ECLI:NL:RBNNE:2018:4391

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
18/830314-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens vernieling, huisvredebreuk en bedreiging met deels voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1959, die werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder vernieling, huisvredebreuk en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een maximale taakstraf. De rechtbank heeft rekening gehouden met de positief verlopen schorsingsperiode van de verdachte, wat in zijn voordeel heeft gewerkt. De verdachte is vrijgesproken van het in vereniging plegen van geweld en poging tot zware mishandeling.

De tenlastelegging omvatte onder andere het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen en goederen, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten op 27 augustus 2017 de woning van [slachtoffer 1] binnendrongen en daarbij dreigende uitspraken deden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op die datum samen met anderen de woning is binnengedrongen en daarbij de slachtoffers heeft bedreigd. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij met opzet zwaar lichamelijk letsel heeft willen toebrengen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor een gevangenisstraf van 12 maanden met 4 maanden voorwaardelijk afgewezen en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 8 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], voor de geleden schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830314-17
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/135787-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 oktober 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 18/830314-17, ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/830314-17
1.
A.
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, openlijk, te weten aan/nabij [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten woning [straatnaam] en/of een of meer ruiten en/of deuren en/of (deel) inventaris van die woning door tegels/stenen door/tegen die ruiten te gooien en/of deur(en) in te trappen en/of (bier)flesje(s) kapot te gooien;
en/of
B.
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten en/of deuren en/of (deel) inventaris van woning [straatnaam] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
EN
C.
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning [straatnaam] bij [slachtoffer 1] , althans bij een ander of anderen
dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
2.
primair
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een of meer personen genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet de woning [straatnaam] zijn binnengedrongen, althans binnengegaan, en/of
(daarbij) dreigend heeft/hebben gezegd: "pak een mes, ik steek hem hartstikke
dood" en/of "we hebben messen. we schieten hem dood. we hebben een balk",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (vervolgens) heeft/hebben getracht de deur (waarachter die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] zich bevond(en) open te drukken/forceren en/of een tegel/steen
door het raam van die deur heeft/hebben gegooid en/of (vervolgens) met een
balk(je)/stok/lat door het gat in dat raam heeft/hebben gezwaaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast,, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door de woning [straatnaam] binnen te dringen, althans binnen te gaan, en/of (daarbij) dreigend te roepen/zeggen: "pak een mes, ik steek hem hartstikke dood" en/of "we hebben messen. we schieten hem dood. we hebben een balk", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (vervolgens) trachten de deur (waarachter die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevond(en) open te drukken/forceren en/of een tegel/steen door het raam van die deur te gooien en/of (vervolgens) met een balk(je)/stok/lat door het gat in dat raam te zwaaien en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bedreigde situatie te scheppen;
in de zaak met parketnummer 18/135787-17
3.
hij op of omstreeks 18 juli 2017 te Grootegast opzettelijk en wederrechtelijk een auto (BMW), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
De rechtbank heeft ter bevordering van de leesbaarheid van dit vonnis de onder de verschillende parketnummers aangebrachte feiten doorlopend genummerd en ter onderscheiding de verschillende onderdelen van het onder 1 ten laste gelegde aangeduid met A, B en C. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 2 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat het opzet van verdachte en zijn medeverdachten gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1A, 1B, 1C, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1A en 1B ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de stukken in het dossier volgt dat de drie verdachten - die boos, opgefokt en fors onder invloed van alcohol waren - gezamenlijk bij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn aangekomen. Het is weliswaar verdachte geweest die een tegel door het raam van de voordeur en een raam van de woonkamer heeft gegooid, maar de beide medeverdachten zijn hiervoor medeverantwoordelijk nu zij meteen na het ingooien van de ramen gelijktijdig met verdachte de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] binnen zijn gegaan. Daar komt bij dat alle verdachten handelingen hebben verricht. Ook ten aanzien van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging is sprake van medeplegen. Getuige [getuige 1] heeft verdachte buiten de woning horen zeggen 'we snijden zijn strot door'. Daarnaast heeft één van de omwonenden, [getuige 2] , een man in de tuin van [slachtoffer 1] zien staan die riep 'ik zal je doodmaken'. Het signalement dat [getuige 2] van deze man heeft gegeven, past ofwel bij medeverdachte [medeverdachte 1] ofwel bij medeverdachte [medeverdachte 2] . Vervolgens zijn alle drie de verdachten de woning binnengegaan, zodat zij allen medeverantwoordelijk zijn voor de uitlatingen die zijn gedaan en de handelingen die zijn verricht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1A,
2 primair en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1C en
2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1A ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet is bewezen dat verdachte of één van de medeverdachten één of meer bierflesjes kapot heeft gegooid en het raam van de slaapkamerdeur heeft vernield, terwijl het vernielen van de slaapkamerdeur in de woning plaatsvond en dus niet in het openbaar. Verdachte heeft weliswaar twee ruiten van de woning [straatnaam] te Opende vernield, maar ten aanzien van deze handeling is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten. Van openlijke geweldpleging in vereniging is daarom geen sprake.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de geloofwaardigheid van de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] . Beide getuigen zijn blijkens de daarvan opgemaakte processen-verbaal telefonisch verhoord en hebben de verklaringen niet getekend. Gelet op de verklaring van verdachte bij de politie dat hij op 18 juli 2017 niet bij [naam] is geweest, had het voor de hand gelegen dat de politie beide getuigen persoonlijk had gesproken en had gevraagd om een handtekening. Bovendien zitten er tegenstrijdigheden in de verschillende verklaringen met betrekking tot de aanwezigheid en het gebruik van een bijl.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman met betrekking tot de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] . Dat deze verklaringen niet door de getuigen zijn getekend doet niets af aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen, die op ambtseed en -belofte door de verbalisanten zijn opgemaakt.
vrijspraak
De rechtbank acht het onder 1A en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom van deze feiten worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Onder 1A is ten laste gelegd het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen goederen. Bij 'openlijk' geweld gaat het om geweldpleging die voor derden zichtbaar had kunnen zijn.
Van het 'in vereniging' plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt. De rechter zal moeten beoordelen of de door een verdachte geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Ten laste gelegd zijn meerdere handelingen. De rechtbank is van oordeel dat het deel van de geweldpleging dat in het openbaar heeft plaatsgevonden heeft bestaan uit het gooien van tegels door het raam van de voordeur en een raam van de woonkamer. Verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die deze handelingen op eigen initiatief heeft gepleegd. De rechtbank acht niet bewezen dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hieraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van het in vereniging plegen van geweld.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen dat het opzet van verdachte en zijn medeverdachten erop gericht was om [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
bewijsmiddelen
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1B en 1C bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus
2017, opgenomen op pagina 76 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer PL0100-2017228577 d.d. 1 september 2017, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 1] .
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 oktober 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben op 27 augustus 2017 de woning van [slachtoffer 1] te Opende binnengegaan nadat ik stoeptegels door het raam van de voordeur en door het raam van de woonkamer had gegooid. [slachtoffer 1] zat boven achter een deur verschanst. Ik heb tegen die deur geduwd om te proberen deze open te krijgen. Op dat moment stonden ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] boven. Ik kan mij voorstellen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heel bang zijn geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2017, opgenomen op pagina 76 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017228577 d.d. 1 september 2017, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 1] :
Op 27 augustus 2017 liep ik met mijn vriendin [slachtoffer 2] te Opende. Toen wij thuis kwamen zag mijn vriendin drie mannen op de [straatnaam] lopen. Wij hebben ons boven verstopt. Vervolgens hoorde ik dat er mannen mijn woning binnendrongen en ik hoorde ze naar boven komen. Ik herkende [verdachte] aan zijn stem en hoorde dat hij riep: "Pak een mes, ik steek hem hartstikke dood." Ik zat op dat moment achter de deur boven aan de trap. Men probeerde de deur open te drukken. Toen ik achter de deur zat hoorde en zag ik dat iemand een grote tegel door het raam van deze deur gooide. Men heeft nog een paar keer geprobeerd de deur open te drukken. Ik weet zeker dat [verdachte] erbij was. Ik heb zijn stem herkend en ik heb hem gezien. Later hoorde ik van omstanders buiten onze woning dat ook [medeverdachte 2] erbij was. De tegel waarmee de ruit van de deur boven aan de trap is ingegooid lag naast mijn bed.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 28 augustus 2017, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 27 augustus 2017 liep ik samen met mijn vriend [slachtoffer 1] over de [straatnaam] te Opende in de richting van zijn huis, [straatnaam] . Ik zag drie voor mij onbekende mannen lopen. Ik ben samen met [slachtoffer 1] in zijn woning gegaan. Ik ben gelijk doorgelopen naar boven. [slachtoffer 1] deed de deur tussen de trap en de overloop dicht en ging hier tegenaan zitten. Ik hoorde een hoop geschreeuw in de woning. Wat er precies gezegd is, weet ik niet meer, maar het waren zinnen als: "we hebben messen", "we schieten hem dood", "we hebben een balk". Ik hoorde vervolgens dat er meerdere personen de trap op liepen en ik hoorde glasgerinkel. Ik zag dat het raampje, dat in de deur tussen de trap en de overloop zit, kapot was. Vervolgens zag ik door het gat waar het raampje zat, aan de trapzijde van de deur een jongen staan. Deze jongen was blank en had kort, stekelig blond haar. [slachtoffer 1] zat tegen de deur aan en hield deze deur tegen. Kennelijk probeerden de personen op de trap de deur te openen. Ik zag dat er op de slaapkamer tegenover de trap een halve stoeptegel lag. Kennelijk is deze door het raam van de deur tussen de trap en overloop gegooid.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 augustus 2017, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik zag dat er boven door het kapotte raam op een gegeven moment een arm door het raam werd gestoken. Ik zag dat de hand een balkje of stok beet had en hiermee door het gat van het raam heen en weer zwaaide, met een lengte van ongeveer 40 à 50 cm. Het was meer een dikke lat.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 augustus 2017, opgenomen op pagina 111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik woon aan de [straatnaam] (de rechtbank leest: [straatnaam] ) te Opende. Op 27 augustus 2017 zag ik drie personen door de straat lopen. Ik herkende twee van deze personen als [verdachte] en zijn broer [medeverdachte 2] . Ik hoorde ze tieren en schelden. Ik hoorde [verdachte] roepen: "We snijden zijn strot door." Ik zag dat de drie mannen de voortuin van [slachtoffer 1] opliepen. Ik zag dat de personen de woning van [slachtoffer 1] binnen gingen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal buurtonderzoek d.d. 29 augustus 2017, opgenomen op pagina 125 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik deed een buurtonderzoek te Opende. Ik bezocht de woningen aan de [straatnaam]: bewoonster [getuige 2] verklaarde dat zij gisteravond lawaai buiten hoorde. Zij keek naar buiten en zag een stevige vent met kort donker haar in de tuin van haar buurman [slachtoffer 1] staan. Deze man riep: "Ik zal je doodmaken" of woorden van gelijke strekking. Zij zag even later drie mannen bij de woning van [slachtoffer 1] vandaan lopen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte
d.d. 30 augustus 2017, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
[verdachte] en [medeverdachte 2] zijn naar binnen gegaan. [verdachte] liep naar boven met [medeverdachte 2] , ze kregen de deur boven niet open. [medeverdachte 2] vroeg aan mij of ik het eens wilde proberen. Ik ben toen naar boven gegaan en heb geprobeerd de deur te openen. Ik liep achter [medeverdachte 2] en [verdachte] aan. Ik was ook kwaad. [verdachte] liep voorop, gevolgd door [medeverdachte 2] en mij. Boven is een deur en een douche. In de deur zat bovenin ook een ruitje dat stuk was. Ik keek door het kapotte raam en ik zag die vrouw in de douche zitten. Ik snap wel dat het bedreigend kan zijn dat wij daar met zijn drieën naar die woning gaan en naar binnen gaan zonder dat de bewoner dat goed vindt.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 oktober 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben op 18 juli 2017 bij [naam] in Grootegast geweest. Ik wist dat [slachtoffer 3] daar was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juli 2017 met bijlagen, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017190004 d.d. 19 juli 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik was aan de [straatnaam] in Grootegast. Hier woont [naam] . Mijn auto had ik op de oprit naast de woning van [naam] geparkeerd. Toen ik mijn auto hier had neergezet zat er een deuk bij het rechter achterlicht. Verder was mijn voertuig onbeschadigd. Omstreeks 21:45 uur hoorde ik de deurbel. Ik hoorde iemand mijn naam schreeuwen. Ik zag de mij bekende [verdachte] . [verdachte] had vuur in de ogen staan en wilde mij aanvliegen. Ik zag dat hij terug liep naar de woning van [naam] . Kort hierna hoorde ik glasgerinkel en metaal geluid. Ik zag kort daarop de mij bekende [getuige 3] en nog een onbekende jongeman aan komen lopen. Ik hoorde [getuige 3] zeggen dat [verdachte] een bijl had. Ik zag mijn BMW personenauto staan die compleet vernield was. De vernieling bestond uit: zijspiegels eraf, ingeslagen ruiten, deuken, kromgetrokken stuur, een afdruk van een bijl die door het blik van de motorkap is gegaan en kapot geslagen koplampen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 19 juli 2017, opgenomen na pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Gisteravond, 18 juli 2017, omstreeks 21:45 uur, reed ik met [getuige 4] naar [verdachte] in Grootegast. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Kom we gaan, ik doe hem wat aan die vent die met mijn vriendin scharrelt" of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat [verdachte] kwaad was, hij had het vuur in de ogen staan. Ik zag dat [verdachte] een bijl in de handen had. [verdachte] legde de bijl bij de schutting neer en wij liepen naar [naam] . Daar zou die [slachtoffer 3] zitten. Ik sprak [slachtoffer 3] aan. Tijdens het gesprek hoorde ik harde knallen en glasgerinkel. Achteraf bleek de auto van [slachtoffer 3] compleet kapot te zijn geslagen. Toen [slachtoffer 3] wegging ben ik terug naar de woning van [naam] gelopen. Ik zag dat [verdachte] bij de auto van [slachtoffer 3] stond en toen ik de oprit op kwam lopen zag ik dat [verdachte] met een bijl op de zijkant van de auto van [slachtoffer 3] sloeg.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 19 juli 2017, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Gisteravond, 18 juli, rond 20:45 uur was ik samen met [getuige 3] . Ik zag [verdachte] staan. Hij stond met een bijl in de handen en ik zag dat hij kwaad was. Wij zijn naar [naam] gelopen met zijn drieën. Ik zag dat [verdachte] met iets op de auto van [slachtoffer 3] sloeg. Ik hoorde vervolgens allemaal glasgerinkel. Toen ik weg liep hoorde ik nog steeds glasgerinkel en geklap. Ik heb gezien dat [verdachte] in elk geval één keer met iets op de auto van [slachtoffer 3] sloeg.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1B, 1C,
2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen. Ten aanzien van het onder 1B ten laste gelegde acht de rechtbank bewezen dat verdachte twee ruiten van de woning [straatnaam] te Opende heeft vernield. De rechtbank acht niet bewezen dat er met betrekking tot het ingooien van deze ruiten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, zodat verdachte van het medeplegen moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1B, 1C, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/830314-17
1.
B.
hij op 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van woning [straatnaam] , aan [slachtoffer 1] toebehorende, heeft vernield;
EN
C.
hij op 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, tezamen en in vereniging met anderen in de woning [straatnaam] , bij [slachtoffer 1] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen;
2.
subsidiair
hij op 27 augustus 2017 te Opende, gemeente Grootegast, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
- zware mishandeling,
door de woning [straatnaam] binnen te dringen en daarbij dreigend te roepen: "pak een mes, ik steek hem hartstikke dood" en "we hebben messen, we schieten hem dood, we hebben een balk", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en te trachten de deur (waarachter die [slachtoffer 1] zich bevond) open te drukken/forceren en een tegel door het raam van die deur te gooien en vervolgens met een balkje/lat door het gat in dat raam te zwaaien en aldus een voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bedreigende situatie te scheppen;
in de zaak met parketnummer 18/135787-17
3.
hij op of omstreeks 18 juli 2017 te Grootegast opzettelijk en wederrechtelijk een auto (BMW), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/830314-17
1B. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort, vernielen;
1C. in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen;
2.
subsidiairmedeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;

in de zaak met parketnummer 18/135787-17

3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort,
vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1A, 1B, 1C,
2 subsidiair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de klinische opname.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, en een taakstraf. De verdediging heeft zich niet verzet tegen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van de klinische opname.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 27 augustus 2017 samen met zijn broer en schoonzoon naar de woning van aangever [slachtoffer 1] gegaan om verhaal te halen en heeft daar stoeptegels door twee ruiten gegooid. Vervolgens is hij samen met de twee medeverdachten de woning van [slachtoffer 1] binnengedrongen en hebben zij daarbij [slachtoffer 1] en zijn vriendin, die zich ook in de woning bevond, ernstig bedreigd. Daarmee heeft verdachte grote gevoelens van onveiligheid en angst veroorzaakt bij aangever en zijn vriendin. Beide slachtoffers hebben in een schriftelijke verklaring uiteengezet welke impact het handelen van verdachte en de twee medeverdachten op hen heeft gehad. Daarnaast heeft verdachte een maand eerder een auto vernield door deze auto met een bijl te bewerken. Tijdens het plegen van deze strafbare feiten verkeerde verdachte onder invloed van alcohol.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten waarbij alcohol en geweld een rol spelen. Uit het door de reclassering opgestelde rapport van 31 oktober 2017 komt naar voren dat het geweld telkens wordt veroorzaakt door het feit dat verdachte zich door een ander aangevallen, onheus bejegend of onrechtvaardig behandeld voelt en doordat hij zich op relationeel gebied onzeker voelt. Hij reageert eveneens heftig als zijn naasten in zijn ogen worden aangevallen. Als verdachte nuchter is kan hij zijn agressieve impulsen nog beheersen, als hij onder invloed van alcohol verkeert, niet meer. Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat als verdachte stressklachten heeft en alcohol blijft drinken. Als verdachte geen alcohol drinkt is het recidiverisico naar het oordeel van de reclassering goeddeels te verwaarlozen. De reclassering heeft de rechtbank in genoemd rapport geadviseerd verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden een zevental bijzondere voorwaarden.
De voorlopige hechtenis van verdachte is sinds oktober 2017 geschorst onder strikte voorwaarden, waaronder een alcoholverbod en een ambulante behandelverplichting voor zijn alcohol- en agressieprobleem. Ter terechtzitting van 15 oktober 2018 heeft de namens de reclassering verschenen deskundige verklaard dat het schorsingstoezicht goed verloopt en dat verdachte zich gedurende het afgelopen jaar aan alle schorsingsvoorwaarden heeft gehouden. De deskundige heeft aangegeven dat alle in het rapport van 31 oktober 2017 geadviseerde voorwaarden nog nodig zijn, met uitzondering van de klinische opname.
Hoewel de ernst van de feiten in combinatie met de eerdere veroordelingen van verdachte de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zouden kunnen rechtvaardigen, ziet de rechtbank in de positief verlopen schorsingsperiode reden om te volstaan met een taakstraf. De rechtbank komt ook tot een andere straf dan door de officier van justitie gevorderd, nu zij verdachte vrijspreekt van het plegen van openlijk geweld. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd en een maximale taakstraf. Het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf zal gelijk zijn aan de duur van het reeds door verdachte ondergane voorarrest, zodat verdachte niet opnieuw de gevangenis in hoeft. Aan het voorwaardelijke deel zullen de voorwaarden worden verbonden, zoals geadviseerd door de reclassering ter terechtzitting.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 850,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 850,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 2.050,- ter vergoeding van materiële schade en reiskosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hoofdelijk kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van [slachtoffer 3] dient te worden beperkt tot € 1.500,-, waarbij de officier van justitie er vanuit gaat dat de auto 11 maanden voor de vernieling voor € 1.750,- is aangeschaft.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat alle benadeelde partijen niet ontvankelijk in de vordering moeten worden verklaard. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De door verdachte gepleegde feiten waren niet tegen [slachtoffer 2] gericht en bovendien is niet vast te stellen welke klachten zijn ontstaan door het handelen van verdachte, nu bij [slachtoffer 2] reeds eerder sprake was van psychische klachten.
Er is geen causaal verband tussen de door [slachtoffer 1] gestelde schade en het handelen van verdachte. De feiten dateren van 27 augustus 2017, terwijl [slachtoffer 1] pas in december 2017 door de huisarts is verwezen naar een praktijkbegeleider, die geen arts is en daarom niet kan verklaren over een causaal verband. Bovendien moet meewegen dat sprake is van eigen schuld.
Nu verdachte moet worden vrijgesproken dient de vordering van [slachtoffer 3] niet ontvankelijk te worden verklaard. Daarnaast is de vordering onvoldoende onderbouwd, nu er geen
informatie is over de kilometerstand en de waarde van de auto ten tijde van het plegen van het feit.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de gestelde immateriële schade hebben geleden, waarbij de rechtbank betrekt dat verdachte het oogmerk had om de benadeelde partijen angst toe te brengen, en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde. Een bedrag van € 850,- voor elk van de benadeelde partijen ter vergoeding van de geleden immateriële schade komt de rechtbank alleszins redelijk voor, gelet op de ernst van het feit. Dat de feiten niet waren gericht tegen [slachtoffer 2] , zoals de raadsman heeft gesteld, maakt niet dat zij geen angst heeft gevoeld, nu zij in de woning van [slachtoffer 1] aanwezig was ten tijde van het door verdachte gepleegde feit. De vorderingen zullen daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over het bedrag vanaf 27 augustus 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] is de rechtbank van oordeel dat een deel van de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering gegrond en voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 1.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2017. Daarbij is de rechtbank uitgegaan van een aanschafprijs van de auto van
€ 1.750,- in augustus 2016, zoals blijkt uit de bijgevoegde nota, en heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met afschrijvingskosten. De door [slachtoffer 3] gestelde post 'reiskosten naar ziekenhuis (behandelingen ivm blaaskanker)' is geen rechtstreekse schade en is bovendien niet nader gespecificeerd.
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in het overige deel van de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 138, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1A en 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1B, 1C, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde mee zal werken aan intelligentieonderzoek, psychologisch onderzoek en zich zal laten behandelen voor zijn alcohol- en agressieproblemen bij de Forensische Polikliniek van de verslavingszorg, Leonard Springerlaan 27 te Groningen, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van alcohol, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
4. dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat de veroordeelde mee zal werken aan een re-integratietraject bij de gemeente Grootegast dat gericht is op het vinden van dagbesteding dan wel het vinden van een betaalde baan, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. dat de veroordeelde mee blijft werken aan beschermingsbewind van de Gemeentelijke Krediet Bank Groningen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte voorts tot:

Een taakstraf, voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Gelast de teruggaveaan [slachtoffer 1] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven
9 stk glas.
Gelast de bewaringvan de in beslag genomen fles (kleur zilver, Amstel, hals bierfles) ten behoeve van de rechthebbende.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
parketnummer 18/830313-17 onder 2 subsidiair
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 850,-(zegge: achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2017,
in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van € 850,- (zegge: achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
27 augustus 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien
verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 850,-(zegge: achthonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 augustus 2017.
in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 850,- (zegge: achthonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 17 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
27 augustus 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
parketnummer 18/135787-17
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.500,-(zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
18 juli 2017.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 juli 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 oktober 2018.