ECLI:NL:RBNNE:2018:4066

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
18/730310-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling door verdachte met suïcide-intentie

Op 12 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die suïcide wilde plegen, opzettelijk een ongeval heeft veroorzaakt met zijn auto, waarin zijn zoon als passagier zat. Dit leidde tot ernstige verwondingen van zijn zoon. De rechtbank achtte het opzet van de verdachte op de dood van zijn zoon wettig en overtuigend bewezen. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan mishandeling van zijn (ex-)vrouw, die hij had geslagen en geschopt. De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende verklaringen en bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en verklaringen van de verdachte zelf. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, waarbij rekening werd gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet alleen opzet had op zijn eigen dood, maar ook op de dood van zijn zoon, en dat hij zich niet had laten weerhouden door de gevolgen van zijn handelen voor zijn zoon.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730310-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2018, 25 mei 2018, 17 juli 2018 en 28 september 2018.
Verdachte is op 28 september 2018 verschenen, bijgestaan door mr. H.A. de Boer, advocaat te Sneek. Voorts is ter terechtzitting verschenen de heer [naam tolk] , tolk Ghanees Fante. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 juni 2017, nabij Drachten, gemeente Smallingerland, in ieder geval in de gemeente Smallingerland, rijdende op de Provinciale weg de N31 links plaatselijk bekend als de Waldwei, ter hoogte van de invoegstrook Ureterpvallaat richting Leeuwarden (hectometerpaal-aanduiding 74.8), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk, en al dan niet met voorbedachten rade, een persoon, genaamd,
[slachtoffer 1] ( [geboortedatum] 2002), zijnde zijn zoon, van het leven te beroven, met dat opzet, en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, in een bocht, met een te hoge snelheid heeft gereden in een door hem bestuurde personenauto, met daarin als passagier genoemde
[slachtoffer 1] , tengevolge waarvan die auto uit de bocht is gevlogen en/of in een slip is geraakt en/of is rondgetold en/of meerdere keren over de kop is geslagen en/of in de berm is geraakt en/of tegen een boom is geknald, waarbij die [slachtoffer 1] uit die auto is geslingerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 05 juni 2017, nabij Drachten, gemeente Smallingerland, in ieder geval in de gemeente Smallingerland, aan een persoon, genaamd, [slachtoffer 1] ( [geboortedatum] 2002), zijnde zijn zoon, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
-een flinke hersenkneuzing en/of
-een gebroken linker bovenbeen en/of
-een gebroken linker onderarm en/of
-een forse wond op de linkerhak (met wondinfectie)
heeft toegebracht door, rijdende op de Provinciale weg de N31 links plaatselijk bekend als de Waldwei, ter hoogte van de invoegstrook Ureterpvallaat richting Leeuwarden (hectometerpaal-aanduiding 74.8), in een bocht, met een te hoge snelheid te rijden in een door hem bestuurde personenauto, met daarin als passagier genoemde [slachtoffer 1] , tengevolge waarvan die auto uit de bocht is gevlogen en/of in een slip is geraakt en/of is rondgetold en/of meerdere keren over de kop is geslagen en/of in de berm is geraakt en/of tegen een boom is geknald, waarbij die [slachtoffer 1] uit die auto is geslingerd;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 05 juni 2017, nabij Drachten, gemeente Smallingerland, in ieder geval in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] ([geboortedatum]/2002), zijnde zijn zoon, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, rijdende op de Provinciale weg de N31 links plaatselijk bekend als de Waldwei, ter hoogte van de invoegstrook Ureterpvallaat richting Leeuwarden (hectometerpaal-aanduiding 74.8), in een bocht, met een te hoge snelheid heeft gereden in een door hem bestuurde personenauto, met daarin als passagier genoemde [slachtoffer 1] , tengevolge waarvan die auto uit de bocht is gevlogen en/of in een slip is geraakt en/of is rondgetold en/of meerdere keren over de kop is geslagen en/of in de berm is geraakt en/of tegen een boom is geknald, waarbij die [slachtoffer 1] uit die auto is geslingerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 05 juni 2017 nabij Drachten, gemeente Smallingerland, in ieder geval in de gemeente Smallingerland, een persoon, genaamd, [slachtoffer 1] ( [geboortedatum] 2002), zijnde zijn zoon, heeft mishandeld door, rijdende op de Provinciale weg de N31 links plaatselijk bekend als de Waldwei, ter hoogte van de invoegstrook Ureterpvallaat richting Leeuwarden (hectometerpaal-aanduiding 74.8), in een bocht, met een te hoge snelheid te rijden in een door hem bestuurde personenauto, met daarin als passagier genoemde [slachtoffer 1] , tengevolge waarvan die auto uit de bocht is gevlogen en/of in een slip is geraakt en/of is rondgetold en/of meerdere keren over de kop is geslagen en/of in de berm is geraakt en/of tegen een boom is geknald, waarbij die [slachtoffer 1] uit die auto is geslingerd;
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2017 tot en met 26 september 2017, te Drachten, gemeente Smallingerland, zijn echtgenote [slachtoffer 2] , meerdere malen, althans eenmaal, lichamelijk en/of geestelijk heeft mishandeld door (telkens) haar te slaan en/of te schoppen en/of uit te schelden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde gevorderd. Daartoe heeft hij aangevoerd dat er voldoende aanwijzingen zijn voor de bijzondere gemoedstoestand waarin verdachte verkeerde toen hij met zijn zoon [slachtoffer 1] in zijn auto is gaan rijden. Verdachte heeft, terwijl hij in een bocht reed, het gaspedaal te diep ingetrapt, waardoor de auto is uitgebroken. Gelet op het bewustzijn van zijn gemoedstoestand en het opzettelijk diep intrappen van het gaspedaal, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat een situatie zou ontstaan, waarbij zijn zoon zwaar lichamelijk letsel kon oplopen.
Het onder feit 2. ten laste gelegde is volgens de officier van justitie ook wettig en overtuigend te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het veroorzaken van een ongeluk. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet uit het dossier blijkt dat verdachte het ongeval opzettelijk heeft veroorzaakt. Er zijn andere scenario's voor de oorzaak van het ongeval mogelijk. Ook blijkt niet dat verdachte zelfmoord wilde plegen. De verklaringen die hij heeft gedaan moeten in een andere context worden gezien. Zelfmoord past niet bij zijn geloof en verdachte had juist allerlei plannen gemaakt voor zijn leven.
Ook van het onder feit 2. ten laste gelegde moet verdachte worden vrijgesproken. Daartoe wordt aangevoerd dat verdachte zijn vrouw niet kan hebben mishandeld, omdat hij daar, als gevolg van zijn gezondheidsproblemen veroorzaakt door het verkeersongeval, lichamelijk niet toe in staat was. Daarnaast is het letsel bij zijn vrouw pas een week later geconstateerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feit 1 primair:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d.
26 november 2017, opgenomen op pagina 267 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017254798-7 d.d. 19 april 2018 inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb op 5 juni 2017 nabij Drachten het gas ingedrukt. I just wanta die.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
4 december 2017 , opgenomen op pagina 269 e.v., van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] :
Ik heb het verdachtenverhoor van verdachte [verdachte] woordelijk uitgewerkt. Verdachte verklaarde: "So ik step on the gass en ik ben weg. So ik step op 150. En then auto wroem wroem wroem en dan boem. Dan komen mijn ongeluk. I just wanted to die because it was so paintfull".
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d.
25 september 2018, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 5 juni 2017 heeft [verdachte] een ongeluk veroorzaakt. Hij was met onze zoon [slachtoffer 1] ([geboortedatum]/2002). Enkele dagen na het ongeval van 5 juni 2017 zei [verdachte] tegen mij: "het was suïcide".
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
1 november 2017, opgenomen op pagina 44 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik hoorde op het geluidsfragment van het door [getuige 1] opgenomen gesprek verdachte [verdachte] het volgende zeggen: "Ik go blind and I get this accident. You will never believe me if I tell you. I was…. I was going to commit suïcide".
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
27 oktober 2017, opgenomen op pagina 228 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op 5 juni 2017 reed ik op de N31 te Drachten. Het leek alsof de bestuurder van de auto een stuurcorrectie naar rechts maakte en ik zag dat de auto door de stuurbeweging aan de achterzijde uitbrak en hierdoor van de weg afstuurde richting het talud.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse d.d. 15 augustus 2017, opgenomen op pagina 193 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] :
Op 5 juni 2017 hebben wij een onderzoek ingesteld naar een verkeersongeval op de N31 (links), plaatselijk bekend als de Wâldwei, te Drachten. De bestuurder raakte in een slip. Het voertuig belandde via de invoegstrook in de rechterberm en schampte daar een boom. Vervolgens botste het voertuig tegen aan andere boom. Tijdens die botsing maakte het voertuig een heftige negatieve rotatie, waarbij waarschijnlijk de achterin zittende zoon door een opengeslagen portier uit het voertuig werd geslingerd. Aangezien het betrokken voertuig via de achterwielen aangedreven wordt is er, in combinatie met ingestuurde wielen, bij het te fors indrukken van het gaspedaal het risico dat het voertuig met de achterzijde uitbreekt ofwel in de slip raakt. In verband hiermee is het ongeval waarschijnlijk de wijten aan een bestuurdersafhankelijke gedraging van de bestuurder van de BMW.
Feit 2
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d.
25 september 2018, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier , inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
[verdachte] heeft mij vorige week dinsdag op mijn hoofd en tegen mijn rechteroog geslagen. Ook voelde ik dat hij mij schopte. Ik voelde veel pijn.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
27 september 2017, opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 19 september 2017 zag ik dat mijn vader mijn moeder drie keer met kracht in het gezicht sloeg. Ik zag dat mijn vader mijn moeder knietjes gaf. Ik zag later in het gezicht van mijn moeder een blauwe plek.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
1 november 2017, opgenomen op pagina 28 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik ontving een mail van huisarts A.S. Smit met de volgende tekst:
"21-09-2017 Letsel: Hematoom rond rechter oog/oogkas en neusbrug. Pijn rechter kaakkop bij openen/sluiten mond. In de neus gezwollen chonchae. rechter flank/ribben: drukpijn ribben, hematoom van 2 cm in de rechterflank".
Anders dan de officier van justitie en de verdediging hebben betoogd, acht de rechtbank opzet van verdachte op de dood van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen. Het volgende is daarvoor redengevend.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de toedracht van het ongeval te wijten is geweest aan bestuurdersafhankelijke gedragingen van verdachte. Verdachte is de Wâldwei bij Drachten opgereden en heeft het gaspedaal van zijn auto hard ingetrapt. Uit de verklaring van de getuige blijkt dat verdachte een stuurcorrectie naar rechts heeft gemaakt. Door het snelle accelereren, in combinatie met het insturen van de wielen, is de auto van verdachte in een slip geraakt en tegen een boom gebotst. Hierbij is zijn zoon uit de auto geslingerd.
Op drie verschillende manieren komt uit het dossier naar voren dat verdachte suïcide wilde plegen. Verdachte heeft niet alleen tegen zijn vrouw gezegd dat het ongeval een suïcidepoging was, maar heeft dit ook bij de politie verklaard en in een gesprek met een medewerker van het gebiedsteam, waarvan door zijn dochter een geluidsopname is gemaakt. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat verdachte opzettelijk een ongeval heeft veroorzaakt, waarbij zijn intentie gericht was op een dodelijke afloop. Verdachte wist dat zijn zoon zich eveneens in de auto bevond. Indien verdachte zou slagen in zijn opzet een dodelijk ongeval te veroorzaken waarbij hij zelf om het leven zou komen, was het onvermijdelijke gevolg dat zijn zoon zijn lot waarschijnlijk zou delen. Verdachte moet worden geacht dat te hebben geweten (in de zin van waarschijnlijkheidsbewustzijn). Hij heeft zich daardoor echter niet laten weerhouden en de gevolgen voor zijn zoon aanvaard als consequentie van zijn handelen. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat hij niet alleen opzet had op zijn eigen dood, maar dat hij eveneens opzet op de dood van zijn zoon had.
De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de raadsman dat verdachte geen opzet zou hebben gehad op het veroorzaken van een ongeluk. In de eerste plaats gaat dat verweer voorbij aan de diverse uitlatingen van verdachte dat hij suïcide wilde plegen. Voorts geeft het dossier de rechtbank geen aanknopingspunten voor een alternatief scenario. De verkeerssituatie was rustig, het weer was goed, het wegdek was droog en er zijn geen technische gebreken aan het voertuig geconstateerd. Dat verdachte, zoals hij ook heeft gesteld, als gevolg van een ‘black out’ de macht over het stuur zou hebben verloren is ook op geen enkele wijze aannemelijk geworden.
Ten aanzien van de vraag of sprake is geweest van voorbedachte rade overweegt de rechtbank het volgende. Het moment waarop bij verdachte de intentie is ontstaan om suïcide te plegen
- direct voorafgaand aan het ongeval of ruim daarvoor - laat zich uit de bewijsmiddelen niet met voldoende zekerheid afleiden. Onvoldoende kan dus worden vastgesteld of er voor verdachte tijd en gelegenheid heeft bestaan om zich te beraden over het genomen of het te nemen besluit en na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn handelen. Vorenstaande betekent dat niet kan worden bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. De ten laste gelegde poging tot moord kan dan ook niet worden bewezenverklaard. Nu, zoals hiervoor reeds overwogen, verdachte naar het oordeel van de rechtbank opzet op de dood van zijn zoon heeft gehad, acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, poging tot doodslag bewezen.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman dat verdachte fysiek niet in staat zou zijn geweest tot de mishandeling overweegt de rechtbank het volgende. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van de dochter en het bericht van de huisarts over het geconstateerde letsel. Daarbij merkt de rechtbank op dat aangeefster op 21 september 2017, twee dagen na de mishandeling, bij de huisarts is geweest voor haar verwondingen en niet pas een week later zoals door de verdediging is gesteld. Er is, behalve de ontkennende verklaring van verdachte, geen enkele aanwijzing dat het letsel op andere wijze is ontstaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 05 juni 2017, nabij Drachten, rijdende op de Provinciale weg de N31 links plaatselijk bekend als de Wâldwei, ter hoogte van de invoegstrook Ureterpvallaat richting Leeuwarden (hectometerpaal-aanduiding 74.8), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer 1] ( [geboortedatum] 2002), zijnde zijn zoon, van het leven te beroven, met dat opzet, met een hoge snelheid heeft gereden in een door hem bestuurde personenauto, met daarin als passagier genoemde [slachtoffer 1] , tengevolge waarvan die auto in een slip is geraakt en is rondgetold en in de berm is geraakt en tegen een boom is geknald, waarbij die [slachtoffer 1] uit die auto is geslingerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij in de maand september 2017 te Drachten, zijn echtgenote [slachtoffer 2] , lichamelijk heeft mishandeld door haar te slaan en te schoppen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Poging tot doodslag;
2. Mishandeling begaan tegen zijn echtgenoot.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd geen redenen te zien om uit te gaan van strafverminderende of uitsluitende factoren.
Standpunt raadsman
De raadsman heeft algehele vrijspraak bepleit en geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de rapportages van drs. J.C. Laheij, psychiater en drs. M.F. Raven, psycholoog en het rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC rapport) d.d. 30 augustus 2018. Uit de rapportage van drs. Laheij valt af te leiden dat, hoewel een diagnose niet wordt gesteld vanwege het ontbreken van voldoende duidelijkheid, er aanwijzingen zijn voor een depressieve stoornis en mogelijk een kortdurende psychotische stoornis. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek in de zin van (trekken van) cluster B/narcistisch/borderline dan wel een posttraumatische stress-stoornis of een licht verstandelijke beperking. Uit de conclusie van het PBC rapport blijkt dat door beperkingen in het onderzoek niet kon worden vastgesteld dat verdachte een stoornis heeft, maar dat een stoornis ook niet uitgesloten kan worden. De deskundigen hebben aldus aangegeven dat vastomlijnde conclusies over de aard van de stoornis en de invloed op de gedragingen van verdachte niet kunnen worden getrokken. Gelet op de inhoud van de rapportages, het proces-verbaal en de aard en omstandigheden van het geval ziet de rechtbank echter voldoende aanwijzingen voor de conclusie dat ten tijde van het bewezenverklaarde sprake is geweest van een stoornis die in enige mate van invloed is geweest op het handelen van verdachte.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat het bewezen verklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid en er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor een taakstraf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het onder 2. ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de over hem opgemaakte rapportages, het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op zijn zoon. Verdachte wilde suïcide plegen en heeft met zijn auto, waarin hij met zijn zoon reed, opzettelijk een ongeval veroorzaakt. Als gevolg van het ongeval is zijn zoon ernstig gewond geraakt. Verdachte heeft door zijn handelen het leven en de gezondheid van zijn zoon ernstig in gevaar gebracht en er mag van geluk gesproken worden dat zijn zoon het ongeluk heeft overleefd. Het vertrouwen dat zijn zoon in hem als vader mocht stellen heeft verdachte diep beschaamd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn (ex-) vrouw door haar te slaan en te schoppen. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De rechtbank rekent het verdachte aan dat deze mishandeling in het bijzijn van zijn kinderen heeft plaatsgevonden.
Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank uit van verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een gevangenisstraf geboden is. Hoewel de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde komt, acht de rechtbank alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 57, 287, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. de Wit, voorzitter, mr. M. Brinksma en
mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 oktober 2018.