ECLI:NL:RBNNE:2018:4261

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2018
Publicatiedatum
23 oktober 2018
Zaaknummer
6614086 CV EXPL 18-679
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen uit overeenkomst van opdracht voor incassodienstverlening

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Invorderingsbedrijf B.V. en [naam gedaagde], die optreedt namens zijn bedrijf Medical Support & Education. De eiser, Invorderingsbedrijf, vorderde betaling van onbetaalde facturen die voortvloeien uit een serviceovereenkomst voor incassodienstverlening. De gedaagde had een overeenkomst gesloten waarbij hij tegen betaling van een jaarbijdrage incassozaken kon uitbesteden aan Invorderingsbedrijf. De gedaagde heeft echter een aantal facturen onbetaald gelaten, wat leidde tot deze rechtszaak.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de overeenkomst is aangegaan en dat hij de facturen niet heeft betaald. De gedaagde betwistte de verschuldigdheid van de kosten en stelde dat de overeenkomst op basis van 'no cure no pay' was aangegaan. De kantonrechter oordeelde echter dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling en dat de algemene voorwaarden van Invorderingsbedrijf van toepassing waren. De rechter heeft de vordering van Invorderingsbedrijf toegewezen, inclusief de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en rente.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van contractuele verplichtingen en de geldigheid van algemene voorwaarden, vooral in het kader van incassodiensten. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen, inclusief proceskosten, en de rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 6614086 CV EXPL 18-679
Vonnis van de kantonrechter van 23 oktober 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Invorderingsbedrijf B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
eiseres, hierna Invorderingsbedrijf te noemen,
gemachtigde mr. M. Leung, werkzaam bij Moneyfirst B.V.,
tegen
[naam gedaagde], tevens h.o.d.n.
Medical Support & Education,
wonende en zaakdoende te [plaats] ,
gedaagde, hierna [naam gedaagde] te noemen,
in persoon procederende.
PROCESGANG
De procesgang blijkt uit het volgende:
- de dagvaarding d.d. 4 januari 2018, door [naam gedaagde] op 30 januari 2018 op de rol aangebracht;
- conclusie van antwoord d.d. 30 januari 2018;
- conclusie van repliek d.d. 27 maart 2018;
- conclusie van dupliek d.d. 24 april 2018;
- aanvulling op conclusie van dupliek d.d. 24 april 2018;
- akte uitlating producties d.d. 8 mei 2018 aan de zijde van Invorderingsbedrijf.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
Tot slot is vonnis nader bepaald op heden.
OVERWEGINGEN

1.De feiten

1.1.
De kantonrechter gaat bij de beoordeling van het geschil uit van de volgende feiten die tussen partijen vaststaan omdat ze enerzijds zijn gesteld en anderzijds niet of niet voldoende zijn betwist.
1.2.
[naam gedaagde] staat met zijn bedrijf Medical Support & Education ingeschreven bij de kamer van koophandel.
1.3.
Tussen Invorderingsbedrijf en [naam gedaagde] , althans [naam gedaagde] namens zijn bedrijf Medical Support & Education, is een serviceovereenkomst (abonnement) incassopremium tot stand gekomen waarbij [naam gedaagde] tegen betaling van een jaarbijdrage ad € 175,00 incassozaken uit handen kan geven aan Invorderingsbedrijf.
1.4.
[naam gedaagde] heeft Invorderingsbedrijf opdracht tot dagvaarding verstrekt, waarna Invorderingsbedrijf is aangevangen met incassowerkzaamheden voor [naam gedaagde] . Bij e-mail van 13 oktober 2016 heeft Invorderingsbedrijf de opdracht tot dagvaarding bevestigd.
1.5.
Omdat de debiteur van [naam gedaagde] inhoudelijk verweer voerde en het dossier op tegenspraak behandeld zou worden, heeft Invorderingsbedrijf voor deze werkzaamheden een voorschotfactuur ad € 544,50 naar [naam gedaagde] gestuurd op 15 februari 2017.
1.6.
Op 15 februari 2017 heeft Invorderingsbedrijf tevens de volgende e-mail naar [naam gedaagde] gestuurd:
'(…)
Inzake dossierIN108990het volgende:
U geeft aan te willen stoppen. Bij het intrekken van het dossier worden de kosten zoals de incassokosten, dossierkosten en de uren tot op heden gewerkt door belast. Conform de overeengekomen voorwaarden en tarieven, onder meer ook artikel 9.3 van de algemene voorwaarden zal het dossier worden afgewikkeld.
Daarbij loopt u het risico veroordeeld te worden in de proceskosten van de wederpartij.
Graag uw instructies.
(…)'
1.7.
Naar aanleiding van voornoemde e-mail heeft [naam gedaagde] op 15 februari 2017 als volgt gereageerd:
' (…)
Kan dit niet betalen en dit is ook tegen alle verdere afspraken met u.
Hoe vaak moet ik dat jullie nog schrijven.
Bij u is niks no cure no pay, ook met een aparte verzekering die ik bij u gesloten heb is dat dus niet zo.
Krijg geen respons op mijn aangetekende brief.
En u blijf mij bestoken met Facturen, terwijl er een afspraak licht dat het betaalde, het laatste was dat ik hoefde te betalen.
Ik zal dan ook uw kosten tegemoet zien en verder alles doorspreken met mijn advocaat die ik door uw toedoen zal moeten inzetten. (….)'
1.8.
Op 15 februari 2017 heeft Invorderingsbedrijf als volgt gereageerd:
'(…)
Er zijn geen andere afspraken bekend anders dan die volgens het beleid dagvaarding. Er worden geen juridische werkzaamheden verricht op basis van "no cure no pay". Dit is u ook nooit wijsgemaakt. In het beleid staat duidelijk wat het honorarium is bij verweer.
Wilt u dat wij ons onttrekken en het dossier afwikkelen? U kunt dan zelf de procedure verder voeren. (…)'
1.9.
Invorderingsbedrijf heeft [naam gedaagde] op 16 februari 2017 nogmaals als volgt aangeschreven:
'Geachte heer [naam gedaagde] ,
Zoals u bekend heeft u een service overeenkomst incasso afgesloten, waarop van toepassing zijn verklaard nadere voorwaarden en tarieven.
Voorts is een incassodossier voortgezet middels dagvaarding, op basis van het beleid dagvaarding. Met u besproken en bevestigd. Ter informatie zend ik u dit nogmaals door.
Uw debiteur heeft aangegeven verweer te willen voeren tegen de vordering. De rechtbank heeft bepaald, dat de procedure verder gaat en er derhalve extra werkzaamheden nodig zijn.
Op grond van de wet wordt in geval van verweer een uurtarief gerekend.
Indien u niet verder wenst met het dossier, hoor ik dat graag per ommegaande. Wij zullen de rechtbank dan laten weten, dat u zelf verder gaat procederen. Wij sluiten het dossier dan volgens de voorwaarden.
Graag hoor ik uiterlijk vandaag uw keuze nu de procedure verder gaat.
(…)'
1.10.
[naam gedaagde] heeft op dit schrijven niet gereageerd.
1.11.
Op 10 maart 2017 heeft [naam gedaagde] bij schrijven van Rechtbank Midden-Nederland het volgende bericht ontvangen:
'(…)
In bovengenoemde zaak heeft uw gemachtigde ter zitting van woensdag 8 maart 2017 medegedeeld niet langer voor u te zullen optreden (…).'
1.12.
Invorderingsbedrijf heeft op 1 juni 2017 een eindfactuur met nummer 12726022 ad
€ 488,75 (inclusief btw) naar [naam gedaagde] gestuurd. Tevens heeft Invorderingsbedrijf op 1 juni 2017 de op 15 februari 2017 verzonden voorschotfactuur ter hoogte van € 544,40 gecrediteerd met - onder meer - als vermelding '
credit i.vm. ontbinding'.
1.13.
[naam gedaagde] heeft bij schrijven van 1 juni 2017 aan Invorderingsbedrijf laten weten een betalingsregeling te willen treffen.
1.14.
Op 28 augustus 2017 heeft Invorderingsbedrijf een factuur met nummer 12727536 naar [naam gedaagde] gestuurd ad € 211,75 (inclusief btw) inzake de abonnementskosten van de serviceovereenkomst over de periode 29-08-2017 t/m 28-08-2018.
1.15.
Bij aangetekend schrijven van 31 augustus 2017 heeft [naam gedaagde] vervolgens zijn lidmaatschap van de serviceovereenkomst beëindigd.
1.16.
Ondanks ingebrekestelling en meerdere sommaties heeft [naam gedaagde] de facturen van in totaal € 700,62 onbetaald gelaten. Derhalve is Invorderingsbedrijf onderhavige procedure gestart.

2.De vordering en het verweer

2.1.
Invorderingsbedrijf vordert bij dagvaarding [naam gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 971,59, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 700,62 vanaf datum dagvaarding tot de dag der algehele voldoening. Voorts vordert Invorderingsbedrijf om [naam gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente over zowel de proces- als de nakosten verschuldigd vanaf de 15e dag na betekening van het in dezen te wijzen vonnis indien deze kosten niet binnen 14 dagen zijn voldaan.
2.2.
Het bedrag van € 971,59 is als volgt opgebouwd:
- hoofdsom € 700,62
- rente vanaf verzuim tot dagvaarding € 95,41
- incassokosten € 105,09
- interne incassokosten € 40,00
- BTW over incassokosten
€ 30,47 +
- totaal € 971,59
2.3.
Invorderingsbedrijf legt aan haar vordering ten grondslag dat [naam gedaagde] primair de gevorderde bedragen verschuldigd is op grond van de gesloten overeenkomst en meer in het bijzonder artikel 9.3 van de voorwaarden. Invorderingsbedrijf stelt dat [naam gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst door de facturen ter hoogte van € 700,62 onbetaald te laten. Subsidiair doet Invorderingsbedrijf een beroep op de artikelen 7:405, 7:406 en 6:74 van het Burgerlijk Wetboek. Omdat [naam gedaagde] in verzuim is vordert Invorderingsbedrijf daarnaast de buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 lid 2 onder c BW alsmede de contractuele rente over de hoofdsom tot aan dagvaarding en vanaf dagvaarding de wettelijke handelsrente. De interne invorderingskosten vordert Invorderingsbedrijf op grond van artikel 6:96 lid 1 BW en artikel 6 lid 1 jo. 2 van de Richtlijn 2011/7/EU EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties, welke in navolging van overweging 19 van voornoemde Richtlijn bepaalt dat Invorderingsbedrijf zonder aanmaning minstens een vast bedrag van € 40,00 mag invorderen, wanneer rente verschuldigd is.
2.4.
[naam gedaagde] erkent dat hij de facturen onbetaald heeft gelaten, maar stelt zich op het standpunt dat hij deze kosten niet verschuldigd is - kort samengevat - omdat hij de overeenkomst op basis van 'no cure no pay' is aangegaan. Hij stelt daarnaast dat Invorderingsbedrijf de eerste factuur op 1 juni 2017 heeft ingetrokken, omdat de gemachtigde per 8 maart 2017 niet meer als gemachtigde optrad. Daarnaast betwist hij dat de algemene voorwaarden aan hem ter hand zijn gesteld. [naam gedaagde] stelt tot slot dat hij de overeenkomst mondeling heeft opgezegd en dat het kosteloos zou worden afgesloten.
2.5.
De kantonrechter zal hierna, voor zover van belang voor de uitkomst van deze zaak,
nader ingaan op hetgeen partijen (overigens) ter onderbouwing van hun stellingen hebben aangevoerd en aan stukken hebben overgelegd.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staat vast dat zij een overeenkomst van opdracht hebben gesloten met betrekking tot incassodienstverlening. Hoewel [naam gedaagde] dit betwist stelt de kantonrechter - gelet op de in het geding gebrachte overeenkomst - voorts vast dat [naam gedaagde] de overeenkomst met betrekking tot incassodienstverlening namens zijn bedrijf is aangegaan. De hoofdsom betreft een tweetal facturen, welke [naam gedaagde] onbetaald heeft gelaten. Deze zullen hierna achtereenvolgend worden besproken.
factuur d.d. 1 juni 2017 - eindafrekening
3.2.
Invorderingsbedrijf vordert primair betaling van deze factuur op grond van artikel 9.3 van de algemene voorwaarden. Invorderingsbedrijf stelt dat [naam gedaagde] door ondertekening van de serviceovereenkomst akkoord is gegaan met de algemene voorwaarden en dat deze algemene voorwaarden bovendien op haar website staan. [naam gedaagde] betwist dat deze algemene voorwaarden aan hem ter hand zijn gesteld. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt.
3.3.
[naam gedaagde] is door ondertekening van de serviceovereenkomst incasso expliciet akkoord gegaan met de algemene voorwaarden, immers het volgende is opgenomen in de overeenkomst:
'Door ondertekening verklaart u akkoord te gaan met de algemene voorwaarden van het Invorderingsbedrijf, te vinden op www.invorderingsbedrijf.nl/algemenevoorwaarden, en de productvoorwaarden en tarieven voor incasso opdrachten (pagina 3).'
[naam gedaagde] heeft niet betwist dat de handtekening die op de serviceovereenkomst staat - direct onder voornoemde passage - van hem is. Derhalve gaat de kantonrechter hier vanuit. De algemene voorwaarden zijn derhalve tussen partijen overeengekomen. Vraag is vervolgens of Invorderingsbedrijf aan [naam gedaagde] de gelegenheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Met andere woorden: of de algemene voorwaarden aan [naam gedaagde] ter hand zijn gesteld. Op grond van artikel 6:230c lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een dienstverlener - zoals Invorderingsbedrijf - haar algemene voorwaarden
ter hand stellen door het mededelen van de website waarop de algemene voorwaarden beschikbaar zijn. Dit heeft Invorderingsbedrijf - zie eerder in deze rechtsoverweging - gedaan. Invorderingsbedrijf heeft de algemene voorwaarden aldus ter hand gesteld en [naam gedaagde] heeft hier, door zijn handtekening te zetten, mee ingestemd. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de voorwaarden op deze wijze voldoende aan [naam gedaagde] ter beschikking gesteld. De algemene voorwaarden zijn derhalve tussen partijen van toepassing.
3.4.
In artikel 9.3 van de algemene voorwaarden is het volgende bepaald:
'Indien Cliënt een incasso-opdracht intrekt, buiten het Invorderingsbedrijf een betalingsregeling treft met de Debiteur, met de Debiteur een schikking treft, het Invorderingsbedrijf zonder enig bericht laat, de betaling zelf regelt, dan wel een verdere incassohandeling in de weg staat, is het Invorderingsbedrijf niettemin gerechtigd over de gehele haar ter incasso gestelde vordering 15% commissie, een bedrag van € 25,- (exclusief BTW) aan registratiekosten en overige kosten - waaronder onder meer alle verschuldigde kosten van derden, zoals buitendienst, leges, proces- en executiekosten - in rekening te brengen.'
3.5.
Invorderingsbedrijf stelt zich op het standpunt dat [naam gedaagde] – nadat hij een vordering uit handen heeft gegeven aan Invorderingsbedrijf, Invorderingsbedrijf een gerechtelijke procedure is opgestart en door de debiteur verweer is gevoerd - de incasso-opdracht heeft ingetrokken. Derhalve vordert Invorderingsbedrijf op grond van artikel 9.3 van de algemene voorwaarden betaling van de eindafrekening. [naam gedaagde] heeft niet betwist dat hij de incasso-opdracht heeft ingetrokken. Derhalve is [naam gedaagde] in beginsel de eindfactuur verschuldigd. [naam gedaagde] stelt zich enkel nog op het standpunt dat partijen de overeenkomst op basis van 'no cure no pay' zijn aangegaan. Ter onderbouwing hiervan brengt [naam gedaagde] een advertentie van Invorderingsbedrijf in het geding. De kantonrechter oordeelt hierover dat uit de tussen partijen gesloten serviceovereenkomst geenszins blijkt dat zij betaling conform 'no cure no pay' zijn overeengekomen. In tegendeel in het beleid dagvaarding van Invorderingsbedrijf is opgenomen:
'Uw debiteur voert verweer
Het is mogelijk dat uw debiteur na het betekenen van de dagvaarding op enig moment verweer voert. In dit geval geldt alsdan voor alle werkzaamheden in het dossier het gematigde uurtarief van€ 185,-excl. BTW, naast de vaste vergoeding van € 86,- +€ 121,84excl. BTW.'
3.6.
Derhalve treft dit verweer van [naam gedaagde] geen doel. Het verweer van [naam gedaagde] dat Invorderingsbedrijf de eindafrekening heeft ingetrokken treft evenmin doel, nu Invorderingsbedrijf gemotiveerd heeft gesteld en met producties heeft onderbouwd dat zij niet deze factuur, maar een eerder verstuurde voorschotfactuur heeft ingetrokken/gecrediteerd. Daarnaast heeft Invorderingsbedrijf betwist dat zij - zoals [naam gedaagde] stelt - het dossier zonder verdere kosten zou sluiten. Dit blijkt ook niet uit de e-mails die door [naam gedaagde] zijn overgelegd. Het had op de weg van [naam gedaagde] gelegen om dit verweer nader te onderbouwen. Dit heeft hij nagelaten. Derhalve kan ook dit verweer niet slagen.
3.7.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de vordering voor zover deze ziet op de eindafrekening kan worden toegewezen. [naam gedaagde] stelt zich weliswaar nog op het standpunt dat Invorderingsbedrijf geen, dan wel slechte, werkzaamheden heeft verricht, echt heeft nagelaten dit te onderbouwen, reden waarom de kantonrechter aan dit verweer voorbij zal gaan. Nu [naam gedaagde] voor het overige geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de factuur ligt het gevorderde bedrag voor toewijzing gereed.
factuur d.d. 28 augustus 2017 - abonnementskosten
3.8.
Invorderingsbedrijf vordert daarnaast betaling van de factuur d.d. 28 augustus 2017 en legt aan deze factuur ten grondslag dat [naam gedaagde] niet tijdig over is gegaan tot opzegging van de overeenkomst waardoor hij een jaar servicekosten verschuldigd is. [naam gedaagde] betwist dat hij deze kosten verschuldigd is en stelt zich op het standpunt dat hij de overeenkomst tijdig heeft opgezegd. Hij stelt - zonder nadere onderbouwing - dat hij de overeenkomst mondeling heeft opgezegd. De kantonrechter oordeelt dienaangaande als volgt.
3.9.
Uit de serviceovereenkomst - welke op 29 augustus 2016 door [naam gedaagde] is ondertekend - blijkt het volgende: '
De overeenkomst wordt aangegaan voor de periode van een jaar en wordt daarna automatisch jaarlijks verlengd met een jaar, tenzij schriftelijk drie maanden van tevoren aangetekend wordt opgezegd.'Nu de overeenkomst aanvankelijk op 29 augustus 2016 is ingegaan, had [naam gedaagde] deze uiterlijk voor 29 mei 2017 aangetekend op moeten zeggen. Gesteld noch gebleken is dat [naam gedaagde] eerder dan 31 augustus 2017 via aangetekend schrijven over is gegaan tot opzegging. Derhalve staat vast dat [naam gedaagde] te laat - immers op 31 augustus 2017, toen de overeenkomst reeds met een jaar was verlengd - heeft opgezegd en derhalve de abonnementskosten over de periode 29-08-2017 t/m 28-08-2018 verschuldigd is geworden. Of mondeling is opgezegd, zoals [naam gedaagde] heeft aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders. Dit deel van de vordering zal derhalve eveneens worden toegewezen.
buitengerechtelijke incassokosten
3.10.
Invorderingsbedrijf heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen tot ten hoogste het bedrag van de wettelijke staffel zoals vermeld in artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zijnde € 127,16 inclusief BTW. Het meergevorderde zal worden afgewezen.
interne incassokosten
3.11.
Invorderingsbedrijf maakt tevens, op grond van artikel 6:96 lid 1 BW en artikel 6 lid 1 jo. 2 van de Richtlijn 2011/7/EU EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011, aanspraak op de vergoeding van interne invorderingskosten (dossierkosten). Overweging 19 van voornoemde richtlijn bepaalt dat Invorderingsbedrijf zonder aanmaning minstens een bedrag van € 40,00 exclusief BTW mag vorderen wanneer rente verschuldigd wordt.
3.12.
De kantonrechter zal deze vordering van Invorderingsbedrijf echter afwijzen nu de richtlijn ziet op vergoeding van redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW en niet op de vergoeding van vermogensschade in de vorm van geleden verlies en/of gederfde winst. Daar komt bij dat aan Invorderingsbedrijf reeds in rechtsoverweging 3.10 een bedrag is toegekend van € € 127,16 inclusief BTW aan vergoeding van redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
rente
3.13.
Tegen de vordering tot vergoeding van de contractuele rente alsmede de wettelijke (handels)rente is door [naam gedaagde] niet op zelfstandige gronden verweer gevoerd, zodat deze kan worden toegewezen.
proceskosten
3.14.
[naam gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. De nakosten zullen worden toegewezen zoals in het dictum omschreven.
3.15.
De wettelijke rente over de proces- en de nakosten zal worden toegewezen zoals gevorderd.

4.BESLISSING

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [naam gedaagde] om tegen kwijting aan Invorderingsbedrijf te betalen € 700,62, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 30 januari 2018 tot de dag der algehele voldoening;
4.2.
veroordeelt [naam gedaagde] om tegen kwijting aan Invorderingsbedrijf te betalen € 127,16 aan buitengerechtelijke incassokosten (inclusief BTW);
4.3.
veroordeelt [naam gedaagde] om tegen kwijting aan Invorderingsbedrijf te betalen € 95,41, zijnde de contractuele rente berekend tot 30 januari 2018;
4.4.
veroordeelt [naam gedaagde] tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van Invorderingsbedrijf tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 476,00 aan griffierecht, € 88,20 aan explootkosten, € 250,00 voor salaris van de gemachtigde en € 100,00 aan nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening van de proces- en nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het verstrijken van deze termijn tot de dag der voldoening;
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Bootsma, kantonrechter, en op 23 oktober 2018 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: 30101