens) tegen een tweede, op diezelfde parkeerstrook achter dat eerste voertuig geparkeerd staande motorrijtuig is aangereden of opgebotst, tengevolge, althans mede tengevolge waarvan dat tweede geparkeerde motorrijtuig (met kracht) tegen een derde, daarvoor op die parkeerstrook staande motorrijtuig is geduwd, door welke gedraging(en) van
verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Beoordeling van het bewijs

parketnummer 18/830160-18
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 2 primair ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde gevorderd.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de bezitter van de auto, [slachtoffer 1] , via WhatsApp aan verdachte heeft verklaard dat hij geen toestemming voor het meenemen van zijn auto heeft gegeven. Vast staat dat deze berichten zijn verstuurd nadat verdachte de auto heeft meegenomen en voordat verdachte is aangehouden. Het was verdachte dus duidelijk dat hij ten tijde van de aanhouding op 17 maart 2018 geen toestemming had om de auto onder zich te hebben. Daarmee kan de verduistering van de auto wettig en overtuigend worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de feiten 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Ten aanzien van feit 2 primair heeft de raadsman aangevoerd dat het standpunt van de officier van justitie, dat moet worden vrijgesproken, kan worden gevolgd.
Oordeel van de rechtbank
feiten 1, 3, 4
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
feit 1
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 oktober 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 augustus 2018, opgenomen op pagina 17 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
PL0100-2018212921 d.d. 14 augustus 2018, inhoudende de verklaring van [getuige 1].
feit 3
1. de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 17 maart 2018, opgenomen op pagina 12 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018064940 d.d. 17 april 2018, inhoudende de relatering van verbalisanten.
feit 4
1. de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 oktober 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 17 maart 2018, opgenomen op pagina 12 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten.
feit 2
Anders dan de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 primair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 oktober 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb op 13 maart 2018 de autosleutels en de auto van [slachtoffer 1] meegenomen. Ik nam de auto mee omdat ik spullen moest verhuizen. Nadat ik klaar was met het verhuizen ben ik de auto blijven gebruiken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2018, opgenomen op pagina 10 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering:
Op 13 maart 2018 deed [slachtoffer 1] een melding. Zijn autosleutels en auto waren verdwenen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 maart 2018, opgenomen op pagina 7 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 12 maart 2018 heb ik de autosleutels op een kastje in de gang van mijn woning te Hoogeveen gelegd. Op 13 maart 2018 om 10.00 uur kwam [verdachte] bij mij langs. Om 12.00 uur is hij vertrokken. Om 13.15 uur merkte ik dat de autosleutels er niet meer lagen en ik zag dat de auto verdwenen was. Via Facebook ben ik erachter gekomen dat [verdachte] heet.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 maart 2018, opgenomen op pagina 43 van voornoemd dossier, inhoudende WhatsApp-verkeer van [slachtoffer 1] aan verdachte:
'Als je er zonder gedoe van af wil komen en niet met de politie te maken wil hebben dan wil ik hem ook nog wel ergens op komen halen.'
'En dat iemand vond dat hij het recht had mijn auto te stelen. En waarvan ik hoop dat hij niet in de gaten had wat de consequenties zouden zijn. Want ik ben eerlijk. Een grotere egoïst als jij [verdachte] . Bestaat er niet.'
'En diegene pakt mijn sleutel. En steelde mijn auto.'
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van verduistering maar van diefstal. Verdachte heeft erkend dat hij op 13 maart 2018 de autosleutels en de auto van [slachtoffer 1] heeft meegenomen. Dat hij daartoe geen toestemming had, blijkt uit het WhatsApp-verkeer tussen verdachte en [slachtoffer 1] . De melding van vermissing van de auto direct nadat de vermissing was geconstateerd door [slachtoffer 1] en de daaropvolgende aangifte van diefstal bevestigen dat verdachte geen toestemming had om de auto mee te nemen. Verdachte heeft ten overstaan van de politie wisselende verklaringen afgelegd over de wijze waarop de door hem gestelde toestemming door [slachtoffer 1] zou zijn verleend. Gelet op die inconsistentie in samenhang met bovenstaande acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij toestemming had om de auto te gebruiken niet aannemelijk. Nu verdachte de auto niet uit eigen beweging heeft geretourneerd aan [slachtoffer 1] , oordeelt de rechtbank dat verdachte het oogmerk had om zich deze toe te eigenen. De rechtbank acht de primair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
parketnummer 18/033729-18
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van hetgeen onder 2 aan verdachte ten laste is gelegd.
De officier van justitie heeft veroordeling van hetgeen onder 1, 3 en 4 aan verdachte ten laste is gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten gepleit, nuvolgens hem niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte als bestuurder heeft gereden.
Oordeel van de rechtbank
feit 2
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
feiten 1, 3 en 4
De rechtbank acht de feiten 1, 3 en 4 wel wettig en overtuigend bewezen en past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 17 oktober 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik zat ten tijde van het ongeval in die auto. Ik was met een vriend van me op pad. We hebben een krat bier gehaald. Ik had die avond amfetamine en cocaïne gebruikt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 30 april 2018, opgenomen op pagina 5 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017110560 d.d. 12 september 2018, inhoudende als relatering:
Wij zagen dat er op de bijrijdersstoel klein werkgereedschap lag in de vorm van een tang en een schroevendraaier.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 april 2018, opgenomen op pagina 11 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op 30 april 2017 hoorde ik, omstreeks 23:10 uur, een harde klap. Ik keek hierop uit mijn raam naar buiten uitkijkend op de Noorderhaven te Groningen en zag dat een personenauto op geparkeerde voertuigen was gebotst. Ik zag hierbij niemand op de bijrijdersstoel zitten. Ik ben vervolgens naar beneden en naar buiten gelopen. Ik zag een blanke man bij het voertuig staan en zag dat hij een krat bier uit de auto haalde aan de bijrijderszijde en op de stoep zette. Op het moment dat ik na de klap uit mijn raam keek zag ik niemand buiten bij het voertuig staan en weglopen dan wel wegrennen van het voertuig.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 april 2018, opgenomen op pagina 13 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Op genoemde dag hoorde ik, omstreeks 23:10 uur, een harde knal. Ik keek hierop uit mijn raam naar buiten uitkijkend op de Noorderhaven te Groningen en zag dat een personenauto op geparkeerde voertuigen was gebotst. Ik zag vanuit mijn raam dat bij die auto de airbags uit waren gegaan aan de bestuurderskant en de bijrijderskant. Ik zag hierbij niemand op de bijrijdersstoel zitten. Ik ben vervolgens naar beneden en naar buiten gelopen. Ik zag een blanke man bij het voertuig staan. Ik zag dat hij een krat bier uit de auto haalde aan de bijrijderszijde en op de stoep zette. Ik kon niet zien of het krat op de bijrijdersstoel stond of op het vloer gedeelte. Maar duidelijk voor mij was dat het krat op een van genoemde plekken stond.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 april 2018, opgenomen op pagina 5 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Op genoemde dag hoorde ik, omstreeks 23:10 uur, een harde knal. Ik keek hierop uit mijn raam naar buiten uitkijkend op de Noorderhaven te Groningen en zag dat er een
personenauto op geparkeerde voertuigen was gebotst. Ik zag vanuit mijn raam dat bij die auto de airbags uit waren gegaan aan de bestuurderskant en de bijrijderskant. Ik zag hierbij niemand op de bijrijdersstoel zitten. Ik zag dat er twee handen de airbags aan het wegduwen waren. Ik ben vervolgens naar beneden en naar buiten gelopen. Ik zag een blanke man bij het voertuig staan. Ik zag dat hij een krat bier uit de auto haalde aan de bijrijderszijde en op de stoep zette.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Dat verdachte ten tijde van het ongeval aan de bijrijderskant zat en dat een ander heeft gereden, zoals door verdachte is aangevoerd, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt daartoe dat drie onafhankelijke getuigen hebben gezien dat kort na de botsing niemand op de bijrijdersstoel zat. Zij hebben verdachte gezien die bij de auto stond en een krat bier uit de bijrijderskant van de auto haalde. Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat gereedschap op de bijrijdersstoel lag. De rechtbank leidt daaruit af dat de ruimte aan de bijrijderszijde in beslag werd genomen door een krat bier en gereedschap. Dit maakt het niet aannemelijk dat verdachte op de bijrijdersstoel heeft gezeten ten tijde van het ongeval en laat voor de rechtbank geen andere mogelijkheid dan dat verdachte bestuurder van de auto was die het ongeval heeft veroorzaakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/830160-18
1
hij op 12 augustus 2018 te Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een sandwich en bier en sap, toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij] , vestiging [straatnaam] ,
2
hij op 13 maart 2018 te Hoogeveen, in de gemeente Hoogeveen, een personenauto (merk Opel, type Astra, voorzien van het kenteken [kenteken] ), toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers had verdachte de sleutel van deze auto van een kastje meegenomen;
3
hij op 17 maart 2018 te Groningen in de gemeente Groningen, terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Zonnelaan, als bestuurder een motorrijtuig,
(personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
4
hij op 17 maart 2018 te Groningen in de gemeente Groningen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,40 gram cocaïne en ongeveer 2,91 gram MDMA en ongeveer in totaal 14,45 gram amfetamine, zijnde cocaïne en MDMA en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
parketnummer 18/033729-18
1
hij op 30 april 2017 te Groningen in de gemeente Groningen als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van stoffen, te weten amfetamine en cocaïne, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
3
hij op 30 april 2017 te Groningen in de gemeente Groningen, terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten B en C, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Noorderhaven, als bestuurder een motorrijtuig (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
4
hij op 30 april 2017 te Groningen in de gemeente Groningen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede heeft gereden op de weg, de Noorderhaven, en toen, in plaats van op normale en veilige wijze de rijbaan van die weg te blijven volgen, naar links is gereden of uitgeweken, waarbij hij, verdachte, tegen de flank van een aan de linkerzijde van de rijbaan van die weg geparkeerd staand motorrijtuig is aangereden en vervolgens tegen een tweede, op diezelfde parkeerstrook achter dat eerste voertuig geparkeerd staande motorrijtuig is aangereden ten gevolge, waarvan dat tweede geparkeerde motorrijtuig met kracht tegen een derde, daarvoor op die parkeerstrook staande motorrijtuig is geduwd, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/820127-18
1. diefstal
2. diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van valse sleutels
3. overtreding van artikel 9, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994
4. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod
parketnummer 18/033729-18
1. overtreding van artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994
3. overtreding van artikel 9, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994
4. overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. Voor het onder parketnummer 033729-18 onder 1 ten laste gelegde dient verdachte te worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden. Voor het onder 4 ten laste gelegde dient verdachte te worden veroordeeld tot een geldboete van
€ 350,- te vervangen door 7 dagen hechtenis in het geval de boete niet wordt voldaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft er voor gepleit alsnog een psychologisch onderzoek te laten verrichten. Verdachte lijdt aan een psychische stoornis die mogelijk van invloed is geweest op het plegen van de delicten. Die stoornis moet worden vastgesteld alsook de mate waarin het feit als gevolg van die stoornis hem kan worden toegerekend. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van hetgeen ten laste is gelegd, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank voor zover het de gevorderde geldboete van € 350,- betreft. De gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid moet worden afgewezen, nu deze geen doel dient.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich in de periode april 2017 tot en met augustus 2018 schuldig gemaakt aan diverse strafbare feiten: vermogensdelicten en verkeersdelicten. Uit zijn omvangrijke strafblad blijkt dat hij zich in het verleden veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan een diversiteit aan strafbare feiten.
Uit het reclasseringsrapport dat over verdachte is opgemaakt blijkt dat hij jarenlang zwervend is geweest en kampt met verslavingsproblematiek.
De reclasseringstrajecten die in het verleden zijn ingezet zijn alle negatief afgerond. Hoewel verdachte zich telkens gemotiveerd toonde een klinisch of ambulant traject te doorlopen, kwam hij zijn afspraken keer op keer niet na en ging steeds opnieuw over tot het plegen van delicten. Verdachte is voorlopig gediagnostiseerd met ADHD, mogelijk PTSS, antisociaal gedrag, middelenafhankelijkheid en problemen met justitie. Gelet hierop acht de reclassering klinische behandeling aangewezen. Zij adviseert, gelet op de ervaringen in het verleden waarbij verdachte zijn afspraken niet nakwam, zijn beperkte vaardigheden en zijn problematiek, de oplegging van de ISD-maatregel.
De rechtbank ziet, anders dan de verdediging, geen noodzaak om het onderzoek te heropenen om een psychologisch onderzoek te gelasten alvorens de straf te bepalen. Hetgeen in het reclasseringsrapport is aangegeven omtrent de resultaten van de recent uitgevoerde verdiepingsdiagnostiek geeft daartoe, mede gelet op de aard van de bewezenverklaarde feiten, geen aanleiding. Nadere diagnostiek kan bovendien plaatsvinden in het kader van het ISD-traject.
De rechtbank is van oordeel dat de dwang van de ISD-maatregel nodig is om verdachte in behandeling te krijgen en te houden. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de ISD-maatregel is voldaan. Er is sprake van een bewezenverklaring voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Bovendien is gebleken dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld, terwijl de bewezen verklaarde feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. De rechtbank is verder van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte strafbare feiten zal blijven plegen als hij
niet gedwongen wordt mee te werken aan behandeling. De veiligheid van personen en goederen eist dan ook het opleggen van de ISD-maatregel.
Voor de bewezenverklaarde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 moet een aparte straf volgen. De geëiste geldboete van € 350,- acht de rechtbank passend en geboden.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om voor de overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 naast de ISD-maatregel nog een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen, nu daaraan in casu geen meerwaarde kan worden toegekend.

Inbeslaggenomen geldbedrag

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag, te weten € 100,-, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 63, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 5, 8 en 9 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

parketnummer 18/830160-18
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
parketnummer 18/033729-18
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor de onder parketnummer 18/830160-18 en 18/033729-18 onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Veroordeelt verdachte voor de onder parketnummer 18/033729-18 onder 4 bewezenverklaarde overtreding tot:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 350,-, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Gelast de teruggaveaan [verdachte] van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 100,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. M.B.W. Venema en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 oktober 2018.