Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor een poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling, nu het strafdossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te kunnen vaststellen dat de aanmerkelijke kans op het overlijden dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] heeft bestaan. Voor wat betreft de ten laste gelegde mishandeling merkt de raadsvrouw op dat niet is komen vast te staan dat [slachtoffer 1] pijn of letsel heeft bekomen als gevolg van het handelen van verdachte.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat enkel het meer subsidiair ten laste gelegde, mishandeling, wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van het slaan, stompen en/of schoppen/trappen. Verdachte moet van dit onderdeel worden vrijgesproken, nu alleen [slachtoffer 1] hierover heeft verklaard en verder geen enkele getuige voornoemde handelingen heeft waargenomen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw betoogd dat de bedreiging van [slachtoffer 1] , wettig en overtuigend bewezen kan worden. Voor de eveneens onder 2 ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer 2] dient een vrijspraak te volgen, nu verdachte verklaart dat hij niet heeft gezien dat [slachtoffer 2] zich achter de betreffende deur bevond en aldus geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de bedreiging.
Het onder 3 ten laste gelegde, vernieling, kan aldus de raadsvrouw eveneens wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte bekent ook dit feit.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde, diefstal, heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte ontkent. De enkele aangifte van winkeldiefstal is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, aldus de raadsvrouw.