Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 2 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat het opzet van verdachte en zijn medeverdachten gericht was op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1A, 1B, 1C, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1A en 1B ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de stukken in het dossier volgt dat de drie verdachten - die boos, opgefokt en fors onder invloed van alcohol waren - gezamenlijk bij de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn aangekomen. Het is weliswaar verdachte geweest die een tegel door het raam van de voordeur en een raam van de woonkamer heeft gegooid, maar de beide medeverdachten zijn hiervoor medeverantwoordelijk nu zij meteen na het ingooien van de ramen gelijktijdig met verdachte de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] binnen zijn gegaan. Daar komt bij dat alle verdachten handelingen hebben verricht. Ook ten aanzien van de onder 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging is sprake van medeplegen. Getuige [getuige 1] heeft verdachte buiten de woning horen zeggen 'we snijden zijn strot door'. Daarnaast heeft één van de omwonenden, [getuige 2] , een man in de tuin van [slachtoffer 1] zien staan die riep 'ik zal je doodmaken'. Het signalement dat [getuige 2] van deze man heeft gegeven, past ofwel bij medeverdachte [medeverdachte 1] ofwel bij medeverdachte [medeverdachte 2] . Vervolgens zijn alle drie de verdachten de woning binnengegaan, zodat zij allen medeverantwoordelijk zijn voor de uitlatingen die zijn gedaan en de handelingen die zijn verricht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1A,
2 primair en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1C en
2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 1A ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet is bewezen dat verdachte of één van de medeverdachten één of meer bierflesjes kapot heeft gegooid en het raam van de slaapkamerdeur heeft vernield, terwijl het vernielen van de slaapkamerdeur in de woning plaatsvond en dus niet in het openbaar. Verdachte heeft weliswaar twee ruiten van de woning [straatnaam] te Opende vernield, maar ten aanzien van deze handeling is geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten. Van openlijke geweldpleging in vereniging is daarom geen sprake.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de geloofwaardigheid van de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] . Beide getuigen zijn blijkens de daarvan opgemaakte processen-verbaal telefonisch verhoord en hebben de verklaringen niet getekend. Gelet op de verklaring van verdachte bij de politie dat hij op 18 juli 2017 niet bij [naam] is geweest, had het voor de hand gelegen dat de politie beide getuigen persoonlijk had gesproken en had gevraagd om een handtekening. Bovendien zitten er tegenstrijdigheden in de verschillende verklaringen met betrekking tot de aanwezigheid en het gebruik van een bijl.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman met betrekking tot de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] . Dat deze verklaringen niet door de getuigen zijn getekend doet niets af aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen, die op ambtseed en -belofte door de verbalisanten zijn opgemaakt.
vrijspraak
De rechtbank acht het onder 1A en 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom van deze feiten worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Onder 1A is ten laste gelegd het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen goederen. Bij 'openlijk' geweld gaat het om geweldpleging die voor derden zichtbaar had kunnen zijn.
Van het 'in vereniging' plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die 'in vereniging' geweld pleegt. De rechter zal moeten beoordelen of de door een verdachte geleverde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Ten laste gelegd zijn meerdere handelingen. De rechtbank is van oordeel dat het deel van de geweldpleging dat in het openbaar heeft plaatsgevonden heeft bestaan uit het gooien van tegels door het raam van de voordeur en een raam van de woonkamer. Verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die deze handelingen op eigen initiatief heeft gepleegd. De rechtbank acht niet bewezen dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hieraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is van het in vereniging plegen van geweld.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen dat het opzet van verdachte en zijn medeverdachten erop gericht was om [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
bewijsmiddelen
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1B en 1C bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus
2017, opgenomen op pagina 76 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met
nummer PL0100-2017228577 d.d. 1 september 2017, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer 1] .
De rechtbank past ten aanzien van het onder 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 oktober 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben op 27 augustus 2017 de woning van [slachtoffer 1] te Opende binnengegaan nadat ik stoeptegels door het raam van de voordeur en door het raam van de woonkamer had gegooid. [slachtoffer 1] zat boven achter een deur verschanst. Ik heb tegen die deur geduwd om te proberen deze open te krijgen. Op dat moment stonden ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] boven. Ik kan mij voorstellen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heel bang zijn geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2017, opgenomen op pagina 76 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017228577 d.d. 1 september 2017, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 1] :
Op 27 augustus 2017 liep ik met mijn vriendin [slachtoffer 2] te Opende. Toen wij thuis kwamen zag mijn vriendin drie mannen op de [straatnaam] lopen. Wij hebben ons boven verstopt. Vervolgens hoorde ik dat er mannen mijn woning binnendrongen en ik hoorde ze naar boven komen. Ik herkende [verdachte] aan zijn stem en hoorde dat hij riep: "Pak een mes, ik steek hem hartstikke dood." Ik zat op dat moment achter de deur boven aan de trap. Men probeerde de deur open te drukken. Toen ik achter de deur zat hoorde en zag ik dat iemand een grote tegel door het raam van deze deur gooide. Men heeft nog een paar keer geprobeerd de deur open te drukken. Ik weet zeker dat [verdachte] erbij was. Ik heb zijn stem herkend en ik heb hem gezien. Later hoorde ik van omstanders buiten onze woning dat ook [medeverdachte 2] erbij was. De tegel waarmee de ruit van de deur boven aan de trap is ingegooid lag naast mijn bed.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 28 augustus 2017, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 27 augustus 2017 liep ik samen met mijn vriend [slachtoffer 1] over de [straatnaam] te Opende in de richting van zijn huis, [straatnaam] . Ik zag drie voor mij onbekende mannen lopen. Ik ben samen met [slachtoffer 1] in zijn woning gegaan. Ik ben gelijk doorgelopen naar boven. [slachtoffer 1] deed de deur tussen de trap en de overloop dicht en ging hier tegenaan zitten. Ik hoorde een hoop geschreeuw in de woning. Wat er precies gezegd is, weet ik niet meer, maar het waren zinnen als: "we hebben messen", "we schieten hem dood", "we hebben een balk". Ik hoorde vervolgens dat er meerdere personen de trap op liepen en ik hoorde glasgerinkel. Ik zag dat het raampje, dat in de deur tussen de trap en de overloop zit, kapot was. Vervolgens zag ik door het gat waar het raampje zat, aan de trapzijde van de deur een jongen staan. Deze jongen was blank en had kort, stekelig blond haar. [slachtoffer 1] zat tegen de deur aan en hield deze deur tegen. Kennelijk probeerden de personen op de trap de deur te openen. Ik zag dat er op de slaapkamer tegenover de trap een halve stoeptegel lag. Kennelijk is deze door het raam van de deur tussen de trap en overloop gegooid.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 30 augustus 2017, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik zag dat er boven door het kapotte raam op een gegeven moment een arm door het raam werd gestoken. Ik zag dat de hand een balkje of stok beet had en hiermee door het gat van het raam heen en weer zwaaide, met een lengte van ongeveer 40 à 50 cm. Het was meer een dikke lat.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 augustus 2017, opgenomen op pagina 111 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik woon aan de [straatnaam] (de rechtbank leest: [straatnaam] ) te Opende. Op 27 augustus 2017 zag ik drie personen door de straat lopen. Ik herkende twee van deze personen als [verdachte] en zijn broer [medeverdachte 2] . Ik hoorde ze tieren en schelden. Ik hoorde [verdachte] roepen: "We snijden zijn strot door." Ik zag dat de drie mannen de voortuin van [slachtoffer 1] opliepen. Ik zag dat de personen de woning van [slachtoffer 1] binnen gingen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal buurtonderzoek d.d. 29 augustus 2017, opgenomen op pagina 125 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Ik deed een buurtonderzoek te Opende. Ik bezocht de woningen aan de [straatnaam]: bewoonster [getuige 2] verklaarde dat zij gisteravond lawaai buiten hoorde. Zij keek naar buiten en zag een stevige vent met kort donker haar in de tuin van haar buurman [slachtoffer 1] staan. Deze man riep: "Ik zal je doodmaken" of woorden van gelijke strekking. Zij zag even later drie mannen bij de woning van [slachtoffer 1] vandaan lopen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte
d.d. 30 augustus 2017, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
[verdachte] en [medeverdachte 2] zijn naar binnen gegaan. [verdachte] liep naar boven met [medeverdachte 2] , ze kregen de deur boven niet open. [medeverdachte 2] vroeg aan mij of ik het eens wilde proberen. Ik ben toen naar boven gegaan en heb geprobeerd de deur te openen. Ik liep achter [medeverdachte 2] en [verdachte] aan. Ik was ook kwaad. [verdachte] liep voorop, gevolgd door [medeverdachte 2] en mij. Boven is een deur en een douche. In de deur zat bovenin ook een ruitje dat stuk was. Ik keek door het kapotte raam en ik zag die vrouw in de douche zitten. Ik snap wel dat het bedreigend kan zijn dat wij daar met zijn drieën naar die woning gaan en naar binnen gaan zonder dat de bewoner dat goed vindt.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 oktober 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik ben op 18 juli 2017 bij [naam] in Grootegast geweest. Ik wist dat [slachtoffer 3] daar was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 juli 2017 met bijlagen, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017190004 d.d. 19 juli 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik was aan de [straatnaam] in Grootegast. Hier woont [naam] . Mijn auto had ik op de oprit naast de woning van [naam] geparkeerd. Toen ik mijn auto hier had neergezet zat er een deuk bij het rechter achterlicht. Verder was mijn voertuig onbeschadigd. Omstreeks 21:45 uur hoorde ik de deurbel. Ik hoorde iemand mijn naam schreeuwen. Ik zag de mij bekende [verdachte] . [verdachte] had vuur in de ogen staan en wilde mij aanvliegen. Ik zag dat hij terug liep naar de woning van [naam] . Kort hierna hoorde ik glasgerinkel en metaal geluid. Ik zag kort daarop de mij bekende [getuige 3] en nog een onbekende jongeman aan komen lopen. Ik hoorde [getuige 3] zeggen dat [verdachte] een bijl had. Ik zag mijn BMW personenauto staan die compleet vernield was. De vernieling bestond uit: zijspiegels eraf, ingeslagen ruiten, deuken, kromgetrokken stuur, een afdruk van een bijl die door het blik van de motorkap is gegaan en kapot geslagen koplampen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 19 juli 2017, opgenomen na pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Gisteravond, 18 juli 2017, omstreeks 21:45 uur, reed ik met [getuige 4] naar [verdachte] in Grootegast. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Kom we gaan, ik doe hem wat aan die vent die met mijn vriendin scharrelt" of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat [verdachte] kwaad was, hij had het vuur in de ogen staan. Ik zag dat [verdachte] een bijl in de handen had. [verdachte] legde de bijl bij de schutting neer en wij liepen naar [naam] . Daar zou die [slachtoffer 3] zitten. Ik sprak [slachtoffer 3] aan. Tijdens het gesprek hoorde ik harde knallen en glasgerinkel. Achteraf bleek de auto van [slachtoffer 3] compleet kapot te zijn geslagen. Toen [slachtoffer 3] wegging ben ik terug naar de woning van [naam] gelopen. Ik zag dat [verdachte] bij de auto van [slachtoffer 3] stond en toen ik de oprit op kwam lopen zag ik dat [verdachte] met een bijl op de zijkant van de auto van [slachtoffer 3] sloeg.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige
d.d. 19 juli 2017, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Gisteravond, 18 juli, rond 20:45 uur was ik samen met [getuige 3] . Ik zag [verdachte] staan. Hij stond met een bijl in de handen en ik zag dat hij kwaad was. Wij zijn naar [naam] gelopen met zijn drieën. Ik zag dat [verdachte] met iets op de auto van [slachtoffer 3] sloeg. Ik hoorde vervolgens allemaal glasgerinkel. Toen ik weg liep hoorde ik nog steeds glasgerinkel en geklap. Ik heb gezien dat [verdachte] in elk geval één keer met iets op de auto van [slachtoffer 3] sloeg.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van de opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1B, 1C,
2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen. Ten aanzien van het onder 1B ten laste gelegde acht de rechtbank bewezen dat verdachte twee ruiten van de woning [straatnaam] te Opende heeft vernield. De rechtbank acht niet bewezen dat er met betrekking tot het ingooien van deze ruiten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, zodat verdachte van het medeplegen moet worden vrijgesproken.