ECLI:NL:RBNNE:2018:4306

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
25 oktober 2018
Zaaknummer
18/850005-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van crimineel geld en een auto in het kader van acquisitiefraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De verdachte, geboren in 1989, had een langdurige relatie met de hoofdverdachte van een grootschalig onderzoek naar acquisitiefraude, genaamd Chryseis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in totaal 15.000 euro en een Volkswagen Golf had ontvangen van haar ex-vriend, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en tapgesprekken die aantoonden dat de verdachte op de hoogte was van de criminele activiteiten van haar ex-vriend. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte op verschillende tijdstippen in de periode van 5 oktober 2015 tot en met 10 januari 2016, deze voorwerpen had verworven en voorhanden had gehad, terwijl zij wist dat deze afkomstig waren uit enig misdrijf. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd uitgevoerd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat de ernst van het bewezen verklaarde een onvoorwaardelijke straf vereiste.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850005-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
10 september 2018 en 8 oktober 2018. Verdachte is op 10 september 2018 ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door mr. G. Bakker, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van
5 oktober 2015 tot en met 10 januari 2016, te Groningen en/of elders in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(van) een of meer voorwerp(en) heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen
en/of omgezet, athans gebruik heeft gemaakt,
zijnde dat/die voorwerpen (onder meer)
- ( ongeveer) 10.000 euro en/of 5000 euro,
althans (telkens) een hoeveelheid geld, en/of
- een auto VW Golf, kenteken [kenteken],
terwijl zij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling van verdachte voor het impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen gevorderd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte 10.000 euro en een auto van haar ex-vriend [medeverdachte] heeft aangenomen, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze voorwerpen van misdrijf afkomstig waren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de door verdachte van haar ex-vriend [medeverdachte] ontvangen 10.000 euro geld uit een lening betrof die verdachte terugkreeg van [medeverdachte] en dat verdachte van die teruggekregen 10.000 euro zelf de auto heeft gekocht. Tevens heeft hij aangevoerd dat verdachte niet wist of had kunnen weten dat de goederen van misdrijf afkomstig waren, omdat [medeverdachte] verdachte had verteld dat hij twee legale bedrijven had in Turkije en verdachte er vanuit ging dat het van [medeverdachte] terugontvangen geld door hem als inkomen in deze bedrijven was verkregen.
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
Deze zaak is een onderdeel van het resultaat van het onderzoek Chryseis, een onderzoek naar grootschalige acquisitiefraude gepleegd binnen heel Nederland. Aanleiding voor dit onderzoek waren de onderzoeken Archird en Eudora, waarbij laatstgenoemde ook was gericht op acquisitiefraude en waarin verdachte [medeverdachte], de hoofdverdachte in het onderzoek Chryseis, in beeld kwam bij de politie. Het onderzoek heeft zich vervolgens gericht op de activiteiten van deze hoofdverdachte op het gebied van acquisitiefraude.
Het dossier bevat meer dan vijftig aangiftes uit het hele land (en een aangifte uit België) van (pogingen tot) oplichting. Aangevers verklaren dat zij zijn gebeld door een man die hen onder valse voorwendselen heeft bewogen tot het overboeken van geld via internetbankieren. Uit de aangiftes blijkt dat de man in veel gevallen een soortgelijke werkwijze hanteerde en aan de aangevers een vergelijkbaar verhaal vertelde. Hij nam daarbij een valse naam en hoedanigheid aan om het vertrouwen van de aangevers te winnen. Veel aangevers hebben op instructie van de man tijdens de telefoongesprekken duizenden euro’s overgeboekt. In enkele gevallen wist de bank te voorkomen dat het geld in handen van de dader(s) belandde, maar in de meeste gevallen werden de geldbedragen direct na de overboeking bij een pinautomaat gepind.
Binnen het onderzoek zijn meerdere personen als verdachte aangemerkt. Volgens het politieonderzoek hebben zij – in meer of mindere mate – met elkaar samengewerkt en daarbij een rol vervuld als oplichter, opdrachtgever, tussenpersoon of katvanger in die zin dat zij hun bankrekening en/of bankpas met pincode ter beschikking hebben gesteld. Verdachte [verdachte], de ex-vriendin van verdachte [medeverdachte], wordt ervan verdacht geld en een auto te hebben ontvangen van [medeverdachte], terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geld en deze auto uit misdrijf afkomstig waren.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, het impliciet primair ten laste gelegde opzetwitwassen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte een Volkswagen Golf van haar ex-vriend [medeverdachte] heeft gekregen. De rechtbank overweegt hiertoe dat de verkoper van de auto, getuige [getuige 1], specifiek en gedetailleerd heeft verklaard over hoe de Turkse jongen de auto heeft betaald – een bedrag van 5.300 euro in briefjes van 50 euro –, dat de Turkse jongen degene is geweest die de auto op naam heeft gezet en dat deze jongen bovendien heeft gezegd dat de auto voor de vrouw was die mee was. [1] Ook de verklaring van getuige [getuige 2] strookt met deze lezing, nu zij heeft verklaard dat verdachte [verdachte] tegen haar heeft gezegd dat zij, [verdachte], verdachte [medeverdachte] om een auto had gevraagd. [2] De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van de door de getuigen afgelegde verklaringen te twijfelen.
De rechtbank acht, gelet op de verklaring van getuige [getuige 2] en diverse tapgesprekken, ook bewezen dat verdachte en bedrag van 15.000 euro van [medeverdachte] heeft ontvangen. Zo zegt verdachte in een tapgesprek op 5 oktober 2015 tegen [medeverdachte] dat ze 15.000 euro nodig heeft. [3] Op 14 oktober 2015 zegt verdachte dat ze die 10.000 nou heeft en dat ze vrijdag die andere 5.000 krijgt. [4] Op 10 januari 2016 tenslotte wordt vanaf het telefoonnummer [nummer], welk nummer op dat moment in gebruik was bij [medeverdachte] [5] , een SMS gestuurd naar de telefoon van verdachte waarin staat dat ze die 15.000 toch ook heeft ontvangen. [6]
De rechtbank acht op basis van het voorgaande bewezen dat verdachte van haar ex-vriend [medeverdachte] in totaal een geldbedrag van 15.000 euro en een Volkswagen Golf heeft ontvangen.
De rechtbank acht tevens bewezen dat dit geld en de auto uit misdrijf afkomstig waren, aangezien verdachte [medeverdachte] bij vonnis van deze rechtbank van heden is veroordeeld voor een veelvoud aan oplichtingszaken en witwassen in een periode die ook de aan verdachte ten laste gelegde periode omvat. Daarbij is, anders dan verdachte heeft betoogd, niet gebleken dat verdachte in deze periode een legale inkomstenbron had. Voor zover verdachte heeft betoogd dat dit wel het geval was, heeft zij deze stelling onvoldoende onderbouwd dan wel inzichtelijk gemaakt. De -door de verklaring van de ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige 3] ondersteunde- lezing van verdachte dat er sprake was van terugbetaling van een geldlening doet niet ter zake, nu niet de vraag voorligt wat de reden is van het verkrijgen van het geld door verdachte van haar ex-vriend [medeverdachte], maar of dit door haar ontvangen geld uit misdrijf afkomstig was.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat verdachte wel degelijk wist dat de geldbedragen en de auto, middellijk of onmiddellijk, van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht hierbij, naast de hiervoor genoemde omstandigheid van het ontbreken van een legale inkomstenbron bij [medeverdachte], van belang dat verdachte drie maanden vóór 4 februari 2016, de datum waarop getuige [getuige 2] een verklaring bij de politie heeft afgelegd, tegen [getuige 2] heeft gezegd dat [medeverdachte] mensen belde en zich uitgaf als deurwaarder om die mensen er vervolgens van te overtuigen dat ze een schuld hadden en moesten betalen. Verdachte heeft toen tevens gezegd dat zij zich daar niet goed bij voelde, maar dat zij ervan moest leven doordat zij geen werk en inkomen had. [7] Daar komt nog bij dat verdachte zelf heeft verklaard dat zij ervan op de hoogte was dat [medeverdachte] zich in het verleden ook al eens heeft beziggehouden met acquisitiefraude. [8]
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot het oordeel dat verdachte op zijn minst genomen bewust de ogen heeft gesloten voor de reële mogelijkheid dat het geld en de auto die zij van [medeverdachte] heeft ontvangen, van misdrijf afkomstig waren.
De rechtbank acht niet bewezen dat er bij het opzetwitwassen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met een ander en zal verdachte om die reden van het onderdeel medeplegen in de tenlastelegging vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op verschillende tijdstippen in de periode van 5 oktober 2015 tot en met 10 januari 2016, in Nederland, voorwerpen heeft verworven en voorhanden gehad, zijnde die voorwerpen
- 10.000 euro en 5000 euro, en
- een auto VW Golf, kenteken [kenteken],
terwijl zij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 70 uren, te vervangen voor 35 dagen hechtenis als de werkstraf niet (naar behoren) wordt uitgevoerd, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke straf gelet op onder meer de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van in totaal 15.000 euro en een auto. Zij heeft een langdurige relatie gehad met verdachte [medeverdachte], die zich ten tijde van deze relatie bezighield met acquisitiefraude. Weliswaar was verdachte jong en naïef toen de relatie begon, maar toen zij na de beëindiging van de relatie het geld en de auto heeft verworven en voorhanden heeft gehad, wist zij dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door snel en eenvoudig financieel gewin, zonder rekening te houden met de schadelijke gevolgen voor de personen die door haar ex-partner [medeverdachte] zijn opgelicht.
Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het in omloop zijn van witwasgelden heeft een sterk corrumperende werking en faciliteert veelal ander strafbaar handelen. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van het bewezen verklaarde met zich brengt dat niet met de oplegging van een voorwaardelijke straf kan worden volstaan.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld. In strafverminderende zin heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het tijdsverloop van de strafprocedure.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van na te noemen duur passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en
mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2018.
Mrs. H.H.A. Fransen en M.T. Bos zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.G-011, verklaring getuige [getuige 1], pagina 1795-1796.
2.G-009, verklaring getuige [getuige 2] op 4 februari 2016, pagina 1784.
3.Tapgesprek 5-10-2015 om 18:18:36 uur, pagina 746.
4.Tapgesprek 14-10-2015 om 18:02:06 uur tussen [verdachte] en [naam], pagina 2657-2658.
5.BOB-023, pagina 291.
6.Tap, SMS op 10-01-2016 om 13:53:47 uur, pagina 2667.
7.Verklaring getuige [getuige 2] op 4 februari 2016, pagina 1783.
8.Verhoor verdachte, pagina 3546.