ECLI:NL:RBNNE:2018:4198

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
19 oktober 2018
Zaaknummer
830025-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor telefonische acquisitiefraude met herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

Op 19 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van oplichting door middel van telefonische acquisitiefraude. De verdachte heeft samen met een medeverdachte in een periode van ongeveer tweeënhalve maand vier personen opgelicht door zich voor te doen als een (gerechts)deurwaarder of medewerker van justitie. De slachtoffers werden onder druk gezet om grote geldbedragen over te maken, met de belofte dat deze bedragen snel zouden worden teruggestort. In totaal is er ongeveer 55.000 euro overgeboekt naar rekeningen van katvangers, waarna het geld contant werd opgenomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld in deze georganiseerde fraude en dat hij dit feit heeft gepleegd tijdens een voorwaardelijke invrijheidstelling van een eerdere straf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en de voorwaardelijke invrijheidstelling herroepen voor de resterende periode van 1402 dagen. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830025-16
vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling parketnummer 18/630521-05
VI-zaaknummer 99/000045-32
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
11 september 2018 en 8 oktober 2018.
Verdachte is niet verschenen; op 11 september 2018 is wel verschenen mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van
1 oktober 2015 tot en met 23 december 2016, te Groningen en/of elders in
Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans
alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam
en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels, op of omstreeks na te noemen
pleegdatum na te noemen persoon/personen heeft bewogen tot de afgifte(n) van
na te noemen (totale) geldbedrag(en) te weten;
(cluster oplichtingstelefoonnummer [telefoonnummer 1] :)
A) 9 oktober 2015, [slachtoffer 1] , 4300 euro (aangifte A-015, p. 2988), en/of
(cluster oplichtingstelefoonnummer [telefoonnummer 2] :)
E) 21 december 2015, [slachtoffer 2] , 15.000 euro (aangifte A-008, p. 2766), en/of
(cluster overige aangiften:)
C) 22 december 2015, [slachtoffer 3] , 8750 euro (aangifte A-022, p. 3093),
en/of
D) 23 december 2015, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , 27.110 euro (aangifte A-039,
p. 3279),
in elk geval een af meer persoon/personen te bewegen tot afgifte van geld,
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n),
althans alleen, (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/af bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
(telkens)
- informatie omtrent het/een te benaderen bedrijf/bedrijven en/of
organisatie(s) gezocht via internet, en/of
- naar genoemd(e) persoon/personen gebeld die bij een/dat bedrijf en/of
organisatie was/waren betrokken, en/of (vervolgens)
(telefonisch) jegens die persoon/personen
- zich gepresenteerd onder een valse naam, te weten [naam] of [naam] of [naam]
of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam]
en/of [naam] althans een valse naam, en/af
- zich voorgedaan als bonafide deurwaarder en/af medewerker van een
deurwaarderskantoor en/af incassobureau en/of de rechtbank/justitie,
althans als bonafide schuldeiser/schuldinner,
en/of
tegen die persoon/personen gezegd
- dat er een (opeisbare) schuld zou zijn ontstaan vanwege een vermelding in
een bedrijvengids of telefoongids althans dat er een schuld zou zijn die
direct betaald moest worden en/of
- dat er beslag gelegd was of zou worden gelegd of dat een
bankrekening van (het bedrijf of de organisatie van) die persoon zou zijn of
worden geblokkeerd en/of gedreigd met (verdere) executie van die beslaglegging
af blokkering indien er niet direct zou worden betaald, en/of
- dat er eerst direct een of meermalen een (groot) bedrag moest worden
overgemaakt (bij wijze van borg) en/of dat na controle of aftrek van de schuld
het restant (direct) zou worden teruggeboekt
en/of (daarbij)
- die persoon/personen (ook) betalingsinstructies gegeven om (meermalen) via
een spoedoverboeking af betaalopdracht onmiddellijk geld over te maken naar een
of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s) en/of
- ( zonodig) die persoon/personen opdracht gegeven om die betaling(en) direct
met de bank alsnog te regelen terwijl verdachte dan telefonisch verbonden
wenste te blijven en/of wilde blijven meeluisteren,
en/of
- ( aldus) die persoon/personen gedreigd met of gewezen op (de mogelijkheid
van) een onmiddellijke beslaglegging of blokkering van bankrekening(en) en/of
verdere executie van een beslaglegging of handhaving van de blokkering als er
niet direct betaald zou worden, en/of (anderszins) onder tijdsdruk gezet
en/of
- bij die persoon/personen de indruk en/of vrees gewekt dat er (daardoor) een
financieel probleem zou zijn of zou kunnen ontstaan en/of (reputatie)schade
zou kunnen ontstaan voor het betrokken bedrijf of de betrokken organisaties
en/of
- die persoon geen of onvoldoende gelegenheid gegeven om de juistheid van de
claim(s) en/of bewering(en) van verdachte en/of de juistheid van (de directe
opeisbaarheid of het verhaal van) de schuld(en) van die persoon of dat bedrijf
of die organisatie te kunnen controleren, en/of
- tegen die persoon/personen gezegd dat na betaling conform de instructies van
verdachte een beslaglegging of rekeningblokkering zou worden opgeheven of
voorkomen of een rechtszaak zou kunnen worden voorkomen, en/of
- ( aldus) die persoon/personen telefonisch op indringende en/of dwingende en/of
misleidende wijze overvallen en/of overrompeld/overbluft
waardoor die persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven
afgifte(n)
(pv bevindingen m.b.t. aangiften Chryseis, p. 1516 e.v.;
relaaspv Chryseis, p. 11+85 e.v.;
pv bevindingen m.b.t. criminele organisatie, p. 1415 e.v.;)
althans indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen dat
hij in of omstreeks de periode van 9 oktober 2015 tot en met 23 december 2015,
te Groningen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
van het plegen van witwassen al dan niet een gewoonte heeft gemaakt
immers heeft verdachte
meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n),
althans alleen,
(telkens) (van) een voorwerp te weten een hoeveelheid geld,
te weten
- op of omstreeks 9 oktober 2015, (ongeveer) 4300 euro (aangifte [slachtoffer 1] ,
p. 2988), en/of
- op of omstreeks 21 december 2015, (ongeveer) 8590 euro en/of 1250 euro
(aangifte [naam] ), en/of
- op of omstreeks 22 december 2015, (ongeveer) 5000 euro (aangifte [naam]
), en/of
- op af omstreeks 23 december 2015, (ongeveer) 12.500 euro (aangifte [slachtoffer 4]
),
in elk geval (telkens) een hoeveelheid geld,
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
althans gebruik heeft gemaakte,
terwijl hij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat
voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was
uit enig misdrijf.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft betoogd dat er sprake is van medeplegen van oplichting.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het contact tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , zoals dat blijkt uit de diverse telefoongesprekken die zijn vastgelegd, ging over een geldlening van 7.000 euro die [medeverdachte 1] zou moeten terugbetalen aan verdachte. De gesprekken zien niet op het (mede)plegen van oplichting, zoals de officier van justitie stelt. Er wordt in de taps van alles ingelezen, maar de feitelijke onderbouwing daarvan ontbreekt. Het kan zijn dat [medeverdachte 1] in de periode waarin de telefoongesprekken hebben plaatsgevonden bezig was met oplichting, maar daarbij heeft verdachte geen rol gespeelt. Zo er al sprake zou zijn van betrokkenheid van verdachte bij de door [medeverdachte 1] gepleegde oplichtingen, dan is er geen sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] . Aldus is er van het medeplegen van oplichting geen sprake. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat verdachte zich er niet van bewust was dat het geld uit misdrijf afkomstig was en dat hij dit evenmin redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Oordeel van de rechtbank

1.Inleiding

Deze zaak is een onderdeel van het resultaat van het onderzoek Chryseis, een onderzoek naar grootschalige acquisitiefraude gepleegd binnen heel Nederland. Aanleiding voor het onderzoek waren de onderzoeken Archird en Eudora, waarbij laatstgenoemde ook was gericht op acquisitiefraude en waarin verdachte [medeverdachte 1] , de hoofdverdachte in het onderzoek Chryseis, in beeld kwam bij de politie. Het onderzoek heeft zich vervolgens gericht op de activiteiten van deze hoofdverdachte op het gebied van acquisitiefraude.
Het dossier bevat meer dan vijftig aangiftes uit het hele land (en een aangifte uit België) van (pogingen tot) oplichting. Aangevers verklaren dat zij zijn gebeld door een man die hen onder valse voorwendselen heeft bewogen tot het overboeken van geld via internetbankieren. Uit de aangiftes blijkt dat de man in veel gevallen een soortgelijke werkwijze hanteerde en aan de aangevers een vergelijkbaar verhaal vertelde. Hij nam daarbij een valse naam en hoedanigheid aan om het vertrouwen van de aangevers te winnen. Veel aangevers hebben op instructie van de man tijdens de telefoongesprekken duizenden euro’s overgeboekt. In enkele gevallen wist de bank te voorkomen dat het geld in handen van de dader(s) belandde, maar in de meeste gevallen werden de geldbedragen direct na de overboeking bij een pinautomaat gepind.
Binnen het onderzoek zijn meerdere personen als verdachte aangemerkt. Volgens het politieonderzoek hebben zij – in meer of mindere mate – met elkaar samengewerkt en daarbij een rol vervuld als oplichter, opdrachtgever, ondersteuner, tussenpersoon of katvanger in die zin dat zij hun bankrekening en/of bankpas met pincode ter beschikking hebben gesteld.
Verdachte [verdachte] wordt primair ervan verdacht zich in de hoedanigheid van opdrachtgever, tussenpersoon en/of ondersteuner schuldig te hebben gemaakt aan het medeplegen van vier oplichtingen. Subsidiair wordt hij ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan het witwassen van meerdere geldbedragen.

2.Bewijsoverwegingen

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.1
Modus operandi
De rechtbank heeft in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte 1] van heden bewezenverklaard dat het [medeverdachte 1] is geweest die – naast tientallen andere aangevers – de in de tenlastelegging genoemde aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gebeld en heeft bewogen tot afgifte van de ten laste gelegde gelden. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat [medeverdachte 1] telkens een modus operandi heeft gehanteerd die op essentiële punten overeenkomsten vertoont.
De modus operandi komt erop neer dat [medeverdachte 1] , accentloos Nederlands sprekend, belde naar bedrijven – veelal kleine ondernemers – uit het hele land. Meestal stelde [medeverdachte 1] zich voor als [naam] , maar hij gebruikte ook vergelijkbare namen zoals [naam] , [naam] , [naam] , [naam] , [naam] of [naam] . Hij vertelde tegen de aangever telkens dat hij werkzaam was als (gerechts)deurwaarder en/of dat hij werkzaam was bij een rechtbank of bij justitie. Vervolgens vertelde hij dat het bedrijf van de aangever een factuur niet had betaald en dat daarom beslag was of zou worden gelegd op de bankrekening van hun onderneming. [medeverdachte 1] vertelde dat deze beslaglegging en de daarop volgende gerechtelijke procedure kon worden afgewend als het bedrijf direct geld zou overboeken. Het geldbedrag dat moest worden overboekt betrof telkens een aanzienlijk hoger bedrag dan het bedrag van de zogenaamde openstaande factuur en diende volgens het verhaal van [medeverdachte 1] als borgstelling. [medeverdachte 1] vertelde dat het verschil tussen het overgeboekte bedrag en het bedrag van de openstaande factuur na controle binnen een paar uur zou worden teruggestort. [medeverdachte 1] hield de aangever aan de lijn totdat het geld door middel van een of meerdere spoedoverboekingen via internetbankieren was overgeboekt, terwijl hij vertelde welke handelingen de aangever moest verrichten.
De rechtbank heeft overwogen dat deze modus operandi zodanig specifiek is dat deze als bewijs kan worden gebruikt. Ook in de onderhavige zaak zal deze modus operandi worden gebruikt voor het bewijs.
2.1
Sub A: [slachtoffer 1]
Met betrekking tot de oplichting van aangever [slachtoffer 1] (sub A) overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 1] heeft mede namens [bedrijf 1] aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 9 oktober 2015. [1] Blijkens de aangifte is er sprake van een vergelijkbare modus operandi als hiervoor beschreven. Uit historische verkeersgegevens blijkt dat [slachtoffer 1] op 9 oktober 2015 is gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [2] Dit telefoonnummer is in gebruik geweest bij [medeverdachte 1] , zo blijkt uit de aangifte van [slachtoffer 6] , de stemherkenning van [medeverdachte 1] door verbalisanten en tapgesprekken.
Aangever [slachtoffer 6] , werkzaam bij [bedrijf 2] , heeft verklaard dat zij twee keer is gebeld door een persoon die probeerde haar geld te laten overboeken. Op 9 oktober 2015 is zij gebeld vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 1] door een persoon die zich voordeed als [naam] , gerechtelijke deurwaarder van de rechtbank Amsterdam. [3] Enkele weken later, op 4 november 2015, is zij gebeld vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 5] [4] door iemand die zich [naam] noemde [5] . [slachtoffer 6] heeft verklaard dat [naam] en [naam] dezelfde persoon zijn. [6] [slachtoffer 6] heeft het gesprek van 9 oktober 2015 gefilmd en verbalisanten hebben de stem van verdachte [medeverdachte 1] op de opname herkend. [7]
Uit opgenomen tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] blijkt dat [medeverdachte 1] vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 1] belde naar [verdachte] . [8] Op basis van deze gegevens acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte 1] gebruikmaakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en dat hij het is geweest die aangever [slachtoffer 1] heeft gebeld en heeft bewogen tot afgifte van het ten laste gelegde geld.
Voor de betrokkenheid van verdachte [verdachte] bij de oplichtingszaken is redengevend dat het telefoonnummer [telefoonnummer 6] in gebruik was bij verdachte, nu verdachte zelf heeft verklaard dat het telefoonnummer eindigend op 7881 zijn telefoonnummer is. [9]
De rechtbank stelt vast dat er op 9 oktober 2015 een telefoongesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] met voormeld telefoonnummer heeft plaatsgevonden waaruit de betrokkenheid van verdachte [verdachte] bij de oplichting van [slachtoffer 1] blijkt. [10] Immers, dit gesprek vindt plaats op de dag van de oplichting van [slachtoffer 1] , kort nadat verdachte [slachtoffer 1] is gebeld en [verdachte] en [medeverdachte 1] spreken in dat gesprek meerdere keren over “4.3” en specifiek over “het ophalen van 4.3”, terwijl aangever [slachtoffer 1] 4.300 euro in opdracht van [medeverdachte 1] heeft overgemaakt. De rechtbank komt op basis hiervan tot de conclusie dat de datum, tijd en de inhoud van het gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] zodanig aansluiten op de oplichting van [slachtoffer 1] dat het niet anders kan dan dat het gesprek daarover gaat.
2.2
Sub B: [slachtoffer 2]
Met betrekking tot de oplichting van aangever [slachtoffer 2] (sub B) overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 21 december 2015. [11] Blijkens de aangifte is er sprake van een vergelijkbare modus operandi als hiervoor beschreven. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat aangever op 21 december 2015 is gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer 7] . [12] Op basis van een tapgesprek tussen verdachte [verdachte] en [medeverdachte 1] met telefoonnummer [telefoonnummer 4] , welk nummer in gebruik was bij [medeverdachte 1] [13] , kan worden vastgesteld dat het nummer [telefoonnummer 7] in gebruik was bij [medeverdachte 1] . In dat tapgesprek is te horen dat [verdachte] [medeverdachte 1] aanspreekt met “ [bijnaam] ”.
Bovendien is in dat gesprek te horen dat [medeverdachte 1] zich in een gelijktijdig ander gesprek met aangever [slachtoffer 2] voordoet als [naam] , hetgeen strookt met de aangifte en de modus operandi. [14] De rechtbank concludeert dan ook dat het [medeverdachte 1] is geweest die [slachtoffer 2] heeft gebeld en heeft bewogen tot de afgifte van het ten laste gelegde geld.
Uit voornoemd tapgesprek blijkt voorts dat verdachte [verdachte] heeft meegeluisterd met (een deel van) het oplichtingsgesprek. Ook andere tapgesprekken sluiten qua tijd en inhoud aan op de oplichting van [slachtoffer 2] . [15] [slachtoffer 2] wordt om 12:12 uur gebeld en is gedurende anderhalf uur in gesprek met [medeverdachte 1] . [16] De telefoongesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] starten al voor dat gesprek en gaan door tijdens en tot na het gesprek van [medeverdachte 1] met aangever [slachtoffer 2] .
Om 10:54 uur sms’t [verdachte] naar [medeverdachte 1] een bankrekeningnummer met de naam van [medeverdachte 2] [17] , op welke bankrekening aangever [slachtoffer 2] even later het geld stort. Om 12:32 uur vraagt [verdachte] “Hoeveel?” en antwoordt [medeverdachte 1] “6”. Vervolgens zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] dat hij “het om 6 uur” heeft verstuurd [18] , waarna [verdachte] zegt: “Je hebt het om 6 uur verstuurd? Oké, ik stuur diegene”, terwijl [slachtoffer 2] een bedrag van 6.000 euro heeft overgemaakt [19] . Om 12:37 uur zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] : “de klant wacht aan de lijn”. [20] Om 12:57 uur zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] : “Is nog steeds aan de lijn, nog steeds!”, waarna [verdachte] antwoordt: “ze zijn elk moment bij de bank”. [21]
Vanaf 12:58 uur voert [medeverdachte 1] een dubbelgesprek met aan de ene telefoon een gesprek met [verdachte] , terwijl hij met een andere telefoon belt met aangever [slachtoffer 2] . In dat gesprek is te horen dat [verdachte] zegt: “Broer, die jongen staat nu in de rij te wachten” en even later: “ze zijn nu buiten en kunnen elk moment komen”. Even later zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] : “Weet je hoe we het dan gaan doen? Luister goed naar me. Je moet wijs en verstandig handelen. Ik stuur het wel weer naar de leeg gehaalde groene appel. En daarvan sturen we dan 1.000 euro naar de plek waarvan je zei dat die nog niet gesloten is en dan proberen we het. Als we die 1.000 euro daar kunnen krijgen dan sturen we alles daarheen en halen het op. Snap je?” waarop [verdachte] antwoordt: “Goed, oké, is goed”. [22] Om 13:05 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] en zegt: “Die jongen heeft het genomen en zegt: broer het ziet er schoon uit en ze hebben ook niets gezegd. Ik stuur deze jongen ook meteen naar het casino.” [medeverdachte 1] vraagt wat die jongen daar dan heeft gehaald, waarop [verdachte] zegt: “Die 6 heeft hij opgehaald”. Hierna zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] : “Goed. Meester, luister nu heel goed naar mij. Stuur mij beide rekeningen. Meteen! Nu! Pardon, die groene heb ik al, die groene heb ik al. Stuur meteen ook diegene waarvan je zei dat die werkte. Snel.” [23]
Om 13:23 uur zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] : “Ik heb naar beide 2,5 en 2,5 gestuurd”, “meteen leegmaken, bel me meteen weer terug want er is nog een vervolg”, terwijl [slachtoffer 2] onderwijl twee keer € 2.500,-- heeft overgemaakt.. Uit een gesprek om 13:34 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] blijkt dat [medeverdachte 1] nog steeds in gesprek is met aangever [slachtoffer 2] . [24] Om 13:40 uur zegt [medeverdachte 1] tegen [verdachte] dat hij de kans heeft om nog eens 15 te pakken/nemen/halen [25] , terwijl [slachtoffer 2] is bewogen tot de afgifte van 15.000 euro. Om 14:01 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] en zegt: “er is er eentje waarvan de limiet is bereikt en die kan de 1.500 niet opnemen. Dus die 1.500 kan niet opgenomen worden. Voor de rest hebben we alles opgenomen.” [26] Om 14:04 zegt [verdachte] tegen [medeverdachte 1] : “ [medeverdachte 2] of zo, daarvan is de limiet bereikt” en “er is een probleem met het hoofdpasje” en “na 12 uur kan ik het opnemen, zegt hij”. [27] Om 14:45 uur spreken [medeverdachte 1] en Engin (verdachte [verdachte] ) over verdeling van de opbrengst. [medeverdachte 1] zegt: “bereken het en ga uit van 20%. Ik trekt 20% af van alles dat binnenkomt, de kosten, en de rest delen we zoals altijd.” [28]
De rechtbank is van oordeel dat de datum, tijd en de inhoud van voornoemde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] zodanig aansluiten op de oplichting van [slachtoffer 2] dat het niet anders kan dan dat de gesprekken daar betrekking op hebben.
2.3
Sub C: [slachtoffer 3]
Met betrekking tot de oplichting van aangever [slachtoffer 3] (sub C) overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 3] , werkzaam bij [bedrijf 3], heeft aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 22 december 2015. [29] Blijkens de aangifte is er sprake van een vergelijkbare modus operandi als hiervoor beschreven. Uit een IP-tap blijkt dat op 29 december 2015 met het telefoonnummer [telefoonnummer 8] , behorende bij verdachte [medeverdachte 1] [30] , een zoekslag is gemaakt naar [bedrijf 3] . [31] Weliswaar ligt deze datum ná de datum van het telefoongesprek, maar desondanks ziet de rechtbank hierin een aanwijzing voor de betrokkenheid van [medeverdachte 1] bij de eerder gepleegde oplichting.
Bovendien bevat het dossier tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] die qua tijdstip en inhoud aansluiten op de oplichting van [slachtoffer 3] . In een gesprek op 22 december 2015 (de dag van de oplichting van [slachtoffer 3] ) om 16:46 uur wordt gesproken over “die sinaasappel”, “die groene ophalen” en verschillende banken. [32] [medeverdachte 1] zegt in dat gesprek: “Ik heb vijf naar die groene gestuurd. Ga die maar ophalen”, terwijl aangever [slachtoffer 3] 5.000 euro heeft overgemaakt. In hetzelfde tapgesprek heeft [medeverdachte 1] [verdachte] laten meeluisteren, terwijl hij in gesprek is met “de klant”. Nadat [verdachte] heeft meegeluisterd zegt hij: “Laat die drie dan daar op storten”, terwijl aangever [slachtoffer 3] tevens een bedrag van ongeveer 3.000 euro heeft overgemaakt.
In een gesprek op 22 december 2015 om 19:29 uur wordt gesproken over de verdeling van de opbrengst. [verdachte] en [medeverdachte 1] spreken af dat ze “ieder 1,5 doen”. [medeverdachte 1] zegt:
“dan ga je mij dit keer dan maar 1,5 geven en dan hou jij die 1,4”.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verdachte [medeverdachte 1] is geweest die aangever [slachtoffer 3] heeft gebeld en bewogen tot de afgifte van het ten laste gelegde geld, en dat [verdachte] daarbij betrokken was. De datum, tijd en de inhoud van voornoemde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] sluiten zodanig aan op de oplichting van [slachtoffer 1] dat het niet anders kan dan dat de gesprekken daar betrekking op hebben.
2.4
Sub D: [slachtoffer 4]
Met betrekking tot de oplichting van aangever [slachtoffer 4] (sub D) overweegt de rechtbank als volgt. [slachtoffer 4] heeft mede namens [bedrijf 4] Vof aangifte gedaan van oplichting gepleegd op 23 december 2015. [33] Blijkens de aangifte is er sprake van een vergelijkbare modus operandi als hiervoor beschreven. Uit een IP-tap volgt dat diezelfde dag vanaf telefoonnummer [telefoonnummer 4] , welk nummer in gebruik was bij [medeverdachte 1] [34] , op internet is gezocht naar [slachtoffer 4] , de echte bakker. [35] Daarnaast sluit een tapgesprek van 23 december 2015 tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] aan op de oplichting van aangever [slachtoffer 4] , nu daarin wordt gesproken over “die sinaasappel” en “de eerste 13,5” terwijl aangever [slachtoffer 4] tot tweemaal toe 13.500 euro heeft overgemaakt op een ING-rekening. [36] Op basis van die gegevens komt de rechtbank tot de conclusie dat het verdachte [medeverdachte 1] is geweest die aangever [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van de ten laste gelegde gelden/een hoeveelheid geld, en dat verdachte [verdachte] daarbij betrokken was.
De rechtbank is van oordeel dat de datum, tijd en de inhoud van voornoemde gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] zodanig aansluiten op de oplichting van [slachtoffer 4] dat het niet anders kan dan dat de gesprekken daar betrekking op hebben.
2.5.
Verweer verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman gestelde lezing dat de contacten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] (telkens) zouden gaan over een lening van 7.000 euro geen steun vindt in het dossier. Zo is op geen enkele wijze van deze geldlening gebleken, gaan de hiervoor genoemde gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 1] niet over het terugbetalen van een geldlening en sluiten de in de gesprekken genoemde aantallen niet aan op het bedrag van 7.000 euro. Om deze redenen hecht de rechtbank geen geloof aan de gegeven lezing.
2.6
Aandeel van verdachte
De rechtbank is gelet op de inhoud van voornoemde tapgesprekken van oordeel dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de oplichting van aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Daaruit blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] spreken over het regelen van bankpassen, het storten van geldbedragen op bankrekeningen, het opnemen van geld van dezelfde bankrekeningen en het verdelen van de opbrengst. Weliswaar heeft verdachte [verdachte] niet zelf gebeld met de aangevers, maar wel wist hij dat [medeverdachte 1] de aangevers belde en had hij tijdens dat bellen (telefonisch) contact met hem, waarbij door [medeverdachte 1] en verdachte werd gesproken over de uit te voeren handelingen om het door de aangevers gestorte geld te bemachtigen, is hij betrokken geweest bij het opnemen en het halen van de door aangevers overgeboekte gelden en heeft hij een belangrijke rol gehad bij de verdeling van de opbrengst. Daarbij hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] onderling afspraken gemaakt en informatie uitgewisseld om te bewerkstelligen dat de overgeboekte gelden in hun bezit kwamen. Over al deze omstandigheden heeft [verdachte] geen verklaring willen geven, doordat hij zich consequent op zijn zwijgrecht heeft beroepen, terwijl het wel op zijn weg heeft gelegen om daarover uitsluitsel te bieden. Eerst ter zitting is niet verdachte maar zijn raadsman met een lezing gekomen, welke lezing de rechtbank hiervoor reeds als ongeloofwaardig ter zijde heeft geschoven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde – medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd – wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 23 december 2015, te Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander
,met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, op na te noemen pleegdatum na te noemen personen heeft bewogen tot de afgifte(n) van na te noemen (totale) geldbedrag(en) te weten;
2) 9 oktober 2015, [slachtoffer 1] , 4300 euro, en
19) 21 december 2015, [slachtoffer 2] , 15.000 euro en
30) 22 december 2015, [slachtoffer 3] , 8750 euro en
34) 23 december 2015, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , 27.110 euro
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte, telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/af bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- informatie omtrent te benaderen bedrijven en/of organisatie(s) gezocht via internet, en
- naar genoemde personen gebeld die bij dat bedrijf en/of organisatie waren betrokken, en vervolgens telefonisch jegens die /personen - zich gepresenteerd onder een valse naam, te weten [naam] of [naam] of [naam] of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] althans een valse naam, en/of
- zich voorgedaan als bonafide deurwaarder en/af medewerker van een deurwaarderskantoor en/af incassobureau en/of de rechtbank/justitie, althans als bonafide schuldeiser/schuldinner,
en/of tegen die persoon/personen gezegd
- dat er een (opeisbare) schuld zou zijn ontstaan vanwege een vermelding in een bedrijvengids of telefoongids althans dat er een schuld zou zijn die direct betaald moest worden en/of
- dat er beslag gelegd was of zou worden gelegd of dat een bankrekening van (het bedrijf of de organisatie van) die persoon zou zijn of worden geblokkeerd en/of gedreigd met (verdere) executie van die beslaglegging of blokkering indien er niet direct zou worden betaald, en/of
- dat er eerst direct een of meermalen een (groot) bedrag moest worden overgemaakt (bij wijze van borg) en/of dat na controle of aftrek van de schuld het restant (direct) zou worden teruggeboekt en/of (daarbij)
- die persoon/personen (ook) betalingsinstructies gegeven om (meermalen) via
een spoedoverboeking af betaalopdracht onmiddellijk geld over te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s) en/of
- ( zo nodig) die persoon/personen opdracht gegeven om die betaling(en) direct met de bank alsnog te regelen terwijl verdachte dan telefonisch verbonden wenste te blijven en/of wilde blijven meeluisteren,
en/of
- ( aldus) die persoon/personen gedreigd met of gewezen op (de mogelijkheid van) een onmiddellijke beslaglegging of blokkering van bankrekening(en) en/of verdere executie van een beslaglegging of handhaving van de blokkering als er niet direct betaald zou worden, en/of (anderszins) onder tijdsdruk gezet
en/of
- bij die persoon/personen de indruk en/of vrees gewekt dat er (daardoor) een financieel probleem zou zijn of zou kunnen ontstaan en/of (reputatie)schade zou kunnen ontstaan voor het betrokken bedrijf of de betrokken organisaties
en/of
- die persoon geen of onvoldoende gelegenheid gegeven om de juistheid van de claim(s) en/of bewering(en) van verdachte en/of de juistheid van (de directe opeisbaarheid of het verhaal van) de schuld(en) van die persoon of dat bedrijf of die organisatie te kunnen controleren, en/of
- tegen die persoon/personen gezegd dat na betaling conform de instructies van verdachte een beslaglegging of rekeningblokkering zou worden opgeheven of voorkomen of een rechtszaak zou kunnen worden voorkomen, en/of
- ( aldus) die persoon/personen telefonisch op indringende en/of dwingende en/of misleidende wijze overvallen en/of overrompeld/overbluft waardoor die persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
primair: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank komt tot een strafoplegging voor het subsidiair ten laste gelegde, gepleit voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een werkstraf voor de duur van 40 uren, gelet op de beperkte rol van verdachte en het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van ongeveer tweeënhalve maand samen met een ander een viertal personen opgelicht door zogenoemde telefonische acquisitiefraude. Deze personen zijn gebeld door de medeverdachte die zich voorstelde met een valse naam en zich voordeed als een (gerechts)deurwaarder of een medewerker van justitie om zo het vertrouwen te winnen. Hij heeft hen onder druk gezet door hen voor te houden dat zij een factuur niet hadden betaald, dat daarom beslag op de bankrekening van hun onderneming zou worden gelegd en dat zij dit zouden kunnen afwenden door met spoed een groot geldbedrag over te boeken. Dat deze personen zich onder druk gezet hebben gevoeld en zijn overgegaan tot het overboeken van de geldbedragen, is te wijten aan het geraffineerde handelen van verdachte en zijn medeverdachte. In totaal is bij deze vier oplichtingen ongeveer 55.000 euro overgeboekt op betaalrekeningen van katvangers en vervolgens contant opgenomen.
Verdachte heeft bij de oplichtingen een belangrijke en onmisbare rol gespeeld, omdat hij – binnen een netwerk van katvangers, tussenpersonen en ondersteuners – degene is geweest die, in samenspraak met zijn medeverdachte, bewerkstelligde dat de overgeboekte gelden werden opgehaald en verdeeld.
Verdachte is tezamen met anderen zeer berekenend en in georganiseerd verband te werk gegaan. Hij heeft door zijn handelen eraan bijgedragen dat het vertrouwen dat de samenleving in het economisch verkeer mag stellen in hoge mate is geschonden en hij heeft meerdere personen en bedrijven ernstig gedupeerd, enkel en alleen uit eigen financieel gewin. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, temeer ook nu hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, de justitiële documentatie van verdachte en de omstandigheid dat verdachte het feit heeft gepleegd tijdens de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met een eerder opgelegde langdurige gevangenisstraf, slechts worden volstaan met een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop van de strafprocedure.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [bedrijf 1] (sub A), tot een bedrag van € 4.826,30 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Tevens vordert de benadeelde partij de reiskosten voor het bijwonen van het onderzoek ter terechtzitting.
2. [slachtoffer 2] (sub B), tot een bedrag van € 15.000,- ter vergoeding van materiële schade en € 150,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
3. [slachtoffer 3] (sub C), tot een bedrag van € 8.750,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Tevens vordert de benadeelde partij de reiskosten voor het bijwonen van het onderzoek ter terechtzitting.
4. [bedrijf 4] (sub D), tot een bedrag van € 13.555,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd van de vorderingen toe te wijzen, behoudens de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gevorderde immateriële schade.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen, nu de schade geen rechtstreeks gevolg is van het witwassen, maar verband houden met het primair ten laste gelegde waarvoor de raadsman vrijspraak heeft bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen de gestelde materiële schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. Het deel van de vorderingen met betrekking tot de materiële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf de pleegdata.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft naast vergoeding van materiële schade ook vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval er geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik of machteloosheid vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. De rechtbank begroot de kosten die de na te noemen benadeelde partijen hebben gemaakt in verband met het bijwonen van het onderzoek ter terechtzitting en het toelichten van de vordering op 12 september 2018 als volgt:
[bedrijf 1] : € 10,64;
[slachtoffer 3] : € 79,80.
De rechtbank begroot de kosten die de overige benadeelde partijen tot aan deze uitspraak hebben gemaakt in verband met de vordering op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot de gevorderde materiële schadebedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank in de zaken van alle benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 februari 2008 is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren en 8 maanden. Veroordeelde is, gelet op artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht, op 18 oktober 2013 voorwaardelijk in vrijheid gesteld over een detentieperiode van 1432 dagen, onder de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zijn er meerdere bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een meldplicht bij de reclassering.
Bij beslissing van 7 september 2016 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroepen voor een periode van 30 dagen wegens het niet naleven van de bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 15 augustus 2017 gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling ook voor de resterende 1402 dagen wordt herroepen nu veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. Ter terechtzitting is de officier van justitie bij deze vordering gebleven.
De raadsman heeft er voor gepleit de voorwaardelijke invrijheidstelling niet of voor een korte periode te herroepen.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten en dat hij daarmee de algemene voorwaarde die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling is verbonden heeft overtreden. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de voorwaardelijke invrijheidstelling dient te worden herroepen. Gelet op de ernst en de duur van de in de proeftijd gepleegde strafbare feiten, welke feiten verdachte willens en wetens en in georganiseerd verband heeft gepleegd, alsmede gelet op het feit dat verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen, ook niet ter terechtzitting, ziet de rechtbank geen aanleiding de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een kortere dan de resterende periode te herroepen. De vordering zal daarom voor de gehele duur van die vordering worden toegewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 15g, 15i, 15j, 36f, 47 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak
De rechtbank
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/830025-16, primair sub A, [bedrijf 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
4.826,30(zegge: vierduizend achthonderdzesentwintig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op €
10,64(zegge: tien euro en vierenzestig eurocent).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1] , te betalen een bedrag van € 4.826,30 (zegge: vierduizend achthonderdzesentwintig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 58 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 4.826,30 aan materiële schade en € 0,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830025-16, primair sub B, [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
15.000,-(zegge: vijftienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 110 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 15.000,- aan materiële schade en € 0,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830025-16, primair sub C, [slachtoffer 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
8.750,-(zegge: achtduizend zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op €
79,80(zegge: negenenzeventig euro en tachtig eurocent).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van €
8.750,-(zegge: achtduizend zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 78 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 8.750,- aan materiële schade en € 0,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830025-16, primair sub D, [bedrijf 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
27.110,-(zegge: zevenentwintigduizend honderdtien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 4] , te betalen een bedrag van € 27.110,- (zegge: zevenentwintigduizend honderdtien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 170 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 27.110,- aan materiële schade en € 0,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 4] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling onder parketnummer 18/630521-05 / VI-zaaknummer 99/000045-32:
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast dat de veroordeelde de 1402 dagen gevangenisstraf die nog niet ten uitvoer zijn gelegd, alsnog moet ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en
mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2018.
Mrs. H.H.A. Fransen en M.T. Bos zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.A-015, aangifte [slachtoffer 1] , pagina 2988.
2.AH-014, pagina 812.
3.A-001, aangifte [slachtoffer 6] , pagina 2708-2710.
4.Printlijst, pagina 984-985.
5.AH-11, bevindingen m.b.t. 2e contact tussen [naam] en [bedrijf 2] , pagina 792 e.v.
6.AH-11, bevindingen m.b.t. 2e contact tussen [naam] en [bedrijf 2] , pagina 792 e.v.
7.AH-052, proces-verbaal van bevindingen, stemherkenning, pagina 1062.
8.BOB-013, pagina 205; AH-014, pagina 814.
9.V-004-01, verhoor E. [verdachte] , pagina 3600.
10.Tapgesprek 9-10-2015 om 12:14:24 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1665-1666.
11.A-008, aangifte [slachtoffer 2] , pagina 2766-2768.
12.AH-099, bevindingen m.b.t. onderzoek contacten [telefoonnummer 7] , pagina 1426.
13.BOB-023, pagina 291.
14.Tapgesprek [telefoonnummer 4] , pagina 1598.
15.Bijlage 4, uitgewerkte tapgesprekken [telefoonnummer 4] , pagina 1590 e.v.
16.AH-099, bevindingen m.b.t. onderzoek contacten [telefoonnummer 7] , pagina 1426.
17.Tap SMS 21-12-2015 om 10:54:29 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1591 jo. tapgesprek 21-12-2015 om 10:55:27 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1592.
18.Tapgesprek 21-12-2015 om 12:32:14 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1593.
19.A-008, aangifte [slachtoffer 2] , pagina 2767.
20.Tapgesprek 21-12-2015 om 12:37:23 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1594.
21.Tapgesprek 21-12-2015 om 12:57:36 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1596.
22.Tapgesprek 21-12-2015 om 12:58:59 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1597-1598.
23.Tapgesprek 21-12-2015 om 13:05:45 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1599.
24.Tapgesprek 21-12-2015 om 13:34:45 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1602.
25.Tapgesprek 21-12-2015 om 13:40:29 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1603.
26.Tapgesprek 21-12-2015 om 14:01:17 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1605.
27.Tapgesprek 21-12-2015 om 14:04:02 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1606.
28.Tapgesprek 21-12-2015 om 14:45:56 uur tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] , pagina 1608-1609.
29.A-022, aangifte [slachtoffer 3] , pagina 3093-3094.
30.BOB-009, pagina 172.
31.Bijlage 13: IP-tap [telefoonnummer 4] zoekslag [bedrijf 3] . van der Geest- [slachtoffer 3] , pagina 1676.
32.Tapgesprek [medeverdachte 1] en [verdachte] , 22 december 2015 om 16:46:36 uur, pagina 1678-1680.
33.A-039, aangifte [slachtoffer 4] , pagina 3279-3280.
34.BOB-023, pagina 291.
35.Bijlage 20: IP-tap [telefoonnummer 4] zoekslag [bedrijf 4] , pagina 1722-1723.
36.Bijlage 20: Uitgewerkt tapgesprek [telefoonnummer 4] , pagina 1724.