ECLI:NL:RBNNE:2018:418

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
18/920278-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging, mishandeling en vernieling met plaatsing in inrichting voor stelselmatige daders

Op 8 februari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal in vereniging, mishandeling en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren. De zaak kwam voort uit een incident op 28 augustus 2017, waarbij de verdachte samen met anderen een laptop en telefoons heeft gestolen uit een woning in Assen, en daarbij geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat het geweld niet diende om de diefstal mogelijk te maken, maar gericht was op het verkrijgen van informatie van het slachtoffer. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de gekwalificeerde diefstal, maar wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van diefstal en mishandeling. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het opzettelijk vernielen van een beeldscherm in een cel van het cellencomplex Hooghoudt in Groningen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, het recidiverisico van de verdachte en de noodzaak voor behandeling van zijn verslavingsproblematiek. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoedingen voor zowel het slachtoffer als de Politie Noord Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/920278-17
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 18/820241-17, 18/820407-16 en 18/820017-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 februari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te P.I. Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Schoo, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.J. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2017, te Assen, althans in de gemeente Assen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [straatnaam]
heeft weggenomen een laptop en/of twee, althans een telefoon(s) en/of
twee, althans een, jas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
tegen genoemde [slachtoffer] heeft gezegd: "je weet hoe gek ik ben en waar ik toe in
staat ben", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 28 augustus 2017, te Assen, althans in de gemeente Assen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning aan de [straatnaam]
heeft weggenomen een laptop en/of twee, althans een telefoon(s) en/of
twee, althans een, jas(sen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
en/of
hij op of omstreeks 28 augustus 2017, te Assen, althans in de gemeente Assen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] (tegen diens hoofd) te slaan en/of
te stompen en/of te schoppen en/of te trappen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2017 tot en met 30 oktober 2017, te Groningen, althans in de gemeente Groningen, opzettelijk en
wederrechtelijk een beeldscherm van een mediazuil in een cel van het
cellencomplex Hooghoudt, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Politie Noord-Nederland, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair ten laste gelegde gevorderd, met dien verstande dat zij voor het onderdeel bedreiging met geweld onvoldoende bewijs aanwezig acht. Daarnaast heeft zij veroordeling voor het onder 2 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is van gekwalificeerde diefstal. De raadsman heeft daarbij gesteld dat de diefstal en de mishandeling los van elkaar moeten worden beoordeeld, aangezien uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat verdachte tot doel heeft gehad om met gebruik van geweld de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of zijn vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
De raadsman heeft zich met de officier van justitie op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met geweld.
De raadsman heeft daarnaast betoogd dat een bewezenverklaring kan volgen voor het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen volgt de rechtbank de verdediging in haar verweer dat verdachte met het stompen van aangever niet tot doel heeft gehad de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. De rechtbank is van oordeel dat zowel de diefstal als het geweld gericht waren op het verkrijgen van informatie van aangever, en dat het geweld niet diende om de diefstal mogelijk te maken. De rechtbank is van oordeel dat het om twee afzonderlijke feiten gaat.
Gelet op het vorenstaande is er geen sprake van een gekwalificeerde diefstal zodat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 2:
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 25 januari 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2017, opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017305779 d.d. 21 november 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 oktober 2017, opgenomen op pagina 103 e.v. van voornoemde dossier, inhoudende de verklaring van [verbalisant] namens Politie Noord-Nederland.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 augustus 2017, te Assen, in de gemeente Assen,
tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straatnaam] heeft weggenomen een laptop en twee telefoons en jassen toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte;
en
hij op 28 augustus 2017, te Assen, in de gemeente Assen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] tegen diens hoofd te stompen.
2.
hij in de periode van 29 oktober 2017 tot en met 30 oktober 2017, te Groningen, in de gemeente Groningen, opzettelijk en wederrechtelijk een beeldscherm van een mediazuil in een cel van het cellencomplex Hooghoudt, toebehorende aan Politie Noord-Nederland, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal door twee of meer verenigde personen en mishandeling.
2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) wordt opgelegd voor de duur van 2 jaren.
De officier van justitie heeft daarbij meegewogen dat verdachte voldoet aan de formele eisen voor oplegging van de ISD-maatregel en dat met verdachte al meerdere alternatieve trajecten zijn ingezet om tot gedragsverandering te komen. Er is sprake van een hoog recidiverisico en beschermende factoren die het recidiverisico zouden kunnen doorbreken zijn niet aanwezig. De maatregel is derhalve een passende strafmodaliteit om een klinische behandeling te realiseren en verdachte van hieruit te resocialiseren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van de ISD-maatregel, en heeft daarbij in overweging gegeven om de duur van de ISD-maatregel te beperken tot 1 jaar.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te noemen maatregel in aanmerking de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, de vordering van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsman en het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie waaruit naar voren komt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en mishandeling van aangever in diens eigen huis om een dienst af te dwingen van aangever. Dit heeft gevoelens van onveiligheid veroorzaakt bij aangever. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Mensen dienen zich veilig te voelen in hun eigen huis. Daarnaast heeft verdachte zich in een “afkickroes” afgereageerd op het eigendom van de Politie Noord Nederland. Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. Van de bij eerdere veroordelingen opgelegde behandel- en begeleidingsvoorwaarden heeft verdachte niet geprofiteerd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) d.d. 16 januari 2018. Uit de inhoud van genoemd rapport, alsmede de overige gedingstukken, blijkt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Uit het rapport van de VNN kom naar voren dat verdachte ernstige verslavingsproblematiek heeft met betrekking tot alcohol en (hard)drugs. Ook op andere leefgebieden zijn er problemen. Verdachte heeft in het verleden diverse behandelingen ondergaan, zowel ambulant als klinisch, maar deze hebben niet geleid tot een doorbreking van het bestaande patroon van gedetineerd raken, vrijkomen en terugval in middelengebruik en het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft zich diverse malen onttrokken aan toezicht, opgelegde behandeling en begeleiding.
Het recidive risico is daarom hoog en beschermende factoren die het recidive risico zouden kunnen doen afnemen zijn niet of nauwelijks aanwezig. Ondanks goede voornemens van verdachte wanneer hij in detentie verblijft lukt het hem niet om deze positieve lijn buiten detentie voort te zetten.
Om tot gedragsverandering te komen is langdurige zware justitiële druk nodig. De ISD-maatregel is daarom een passende strafmodaliteit.
Om het nu nog bestaande hoge recidiverisico terug te dringen en de overlast die verdachte veroorzaakt voor de samenleving in het algemeen en voor personen in het bijzonder is het noodzakelijk dat verdachte voor zijn persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek behandeld wordt. Hoewel verdachte nu gemotiveerd lijkt een andere wending aan zijn leven te geven en spijt betuigt over de gepleegde strafbare feiten, acht de rechtbank het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank zal daarom de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en niet voor een jaar zoals de raadsman in overweging heeft gegeven.
De rechtbank zal gelet hierop geen gebruik maken van haar bevoegdheid om bij het bepalen van de duur van de ISD-maatregel rekening te houden met de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dan wel op andere wijze de termijn bekorten.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer], tot een bedrag van € 676,50 ter vergoeding van materiële schade en
€ 2.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. Politie Noord Nederland, tot een bedrag van € 584,39 ter zake van materiële schade vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering voor zover deze ziet op de materiële schade, aangezien deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie gesteld dat deze vordering gematigd dient te worden tot een bedrag van € 500,00. Voorts dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
De officier acht de vordering van Politie Noord Nederland voor toewijzing vatbaar met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] is de raadsman, met de officier van justitie, van mening dat de benadeelde partij in zijn vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard voor zover deze ziet op vergoeding van de materiële schade, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman verzocht de vordering te matigen tot een bedrag van € 250,00 en de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Ten aanzien van de vordering van Politie Noord Nederland heeft de raadsman gesteld dat deze vordering gematigd dient te worden tot een bedrag van € 300,00, aangezien geen rekening is gehouden met de afschrijving van de kapotte monitor in de mediazuil.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer]:
Voor zover de vordering ziet op de post 'aanschaf tel' voor een bedrag van € 90,00 zal de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de vordering in zoverre onvoldoende is onderbouwd.
Met betrekking tot de post eigen risico voor een bedrag van € 586,50 overweegt de rechtbank dat de hoogte van dit bedrag onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal de post toewijzen tot een bedrag dat gelijk is aan het wettelijk gestelde verplichte eigen risico voor de zorgverzekering in het jaar 2017, te weten een bedrag van
€ 385,00. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de post immateriële schade acht de rechtbank met de officier van justitie, gelet op de omvang van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer een matiging van de gevorderde immateriële schade op zijn plaats. De rechtbank acht een bedrag van € 500,00 passend.
Voor zover de vordering van [slachtoffer] wordt toegewezen, dient deze te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2017.
Ten aanzien van de vordering van Politie Noord Nederland:
De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering is voldoende onderbouwd en de rechtbank ziet geen aanleiding om rekening te houden met een eventuele afschrijving van de vernielde monitor in de mediazuil. De vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 30 oktober 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank voor beide vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Vorderingen tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder de parketnummers 18/820241-17, 18/820407-16 en 18/820017-15
De rechtbank zal de vorderingen van de officier van justitie afwijzen omdat het wenselijk is dat de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders zo spoedig mogelijk kan plaatsvinden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 300, 311, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Ten aanzien van 18/920278-17, feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 885,00(zegge: achthonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige in de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 885,00 (zegge: achthonderdvijfentachtig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 385,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/920278-17, feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
Politie Noord Nederlandtoe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 584,39(zegge: vijfhonderdvierentachtig euro en negenendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer Politie Noord Nederland, te betalen een bedrag van € 584,39 (zegge: vijfhonderdvierentachtig euro en negenendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2017,
bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer Politie Noord Nederland daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling onder de parketnummers 18/820241-17, 18/820407-16 en 18/820017-15:
Wijst af de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straffen, opgelegd bij vonnissen van de Politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen d.d. 11 mei 2015, respectievelijk 6 februari 2017 en 14 augustus 2017.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. R. Depping en
mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2018.
Mr. C. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.