ECLI:NL:RBNNE:2018:4302

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
24 oktober 2018
Zaaknummer
18/830435-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van crimineel geld door verdachte in het kader van telefonische acquisitiefraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. De verdachte, geboren in 1981, heeft zijn bankrekening ter beschikking gesteld voor het storten van crimineel verkregen geld, dat hij vervolgens heeft gepind en overgedragen aan een ander. Dit gebeurde in het kader van een grootschalig onderzoek naar telefonische acquisitiefraude, genaamd Chryseis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 10 december 2015, te Groningen, een bedrag van 3.750 euro heeft verworven, terwijl hij wist dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte heeft tijdens de zittingen op 14 september en 8 oktober 2018 bekend dat hij zijn bankrekening ter beschikking heeft gesteld en dat hij twijfels had over de herkomst van het geld, maar desondanks zijn ogen heeft gesloten voor de reële mogelijkheid dat het om crimineel geld ging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 20 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830435-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
14 september 2018 en 8 oktober 2018.
Verdachte is op 14 september 2018 verschenen, bijgestaan door mr. G. Meijer, advocaat te Veendam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 december 2015, althans in december 2015,
te Groningen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(van) een voorwerp, te weten 3750 euro of 3300 euro,
althans een hoeveelheid geld,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
althans gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat voorwerp
geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig
misdrijf.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het impliciet primair ten laste gelegde gevorderd. Hij acht voorwaardelijk opzet op de wetenschap dat het op de bankrekening van verdachte gestorte geldbedrag, welk bedrag door verdachte is gepind en vervolgens is afgegeven, uit misdrijf afkomstig was, wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte weliswaar zijn betaalrekening ter beschikking heeft gesteld, maar dat hij niet wist dat het gestorte en vervolgens door verdachte gepinde geldbedrag van misdrijf afkomstig was.
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
Deze zaak is een onderdeel van het resultaat van het onderzoek Chryseis, een onderzoek naar grootschalige acquisitiefraude gepleegd binnen heel Nederland. Aanleiding voor dit onderzoek waren de onderzoeken Archird en Eudora, waarbij laatstgenoemde ook was gericht op acquisitiefraude en waarin verdachte [medeverdachte], de hoofdverdachte in het onderzoek Chryseis, in beeld kwam bij de politie. Het onderzoek heeft zich vervolgens gericht op de activiteiten van deze hoofdverdachte op het gebied van acquisitiefraude.
Het dossier bevat meer dan vijftig aangiftes uit het hele land (en een aangifte uit België) van (pogingen tot) oplichting. Aangevers verklaren dat zij zijn gebeld door een man die hen onder valse voorwendselen heeft bewogen tot het overboeken van geld via internetbankieren. Uit de aangiftes blijkt dat de man in veel gevallen een soortgelijke werkwijze hanteerde en aan de aangevers een vergelijkbaar verhaal vertelde. Hij nam daarbij een valse naam en hoedanigheid aan om het vertrouwen van de aangevers te winnen. Veel aangevers hebben op instructie van de man tijdens de telefoongesprekken duizenden euro’s overgeboekt. In enkele gevallen wist de bank te voorkomen dat het geld in handen van de dader(s) belandde, maar in de meeste gevallen werden de geldbedragen direct na de overboeking bij een pinautomaat gepind.
Binnen het onderzoek zijn meerdere personen als verdachte aangemerkt. Volgens het politieonderzoek hebben zij – in meer of mindere mate – met elkaar samengewerkt en daarbij een rol vervuld als oplichter, opdrachtgever, tussenpersoon of katvanger in die zin dat zij hun bankrekening en/of bankpas met pincode ter beschikking hebben gesteld. Verdachte [verdachte] wordt ervan verdacht te hebben witgewassen door tegen een vergoeding zijn bankrekening ter beschikking te stellen, het op zijn bankrekening gestorte geld te pinnen en dit geld vervolgens over te dragen aan een ander.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het impliciet primair ten laste gelegde, witwassen, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangever [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 10 december 2015. [1] De rechtbank heeft bij vonnis van heden verdachte [medeverdachte] veroordeeld voor (onder meer) oplichting van aangever [slachtoffer] en daarbij bewezenverklaard dat [slachtoffer] op 10 december 2015 door [medeverdachte] door gebruikmaking van een valse naam, een valse hoedanigheid en een samenweefsel van verdichtsels is bewogen tot de afgifte van 7.500 euro. Blijkens de aangifte van [slachtoffer] is door hem in opdracht van [medeverdachte] een bedrag van 3.750 euro overgemaakt naar de bankrekening van verdachte [verdachte].
Verdachte heeft ter terechtzitting op 14 september 2018 bekend dat hij zijn bankrekening ter beschikking heeft gesteld aan een ander, dat op die bankrekening door aangever [slachtoffer] geld is gestort, dat hij vervolgens geld heeft gepind en heeft overgedragen aan een ander, en dat hij een deel van het gestorte geld als beloning heeft ontvangen.
Verdachte heeft ter terechtzitting tevens verklaard dat hij twijfels had en ook wel wist dat het niet klopte toen hem werd gevraagd zijn bankpas af te geven, maar dat hij zijn ogen hiervoor heeft gesloten. [2]
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot het oordeel dat verdachte bewust de ogen heeft gesloten voor de reële mogelijkheid dat de gelden die op zijn bankrekening zijn gestort en die hij heeft gepind en overdragen aan een ander, uit enig misdrijf afkomstig waren. Aldus heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn bankrekening zou worden gebruikt voor het witwassen van crimineel verkregen geld. De rechtbank acht het impliciet primair ten laste gelegde witwassen dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht niet bewezen dat er bij het opzetwitwassen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met een ander en zal verdachte om die reden van het onderdeel medeplegen in de tenlastelegging vrijspreken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het impliciet primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 10 december 2015, te Groningen, een voorwerp, te weten 3.750 euro, heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
impliciet primair: witwassen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het impliciet primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis indien de werkstraf niet (naar behoren) wordt uitgevoerd. Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie onder meer rekening gehouden met de rol van verdachte, de persoonlijke omstandigheden van verdachte en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman acht de eis van de officier van justitie passend. Hij heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van 3.750 euro. Hij heeft zijn bankrekening ter beschikking gesteld, zodat daarop crimineel geld kon worden gestort. Verdachte heeft dit geld gepind en overgedragen aan een ander. Hierbij heeft hij zich kennelijk laten leiden door snel en eenvoudig financieel gewin, zonder daarbij rekening te houden met de schadelijke gevolgen voor de personen die zijn opgelicht.
Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het in omloop zijn van witwasgelden heeft een sterk corrumperende werking en faciliteert veelal ander strafbaar handelen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat verdachte er ter terechtzitting blijk van heeft gegeven de laakbaarheid van zijn handelen in te zien en dat verdachte een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. In strafverminderende zin heeft de rechtbank voorts rekening gehouden met het tijdsverloop van de strafprocedure.
Alles overwegende acht de rechtbank een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 40 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en
mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2018.
Mrs. H.H.A. Fransen en M.T. Bos zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.A-021, aangifte [slachtoffer], pagina 3091-3092.
2.Verklaring verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 14 september 2018.