2.6Aandeel van verdachte
De rechtbank is gelet op de inhoud van voornoemde tapgesprekken van oordeel dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] bij de oplichting van aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Daaruit blijkt dat [medeverdachte 1] en [verdachte] spreken over het regelen van bankpassen, het storten van geldbedragen op bankrekeningen, het opnemen van geld van dezelfde bankrekeningen en het verdelen van de opbrengst. Weliswaar heeft verdachte [verdachte] niet zelf gebeld met de aangevers, maar wel wist hij dat [medeverdachte 1] de aangevers belde en had hij tijdens dat bellen (telefonisch) contact met hem, waarbij door [medeverdachte 1] en verdachte werd gesproken over de uit te voeren handelingen om het door de aangevers gestorte geld te bemachtigen, is hij betrokken geweest bij het opnemen en het halen van de door aangevers overgeboekte gelden en heeft hij een belangrijke rol gehad bij de verdeling van de opbrengst. Daarbij hebben [medeverdachte 1] en [verdachte] onderling afspraken gemaakt en informatie uitgewisseld om te bewerkstelligen dat de overgeboekte gelden in hun bezit kwamen. Over al deze omstandigheden heeft [verdachte] geen verklaring willen geven, doordat hij zich consequent op zijn zwijgrecht heeft beroepen, terwijl het wel op zijn weg heeft gelegen om daarover uitsluitsel te bieden. Eerst ter zitting is niet verdachte maar zijn raadsman met een lezing gekomen, welke lezing de rechtbank hiervoor reeds als ongeloofwaardig ter zijde heeft geschoven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde – medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd – wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 23 december 2015, te Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander
,met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, op na te noemen pleegdatum na te noemen personen heeft bewogen tot de afgifte(n) van na te noemen (totale) geldbedrag(en) te weten;
2) 9 oktober 2015, [slachtoffer 1] , 4300 euro, en
19) 21 december 2015, [slachtoffer 2] , 15.000 euro en
30) 22 december 2015, [slachtoffer 3] , 8750 euro en
34) 23 december 2015, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , 27.110 euro
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte, telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/af bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- informatie omtrent te benaderen bedrijven en/of organisatie(s) gezocht via internet, en
- naar genoemde personen gebeld die bij dat bedrijf en/of organisatie waren betrokken, en vervolgens telefonisch jegens die /personen - zich gepresenteerd onder een valse naam, te weten [naam] of [naam] of [naam] of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] en/of [naam] althans een valse naam, en/of
- zich voorgedaan als bonafide deurwaarder en/af medewerker van een deurwaarderskantoor en/af incassobureau en/of de rechtbank/justitie, althans als bonafide schuldeiser/schuldinner,
en/of tegen die persoon/personen gezegd
- dat er een (opeisbare) schuld zou zijn ontstaan vanwege een vermelding in een bedrijvengids of telefoongids althans dat er een schuld zou zijn die direct betaald moest worden en/of
- dat er beslag gelegd was of zou worden gelegd of dat een bankrekening van (het bedrijf of de organisatie van) die persoon zou zijn of worden geblokkeerd en/of gedreigd met (verdere) executie van die beslaglegging of blokkering indien er niet direct zou worden betaald, en/of
- dat er eerst direct een of meermalen een (groot) bedrag moest worden overgemaakt (bij wijze van borg) en/of dat na controle of aftrek van de schuld het restant (direct) zou worden teruggeboekt en/of (daarbij)
- die persoon/personen (ook) betalingsinstructies gegeven om (meermalen) via
een spoedoverboeking af betaalopdracht onmiddellijk geld over te maken naar een of meer door verdachte opgegeven bankrekeningnummer(s) en/of
- ( zo nodig) die persoon/personen opdracht gegeven om die betaling(en) direct met de bank alsnog te regelen terwijl verdachte dan telefonisch verbonden wenste te blijven en/of wilde blijven meeluisteren,
en/of
- ( aldus) die persoon/personen gedreigd met of gewezen op (de mogelijkheid van) een onmiddellijke beslaglegging of blokkering van bankrekening(en) en/of verdere executie van een beslaglegging of handhaving van de blokkering als er niet direct betaald zou worden, en/of (anderszins) onder tijdsdruk gezet
en/of
- bij die persoon/personen de indruk en/of vrees gewekt dat er (daardoor) een financieel probleem zou zijn of zou kunnen ontstaan en/of (reputatie)schade zou kunnen ontstaan voor het betrokken bedrijf of de betrokken organisaties
en/of
- die persoon geen of onvoldoende gelegenheid gegeven om de juistheid van de claim(s) en/of bewering(en) van verdachte en/of de juistheid van (de directe opeisbaarheid of het verhaal van) de schuld(en) van die persoon of dat bedrijf of die organisatie te kunnen controleren, en/of
- tegen die persoon/personen gezegd dat na betaling conform de instructies van verdachte een beslaglegging of rekeningblokkering zou worden opgeheven of voorkomen of een rechtszaak zou kunnen worden voorkomen, en/of
- ( aldus) die persoon/personen telefonisch op indringende en/of dwingende en/of misleidende wijze overvallen en/of overrompeld/overbluft waardoor die persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n).
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
primair: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank komt tot een strafoplegging voor het subsidiair ten laste gelegde, gepleit voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf of een werkstraf voor de duur van 40 uren, gelet op de beperkte rol van verdachte en het tijdsverloop.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in een periode van ongeveer tweeënhalve maand samen met een ander een viertal personen opgelicht door zogenoemde telefonische acquisitiefraude. Deze personen zijn gebeld door de medeverdachte die zich voorstelde met een valse naam en zich voordeed als een (gerechts)deurwaarder of een medewerker van justitie om zo het vertrouwen te winnen. Hij heeft hen onder druk gezet door hen voor te houden dat zij een factuur niet hadden betaald, dat daarom beslag op de bankrekening van hun onderneming zou worden gelegd en dat zij dit zouden kunnen afwenden door met spoed een groot geldbedrag over te boeken. Dat deze personen zich onder druk gezet hebben gevoeld en zijn overgegaan tot het overboeken van de geldbedragen, is te wijten aan het geraffineerde handelen van verdachte en zijn medeverdachte. In totaal is bij deze vier oplichtingen ongeveer 55.000 euro overgeboekt op betaalrekeningen van katvangers en vervolgens contant opgenomen.
Verdachte heeft bij de oplichtingen een belangrijke en onmisbare rol gespeeld, omdat hij – binnen een netwerk van katvangers, tussenpersonen en ondersteuners – degene is geweest die, in samenspraak met zijn medeverdachte, bewerkstelligde dat de overgeboekte gelden werden opgehaald en verdeeld.
Verdachte is tezamen met anderen zeer berekenend en in georganiseerd verband te werk gegaan. Hij heeft door zijn handelen eraan bijgedragen dat het vertrouwen dat de samenleving in het economisch verkeer mag stellen in hoge mate is geschonden en hij heeft meerdere personen en bedrijven ernstig gedupeerd, enkel en alleen uit eigen financieel gewin. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, temeer ook nu hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, de justitiële documentatie van verdachte en de omstandigheid dat verdachte het feit heeft gepleegd tijdens de voorwaardelijke invrijheidstelling in verband met een eerder opgelegde langdurige gevangenisstraf, slechts worden volstaan met een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het tijdsverloop van de strafprocedure.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Benadeelde partij
De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [bedrijf 1] (sub A), tot een bedrag van € 4.826,30 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Tevens vordert de benadeelde partij de reiskosten voor het bijwonen van het onderzoek ter terechtzitting.
2. [slachtoffer 2] (sub B), tot een bedrag van € 15.000,- ter vergoeding van materiële schade en € 150,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
3. [slachtoffer 3] (sub C), tot een bedrag van € 8.750,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Tevens vordert de benadeelde partij de reiskosten voor het bijwonen van het onderzoek ter terechtzitting.
4. [bedrijf 4] (sub D), tot een bedrag van € 13.555,- ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd van de vorderingen toe te wijzen, behoudens de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] gevorderde immateriële schade.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen, nu de schade geen rechtstreeks gevolg is van het witwassen, maar verband houden met het primair ten laste gelegde waarvoor de raadsman vrijspraak heeft bepleit.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partijen de gestelde materiële schade hebben geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. Het deel van de vorderingen met betrekking tot de materiële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf de pleegdata.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft naast vergoeding van materiële schade ook vergoeding van immateriële schade gevorderd. In het geval er geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Geestelijk letsel kan pas worden aangemerkt als aantasting van de persoon, indien de psychische gevolgen voldoende ernstig zijn. Gevoelens van angst, onzekerheid, schrik of machteloosheid vallen niet onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ernstige psychische schade, als hiervoor bedoeld, is door de benadeelde partij niet aangevoerd. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. De rechtbank begroot de kosten die de na te noemen benadeelde partijen hebben gemaakt in verband met het bijwonen van het onderzoek ter terechtzitting en het toelichten van de vordering op 12 september 2018 als volgt:
[bedrijf 1] : € 10,64;
[slachtoffer 3] : € 79,80.
De rechtbank begroot de kosten die de overige benadeelde partijen tot aan deze uitspraak hebben gemaakt in verband met de vordering op nihil.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot de gevorderde materiële schadebedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank in de zaken van alle benadeelde partijen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
Bij onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 februari 2008 is veroordeelde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren en 8 maanden. Veroordeelde is, gelet op artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht, op 18 oktober 2013 voorwaardelijk in vrijheid gesteld over een detentieperiode van 1432 dagen, onder de algemene voorwaarde dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zou maken aan een strafbaar feit. Daarnaast zijn er meerdere bijzondere voorwaarden gesteld, waaronder een meldplicht bij de reclassering.
Bij beslissing van 7 september 2016 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroepen voor een periode van 30 dagen wegens het niet naleven van de bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 15 augustus 2017 gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling ook voor de resterende 1402 dagen wordt herroepen nu veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. Ter terechtzitting is de officier van justitie bij deze vordering gebleven.
De raadsman heeft er voor gepleit de voorwaardelijke invrijheidstelling niet of voor een korte periode te herroepen.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten en dat hij daarmee de algemene voorwaarde die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling is verbonden heeft overtreden. De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de voorwaardelijke invrijheidstelling dient te worden herroepen. Gelet op de ernst en de duur van de in de proeftijd gepleegde strafbare feiten, welke feiten verdachte willens en wetens en in georganiseerd verband heeft gepleegd, alsmede gelet op het feit dat verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen, ook niet ter terechtzitting, ziet de rechtbank geen aanleiding de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een kortere dan de resterende periode te herroepen. De vordering zal daarom voor de gehele duur van die vordering worden toegewezen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 15g, 15i, 15j, 36f, 47 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/830025-16, primair sub A, [bedrijf 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
4.826,30(zegge: vierduizend achthonderdzesentwintig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op €
10,64(zegge: tien euro en vierenzestig eurocent).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1] , te betalen een bedrag van € 4.826,30 (zegge: vierduizend achthonderdzesentwintig euro en dertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 58 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 4.826,30 aan materiële schade en € 0,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 1] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830025-16, primair sub B, [slachtoffer 2]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
15.000,-(zegge: vijftienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van € 15.000,- (zegge: vijftienduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 110 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 15.000,- aan materiële schade en € 0,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830025-16, primair sub C, [slachtoffer 3]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
8.750,-(zegge: achtduizend zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op €
79,80(zegge: negenenzeventig euro en tachtig eurocent).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van €
8.750,-(zegge: achtduizend zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 78 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 8.750,- aan materiële schade en € 0,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/830025-16, primair sub D, [bedrijf 4]
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
27.110,-(zegge: zevenentwintigduizend honderdtien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 4] , te betalen een bedrag van € 27.110,- (zegge: zevenentwintigduizend honderdtien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 170 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 27.110,- aan materiële schade en € 0,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 4] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling onder parketnummer 18/630521-05 / VI-zaaknummer 99/000045-32:
Wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe en gelast dat de veroordeelde de 1402 dagen gevangenisstraf die nog niet ten uitvoer zijn gelegd, alsnog moet ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en
mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2018.
Mrs. H.H.A. Fransen en M.T. Bos zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.