ECLI:NL:RBNNE:2018:4392

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
18/830313-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijk in vereniging plegen van geweld, veroordeling voor huisvredebreuk en bedreiging met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verschillende geweldsdelicten, waaronder openlijk in vereniging geweld plegen, vernieling en poging tot zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlasteleggingen van openlijk in vereniging geweld plegen en vernieling, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte een significante bijdrage aan deze geweldpleging had geleverd. De rechtbank oordeelde dat de medeverdachte de enige was die daadwerkelijk geweld had gepleegd door een tegel door het raam te gooien, en dat de verdachte en de andere medeverdachte niet voldoende betrokken waren bij deze handelingen.

De rechtbank vond echter wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan huisvredebreuk en bedreiging. De verdachte had samen met anderen de woning van het slachtoffer betreden en daarbij dreigende uitspraken gedaan, zoals "pak een mes, ik steek hem hartstikke dood". De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 70 uur. Bij het bepalen van de straf hield de rechtbank rekening met de gezondheidsklachten van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen, ontvankelijk was voor begeleiding en behandeling, en dat het recidiverisico als laag/gemiddeld werd ingeschat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830313-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 oktober 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
A.
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, openlijk, te weten aan/nabij [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten woning [straatnaam] en/of een of meer ruiten en/of deuren en//of inventaris van die woningen door tegels/stenen door die ruiten te gooien en/of deur(en) in te trappen en/of (bier)flesjes kapot te gooien en/of die woning binnen te dringen, althans binnen te gaan en/of (kreten) te roepen en/of tegen een deur te duwen/trekken;
en/of
B.
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten en/of deuren en/of (deel) inventaris van woning [straatnaam] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
EN
C.
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning [straatnaam] bij [slachtoffer 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
2.
primair
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer personen genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet de woning [straatnaam] zijn binnengedrongen, althans binnengegaan, en/of (daarbij) dreigend heeft/hebben gezegd: "pak een mes, ik steek hem hartstikke dood" en/of "we hebben messen. we schieten hem dood. we hebben een balk", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (vervolgens) heeft/hebben getracht de deur (waarachter die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] zich bevond(en) open te drukken/forceren en/of een tegel/steen door het raam van die deur heeft/hebben gegooid en/of (vervolgens) met een balk(je)/stok/lat door het gat in dat raam heeft/hebben gezwaaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast,, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door de woning [straatnaam] binnen te dringen, althans binnen te gaan, en/of (daarbij) dreigend te roepen/zeggen: "pak een mes, ik steek hem hartstikke dood" en/of "we hebben messen. we schieten hem dood. we hebben een balk", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (vervolgens) trachten de deur (waarachter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevond(en) open te drukken/forceren en/of een tegel/steen door het raam van die deur te gooien en/of (vervolgens) met een balk(je)/stok/lat door het gat in dat raam te zwaaien en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bedreigde situatie te scheppen.
De rechtbank heeft ter onderscheiding de verschillende onderdelen van het onder 1 ten laste gelegde aangeduid met A, B en C. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 2 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat het opzet van verdachte en zijn medeverdachten gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1A, 1B, 1C, en 2 subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1A en 1B ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de stukken in het dossier volgt dat de drie verdachten - die boos, opgefokt en fors onder invloed van alcohol waren - gezamenlijk bij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn aangekomen. Het is weliswaar medeverdachte [medeverdachte 1] geweest die een tegel door het raam van de voordeur en een raam van de woonkamer heeft gegooid, maar verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] zijn hiervoor medeverantwoordelijk nu zij meteen na het ingooien van de ramen gelijktijdig met medeverdachte [medeverdachte 1] de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] binnen zijn gegaan. Daar komt bij dat alle verdachten handelingen hebben verricht. Ook ten aanzien van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging is sprake van medeplegen. Getuige [getuige 1] heeft medeverdachte [medeverdachte 1] buiten de woning horen zeggen 'we snijden zijn strot door'. Daarnaast heeft één van de omwonenden, [getuige 2] , een man in de tuin van [slachtoffer 1] zien staan die riep 'ik zal je doodmaken'. Het signalement dat [getuige 2] van deze man heeft gegeven, past ofwel bij verdachte ofwel bij medeverdachte [medeverdachte 2] . Vervolgens zijn alle drie de verdachten de woning binnengegaan, zodat zij allen medeverantwoordelijk zijn voor de uitlatingen die zijn gedaan en de handelingen die zijn verricht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1A, 1B en
2 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1C en
2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1A ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet is bewezen dat verdachte of één van de medeverdachten één of meer bierflesjes kapot heeft gegooid en het raam van de slaapkamerdeur heeft vernield, terwijl het vernielen van de slaapkamerdeur in de woning plaatsvond en dus niet in het openbaar. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft weliswaar twee ruiten van de woning [straatnaam] te Opende vernield, maar ten aanzien van deze handeling is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten. Van openlijke geweldpleging in vereniging is daarom geen sprake. Verdachte moet daarom ook van het onder 1B ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
vrijspraak
De rechtbank acht het onder 1A, 1B en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom van deze feiten worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Onder 1A is ten laste gelegd het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen goederen. Bij 'openlijk' geweld gaat het om geweldpleging die voor derden zichtbaar had kunnen zijn.
Van het 'in vereniging' plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt. De rechter zal moeten beoordelen of de door een verdachte geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Ten laste gelegd zijn meerdere handelingen. De rechtbank is van oordeel dat het deel van de geweldpleging dat in het openbaar heeft plaatsgevonden heeft bestaan uit het gooien van tegels door het raam van de voordeur en een raam van de woonkamer. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bekend dat hij degene is geweest die deze handelingen op eigen initiatief heeft gepleegd. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 2] hieraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van het in vereniging plegen van geweld. Ook met betrekking tot de onder 1B ten laste gelegde vernieling geldt dat geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Dit feit kan slechts medeverdachte [medeverdachte 1] worden toegerekend.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen dat het opzet van verdachte en zijn medeverdachten erop gericht was om [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
bewijsmiddelen
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1C en 2 subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 oktober 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was er op 27 augustus 2017 wel bij. Ik ben ook boven in de woning van [slachtoffer 1] geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2017, opgenomen op pagina 76 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017228577 d.d. 1 september 2017, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 1] :
Op 27 augustus 2017 liep ik met mijn vriendin [slachtoffer 2] te Opende. Toen wij thuis kwamen zag mijn vriendin drie mannen op de [straatnaam] lopen. Wij hebben ons boven verstopt. Vervolgens hoorde ik dat er mannen mijn woning binnendrongen en ik hoorde ze naar boven komen. Ik herkende [medeverdachte 1] aan zijn stem en hoorde dat hij riep: "Pak een mes, ik steek hem hartstikke dood." Ik zat op dat moment achter de deur boven aan de trap. Men probeerde de deur open te drukken. Toen ik achter de deur zat hoorde en zag ik dat iemand een grote tegel door het raam van deze deur gooide. Men heeft nog een paar keer geprobeerd de deur open te drukken. Ik weet zeker dat [medeverdachte 1] erbij was. Ik heb zijn stem herkend en ik heb hem gezien. Later hoorde ik van omstanders buiten onze woning dat ook [verdachte] erbij was. De tegel waarmee de ruit van de deur boven aan de trap is ingegooid lag naast mijn bed.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 28 augustus 2017, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 27 augustus 2017 liep ik samen met mijn vriend [slachtoffer 1] over de [straatnaam] te Opende in de richting van zijn huis, [straatnaam] . Ik zag drie voor mij onbekende mannen lopen. Ik ben samen met [slachtoffer 1] in zijn woning gegaan. Ik ben gelijk doorgelopen naar boven. [slachtoffer 1] deed de deur tussen de trap en de overloop dicht en ging hier tegenaan zitten. Ik hoorde een hoop geschreeuw in de woning. Wat er precies gezegd is, weet ik niet meer, maar het waren zinnen als: "we hebben messen", "we schieten hem dood", "we hebben een balk". Ik hoorde vervolgens dat er meerdere personen de trap op liepen en ik hoorde glasgerinkel. Ik zag dat het raampje, dat in de deur tussen de trap en de overloop zit, kapot was. Vervolgens zag ik door het gat waar het raampje zat, aan de trapzijde van de deur een jongen staan. Deze jongen was blank en had kort, stekelig blond haar. [slachtoffer 1] zat tegen de deur aan en hield deze deur tegen. Kennelijk probeerden de personen op de trap de deur te openen. Ik zag dat er op de slaapkamer tegenover de trap een halve stoeptegel lag. Kennelijk is deze door het raam van de deur tussen de trap en overloop gegooid.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 augustus 2017, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik zag dat er boven door het kapotte raam op een gegeven moment een arm door het raam werd gestoken. Ik zag dat de hand een balkje of stok beet had en hiermee door het gat van het raam heen en weer zwaaide, met een lengte van ongeveer 40 à 50 cm. Het was meer een dikke lat.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 28 augustus 2017, opgenomen op pagina 111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik woon aan de [straatnaam] (de rechtbank leest: [straatnaam] ) te Opende. Op 27 augustus 2017 zag ik drie personen door de straat lopen. Ik herkende twee van deze personen als [medeverdachte 1] en zijn broer [verdachte] . Ik hoorde ze tieren en schelden. Ik hoorde [medeverdachte 1] roepen: "We snijden zijn strot door." Ik zag dat de drie mannen de voortuin van [slachtoffer 1] opliepen. Ik zag dat de personen de woning van [slachtoffer 1] binnen gingen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal buurtonderzoek d.d. 29 augustus 2017, opgenomen op pagina 125 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik deed een buurtonderzoek te Opende. Ik bezocht de woningen aan de [straatnaam] : bewoonster [getuige 2] verklaarde dat zij gisteravond lawaai buiten hoorde. Zij keek naar buiten en zag een stevige vent met kort donker haar in de tuin van haar buurman [slachtoffer 1] staan. Deze man riep: "Ik zal je doodmaken" of woorden van gelijke strekking. Zij zag even later drie mannen bij de woning van [slachtoffer 1] vandaan lopen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte
d.d. 19 oktober 2017, los gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[medeverdachte 1] :
[slachtoffer 1] woont in Opende. Ik ben daar heen gelopen. [verdachte] en [medeverdachte 2] liepen mee. [slachtoffer 1] deed niet open. Toen heb ik een tegel door het raam van de voordeur en door het raam van de kamer gegooid. Toen ben ik de woning ingestapt. [verdachte] en [medeverdachte 2] stonden al binnen. [verdachte] en [medeverdachte 2] liepen de trap op en daar ben ik achteraan gelopen. Boven kwamen wij bij een dichte deur. Daar hebben wij wat tegen aan geduwd. Ik zou het zo niet weten of wij nog wat dingen hebben geroepen, misschien iets van 'we krijgen je nog wel'.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte
d.d. 30 augustus 2017, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 1] en [verdachte] zijn naar binnen gegaan. [medeverdachte 1] liep naar boven met [verdachte] , ze kregen de deur boven niet open. [verdachte] vroeg aan mij of ik het eens wilde proberen. Ik ben toen naar boven gegaan en heb geprobeerd de deur te openen. Ik liep achter [verdachte] en [medeverdachte 1] aan. Ik was ook kwaad. [medeverdachte 1] liep voorop, gevolgd door [verdachte] en mij. Boven is een deur en een douche. In de deur zat bovenin ook een ruitje dat stuk was. Ik keek door het kapotte raam en ik zag die vrouw in de douche zitten. Ik snap wel dat het bedreigend kan zijn dat wij daar met zijn drieën naar die woning gaan en naar binnen gaan zonder dat de bewoner dat goed vindt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1C en 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1C.
hij op 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, tezamen en in vereniging met anderen in de woning [straatnaam] , bij [slachtoffer 1] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
2.
subsidiair
hij op 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
- zware mishandeling,
door de woning [straatnaam] binnen te dringen en daarbij dreigend te roepen: "pak een mes, ik steek hem hartstikke dood" en "we hebben messen, we schieten hem dood, we hebben een balk", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en te trachten de deur (waarachter die [slachtoffer 1] zich bevond) open te drukken/forceren en een tegel door het raam van die deur te gooien en vervolgens met een balkje/lat door het gat in dat raam te zwaaien en aldus een voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedreigende situatie te scheppen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1C. in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen;
2.
subsidiairmedeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1A, 1B, 1C en
2 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van
3 maanden met een proeftijd van 3 jaar met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, alsmede een werkstraf van 200 uren, met aftrek van de tijd dat verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een werkstraf van kortere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. Vanwege de lichamelijke klachten van verdachte zal een werkstraf zwaar voor hem uitvallen en hiermee moet rekening worden gehouden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 27 augustus 2017 samen met zijn broer en diens schoonzoon - allen onder invloed van alcohol - naar de woning van aangever [slachtoffer 1] gegaan om verhaal te halen. Zij zijn, nadat de broer van verdachte de toegang met geweld heeft verschaft, de woning van [slachtoffer 1] binnengegaan en hebben [slachtoffer 1] en zijn vriendin, die zich ook in de woning bevond, ernstig bedreigd. Daarmee heeft verdachte grote gevoelens van onveiligheid en angst veroorzaakt bij aangever en zijn vriendin. Beide slachtoffers hebben in een schriftelijke verklaring uiteengezet welke impact het handelen van verdachte en de twee medeverdachten op hen heeft gehad. De rechtbank heeft meegewogen dat de rol van verdachte geringer is geweest dan die van medeverdachte [medeverdachte 1] .
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor bedreiging.
Uit het reclasseringsrapport van 13 maart 2018 komt naar voren dat er een samenhang is tussen het plegen van een delict enerzijds en alcoholgebruik, verstandelijke beperking, beperkingen verband houdend met de autismespectrumstoornis en negatieve beïnvloeding door familie anderzijds. Door overmatig alcoholgebruik reageert verdachte impulsief, denkt niet meer na en laat zich meeslepen door derden in onbesuisde acties. Verdachte heeft een beperkt invoelend vermogen en begrijpt veel dingen niet en is in hoge mate afhankelijk van externe sturing in zijn gedrag. Verdachte is ontvankelijk voor begeleiding en behandeling. Hij houdt zich aan de voorwaarden die hem zijn opgelegd in het kader van het reclasseringstoezicht bij schorsing. Hij is gestopt met het drinken van alcohol, hoewel dit een risicofactor blijft, en heeft weinig tot geen contact met zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 1] . Het recidiverisico wordt door de reclassering als laag/gemiddeld ingeschat. Verdachte heeft veel gezondheidsklachten en de kans dat hij weer aan het werk kan is klein. De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden meldplicht, (ambulante) behandelverplichting, alcoholverbod, contactverbod en locatieverbod. In het voortgangsverslag d.d. 5 oktober 2018, dat is opgemaakt met betrekking tot het schorsingstoezicht, wordt tevens een verplichte deelname aan een vorm van dagbesteding als bijzondere voorwaarde geadviseerd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te noemen duur moeten worden opgelegd. Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De rechtbank komt tot een lagere taakstraf dan de officier van justitie, nu zij verdachte vrijspreekt van het onder 1A en B ten laste gelegde. Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met de gezondheidsklachten van verdachte, waardoor het verrichten van een taakstraf verdachte zwaar zal vallen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 9 stk glas, moet worden teruggegeven aan [slachtoffer 1] nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
Het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1 fles (kleur zilver, Amstel, hals bierfles), moet worden bewaard ten behoeve van de tot nu toe onbekend gebleven rechthebbende.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 850,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 850,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen hoofdelijk kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de benadeelde partijen niet ontvankelijk in de vordering moeten worden verklaard. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De door verdachte gepleegde feiten waren niet tegen [slachtoffer 2] gericht en bovendien is niet vast te stellen welke klachten zijn ontstaan door het handelen van verdachte, nu bij [slachtoffer 2] reeds eerder sprake was van psychische klachten.
Er is geen causaal verband tussen de door [slachtoffer 1] gestelde schade en het handelen van verdachte. De feiten dateren van 27 augustus 2017, terwijl [slachtoffer 1] pas in december 2017 door de huisarts is verwezen naar een praktijkbegeleider, die geen arts is en daarom niet kan verklaren over een causaal verband. Bovendien moet meewegen dat sprake is van eigen schuld.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de gestelde immateriële schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde. Een bedrag van € 850,- voor elk van de benadeelde partijen ter vergoeding van de geleden immateriële schade komt de rechtbank alleszins redelijk voor, gelet op de ernst van het feit. Dat de feiten niet waren gericht tegen [slachtoffer 2] , zoals de raadsman heeft gesteld, maakt niet dat zij geen angst heeft gevoeld, nu zij in de woning van [slachtoffer 1] aanwezig was ten tijde van het door verdachte gepleegde feit. De vorderingen zullen daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over het bedrag vanaf 27 augustus 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 138 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1A, 1B en 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1C en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich na uitnodiging door de toezichthouder meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich laat behandelen voor zijn agressieproblematiek bij Trajectum of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van alcohol, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
4. dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat de veroordeelde zich niet zal bevinden in de directe woonomgeving van [slachtoffer 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. dat de veroordeelde deelneemt aan een vorm van dagbesteding.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte voorts tot:

een taakstraf voor de duur van 70 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 35 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Gelast de teruggaveaan [slachtoffer 1] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven
9 stk glas.
Gelast de bewaringvan de in beslag genomen fles (kleur zilver, Amstel, hals bierfles) ten behoeve van de rechthebbende.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 850,-(zegge: achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2017,
in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 850,- (zegge: achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
27 augustus 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 850,-(zegge: achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2017.
in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 850,- (zegge: achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
27 augustus 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2018.