ECLI:NL:RBNNE:2018:4065

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2018
Publicatiedatum
12 oktober 2018
Zaaknummer
18/730120-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na poging tot zware mishandeling en smaad

Op 12 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 26 april 2018 in Noardburgum een gewelddadig voorval heeft gepleegd. De verdachte heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan het slachtoffer, door deze meermalen met kracht te slaan en in een wurggreep te nemen. Daarnaast heeft hij de eer en goede naam van het slachtoffer aangerand door beledigende berichten en afbeeldingen te verspreiden via sociale media. Tijdens de zitting op 28 september 2018 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Openbaar Ministerie vertegenwoordigd was door de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, namelijk schizofrenie, en dat hij op het moment van de feiten ontoerekeningsvatbaar was. Hierdoor heeft de rechtbank besloten de verdachte van alle rechtsvervolging te ontslaan en hem te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Tevens is er een contactverbod opgelegd met het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730120-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in het PPC te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2018.
Verdachte is op 28 september 2018 verschenen, bijgestaan door mr. D.E. Post, advocaat te Heerhugowaard. Tevens is verschenen mr. R. Spoelstra, advocaat te Leeuwarden, namens de benadeelde partij [slachtoffer] . Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 26 april 2018 te Noardburgum, in elk geval in de gemeente
Tytsjerksteradiel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met de/een vuist(en) en/of de/een ellebo(o)g(en)) tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te stompen en/of te slaan en/of (met kracht) bij de keel/hals vast te pakken en/of vast te houden en/of in de keel/hals te knijpen, in elk geval die [slachtoffer] met beide armen om zijn hoofd vast te pakken en/of (vervolgens) vast te houden en zodoende in een wurggreep te nemen en/of te houden, waardoor het voor die [slachtoffer] gedurende een periode (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 april 2018 te Noardburgum, in elk geval in de gemeente Tytsjerksteradiel, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met de/een vuist(en) en/of de/een ellebo(o)g(en)) tegen het hoofd en/of een of meer ander(e) de(e)l(en) van het lichaam te stompen en/of te slaan en/of (met kracht) bij de keel/hals vast te pakken en/of vast te houden en/of in de keel/hals te knijpen, in elk geval die [slachtoffer] met beide armen om zijn hoofd vast te pakken en/of (vervolgens)
vast te houden en zodoende in een wurggreep te nemen en/of te houden, waardoor het voor die [slachtoffer] gedurende een periode (nagenoeg) niet mogelijk was adem te halen;
2. hij in of omstreeks het jaar 2018 (tot en met 26 april 2018) te Noardburgum, in elk geval in de gemeente Tytsjerksteradiel, en/of (elders) in Nederland, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit (te weten dat die [slachtoffer] seks met baby's/minderjarigen zou hebben), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen
verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door openlijk meermalen, althans eenmaal, in voornoemde periode berichten aangaande die [slachtoffer] en/of foto's van die [slachtoffer] op de sociaalnetwerksite "FACEBOOK" te plaatsen en te laten staan en/of via Whatsapp en/of anderszins berichten aan vrienden en/of kennissen te verzenden, met daarin (telkens)
onder meer de navolgende teksten en/of afbeelding(en):
- " Ik bin ol oppakt hjir foar [naam] .. 5 jier lien.. bin krekt wer frei.. en [slachtoffer] wie de oorzaak.." en/of
- " [slachtoffer] is de utfyner fon pedofilie..the original" en/of
- " en opiens die der of dot r babys woe neuke.." en/of
- " [slachtoffer] , iemand die zich bezeten voordoet, als zijnde de ultieme pedofiel..", met daarbij een afbeelding van die [slachtoffer] en/of
- " Naast alldricht killian, had [slachtoffer] nog een rol in iron man 3.", met daarbij een afbeelding van/uit (de film) IRON MAN 3 met daarop de tekst: "the "pedophile"" en/of
- " krekt wer ff bij [slachtoffer] babyneuker west mat hy woe net mei my buten biatche!";
3. hij in of omstreeks het jaar 2018 (tot en met 26 april 2018) te Noardburgum, in elk geval in de gemeente Tytsjerksteradiel, en/of (elders) in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] , door een toegezonden of aangeboden geschrift en/of afbeelding, heeft beledigd, door meermalen, althans eenmaal, in voornoemde periode berichten aangaande die [slachtoffer] en/of foto's van die [slachtoffer] op de sociaalnetwerksite "FACEBOOK" te plaatsen en te laten staan en/of via Whatsapp en/of anderszins berichten aan vrienden en/of kennissen te verzenden, met daarin (telkens) onder meer de navolgende beledigende teksten en/of afbeelding(en):
- Sorry hoor dat ik zo door emmer over dat beest, maar ik denk dat dit een betere oplossing is dan dat ik hem met een mes in zijn strot veeg..Toch!!?" en/of
- " Die vieze parasiet!!" en/of
- " [slachtoffer] neukte altijd iedereen er door, vandaar dat hij de grootste criminelen altijd achter hem had staan.." en/of
- " [slachtoffer] is hitler.." en/of
- " Heheh.. gerechtigheid!!, met daarbij onder meer een afbeelding van Adolf Hitler en van die [slachtoffer] en/of
- " [slachtoffer] = Aldolf Hitler met daarbij een afbeelding van Adolf Hitler en de tekst: "TERMINATOR";

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde en het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat bij verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijk opzicht, op zwaar lichamelijk letsel aanwezig was. Niet duidelijk is hoe vaak en op welke wijze verdachte [slachtoffer] heeft geslagen of gestompt. Evenmin valt uit het dossier af te leiden hoe de verklemming plaatsvond en hoelang deze heeft geduurd. Ten aanzien van hetgeen voor het overige ten laste is gelegd, refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 [1]
Verdachte is op 26 april 2018 in Noardburgum de woning van aangever [slachtoffer] binnengedrongen [2] . Ter terechtzitting heeft verdachte onder andere verklaard dat hij, nadat hij de deur van de woning van aangever had opengeduwd, in gevecht is geraakt met aangever. Daarbij heeft hij met zijn vuisten in het gezicht van aangever geslagen. Daarna heeft hij zijn nek/hals in een klemgreep genomen, waarbij het hoofd van aangever naar verdachte toe was gericht en hij dus op de rug van aangever keek. Deze verklemming heeft verdachte, zo verklaart hij, ook aangetrokken of aangeknepen. De verklemming zou ongeveer 4 seconden hebben geduurd. [3] Aangever heeft verklaard dat hij door verdachte met beide vuisten in zijn gezicht werd geslagen en gestompt, dat hij op de grond viel en een aantal keren probeerde op te staan, maar dat verdachte hem dan weer op de grond wierp. Toen aangever nog een keer op stond, voelde hij dat verdachte zijn arm of hand om zijn keel plaatste en hij geen lucht meer kreeg. Hij voelde ook dat verdachte de spanning in zijn arm of hand verhoogde. Na het voorval deed het slikken hem zeer [4] .
Uit algemene ervaringsregels volgt dat bij een verklemming waarbij de halsstreek wordt afgeklemd en vervolgens nog wordt ‘aangetrokken’, de kans op (ernstige) beschadiging van het strottenhoofd aanzienlijk is. Een dergelijke beschadiging zal in het algemeen als zwaar lichamelijk letsel zijn aan te merken. Daarnaast bestaat een zekere kans op zwaar lichamelijk letsel indien iemand meerdere malen met kracht met vuisten in het gezicht wordt geslagen.
Uit de verklaringen van verdachte en aangever leidt de rechtbank af dat sprake is geweest van een behoorlijk heftige geweldsuitbarsting, waarbij aangever meerdere keren door verdachte met kracht met zijn vuisten in het gezicht is geslagen en aangever in een klemgreep is genomen die is aangetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door aldus te handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde dus wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 en feit 3
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 september 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 februari 2018, opgenomen op pagina 15 van het dossier van politie Regio Noord-Nederland met nummer PL0100-2018049328 d.d. 3 mei 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 23 maart 2018, opgenomen op pagina’s 28 tot en met 52.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. hij op 26 april 2018 te Noardburgum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen met kracht met de vuisten tegen het hoofd te stompen en te slaan en met kracht bij de keel/hals vast te pakken en vast te houden en in de keel/hals te knijpen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij in of omstreeks het jaar 2018 (tot en met 26 april 2018) te Noardburgum of elders in Nederland opzettelijk, de eer en de goede naam van [slachtoffer] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit (te weten dat die [slachtoffer] seks met baby's/minderjarigen zou hebben), met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen, door openlijk meermalen, in voornoemde periode berichten aangaande die [slachtoffer] en/of foto's van die [slachtoffer] op de sociaalnetwerksite "FACEBOOK" te plaatsen en te laten staan en/of via Whatsapp te verzenden, met daarin
onder meer de navolgende teksten en/of afbeelding(en):
- " Ik bin ol oppakt hjir foar [naam] .. 5 jier lien.. bin krekt wer frei.. en [slachtoffer] wie de oorzaak.." en
- " [slachtoffer] is de utfyner fon pedofilie..the original" en
- " en opiens die der of dot r babys woe neuke.." en
- " [slachtoffer] , iemand die zich bezeten voordoet, als zijnde de ultieme pedofiel..", met daarbij een afbeelding van die [slachtoffer] en
- " Naast alldricht killian, had [slachtoffer] nog een rol in iron man 3.", met daarbij een afbeelding van/uit (de film) IRON MAN 3 met daarop de tekst: "the "pedophile"" en
- " krekt wer ff bij [slachtoffer] babyneuker west mat hy woe net mei my buten biatche!";
3. hij in of omstreeks het jaar 2018 (tot en met 26 april 2018) te Noardburgum of elders in Nederland, opzettelijk [slachtoffer] , door een toegezonden of aangeboden geschrift en afbeelding, heeft beledigd, door meermalen in voornoemde periode berichten aangaande die [slachtoffer] en foto's van die [slachtoffer] op de sociaalnetwerksite "FACEBOOK" te plaatsen en te laten staan en via Whatsapp aan vrienden of kennissen te verzenden, met daarin onder meer de navolgende beledigende teksten en afbeeldingen:
- Sorry hoor dat ik zo door emmer over dat beest, maar ik denk dat dit een betere oplossing is dan dat ik hem met een mes in zijn strot veeg..Toch!!?" en
- " Die vieze parasiet!!" en
- " [slachtoffer] neukte altijd iedereen er door, vandaar dat hij de grootste criminelen altijd achter hem had staan.." en
- " [slachtoffer] is hitler.." en
- " Heheh.. gerechtigheid!!, met daarbij onder meer een afbeelding van Adolf Hitler en van die [slachtoffer] en
- " [slachtoffer] = Aldolf Hitler met daarbij een afbeelding van Adolf Hitler en de tekst: "TERMINATOR";
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. poging tot zware mishandeling;
2. smaadschrift, meermalen gepleegd;
3. eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte strafbaar is. Verdachte is al langer bekend met zijn ziekte, schizofrenie. Hij weet ook dat indien hij de benodigde medicatie neemt, hij niet ontspoort, maar heeft welbewust, nadat de (voorwaardelijke) rechterlijke machtiging in december 2017 niet werd verlengd, ervoor gekozen het gebruik van de voorgeschreven medicatie te beëindigen. De wanen, waaronder de waan dat [slachtoffer] ervoor zou hebben gezorgd dat hij ‘krankjorum’ werd, kwam vervolgens in versterkte mate terug. Onder invloed daarvan heeft verdachte de hem ten laste gelegde feiten begaan. Zijn gedrag is, door de keuze om te stoppen met de medicatie, in ieder geval deels, aan hem zelf toe te rekenen, zodat van algehele ontoerekeningsvatbaarheid geen sprake is.
Standpunt van de verdediging
De verdediging deelt de conclusie van de gedragsdeskundigen dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar is. Dat verdachte het gebruik van antipsychotische medicatie op enig moment heeft beëindigd is inherent aan de stoornis waaraan hij lijdt. Daar komt bij dat de medicatie die hij destijds gebruikte, anders dan de huidige medicatie, veel negatieve bijwerkingen kende.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 16 juli 2018, opgemaakt door drs. A.W.M.M. Stevens, psychiater en drs. B.M. aan de Stegge, psychiater in opleiding en op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 18 juli 2018, opgemaakt door drs. R.A. Jaarsma, GZ-psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat:
  • bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, namelijk schizofrenie en een lichte stoornis in het gebruik van stimulantium, waarbij verdachte voornamelijk speed en soms ketamine gebruikt.
  • de ziekelijke stoornis de gedragskeuzes en gedragingen beïnvloedde en beperkte ten tijde van het ten laste gelegde, zodanig dat het ten laste gelegde overwegend daaruit verklaard kan worden.
Geadviseerd wordt verdachte het tenlastegelegde, indien bewezen, niet toe te rekenen.
De rechtbank volgt de officier van justitie niet in zijn conclusie dat verdachte niet geheel ontoerekeningsvatbaar is. Inherent aan het bij verdachte door de rapporteurs gediagnosticeerde ziektebeeld is immers juist een beperkte of afwezige, in ieder geval wisselvallige, medicatietrouw. De rechtbank heeft in het politiedossier of in bovengenoemde rapportages in het geheel geen aanknopingspunten gevonden voor de conclusie dat de keus van verdachte om het medicijngebruik te staken, niet volgt uit de door de rapporteurs vastgestelde stoornis schizofrenie.
De rechtbank zal zich dan ook met de conclusies van de gedragsdeskundigen verenigen en neemt deze over. Zij concludeert dat het bewezen verklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Motivering van de maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van de dagen doorgebracht in voorarrest en met oplegging van TBS met dwangverpleging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat het bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend wegens de ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Oplegging van een (gevangenis)straf is derhalve niet aan de orde.
De gedragsdeskundigen hebben eensluidend geadviseerd te gelasten dat verdachte, indien schuldig, in het kader van artikel 37 Sr zal worden opgenomen in een gesloten afdeling van een forensisch psychiatrische instelling als een FPA of FPK. Zij benoemen dat verdachte in het verleden meerdere keren vanuit paranoïde wanen agressief heeft gehandeld. De kans op herhaling wordt als hoog ingeschat, indien verdachte niet adequaat behandeld wordt. Behandeling zou moeten bestaan uit (dwang)behandeling met antipsychotica en psycho-educatie ter bevordering van ziektebesef. Een gesloten setting is daarbij volgens hen noodzakelijk, gelet op de afwezigheid van ziektebesef en als gevolg daarvan eveneens de geringe behandelbereidheid. De gedragsdeskundigen wijzen erop dat een plaatsing in het kader van artikel 37 ten hoogste een jaar duurt, en dat ook nadien ervoor moet worden gezorgd dat verdachte medicatie blijft gebruiken. Zij uiten hun twijfels of dat in het kader van een civiel traject voldoende kan worden verzekerd. In dat verband geven zij de rechtbank in overweging om als alternatief TBS met dwangverpleging op te leggen.
Nadat de gedragsdeskundigen hebben gerapporteerd, heeft verdachte ingestemd met het gebruik van antipsychotische medicatie. Ter zitting is de rechtbank gebleken dat thans van enig ziektebesef sprake lijkt. Verdachte heeft betoogd dat hij ook zonder dwang het gebruik van deze medicatie zal voortzetten, omdat deze medicatie minder bijwerkingen kent dan de medicatie die hij voorheen heeft gebruikt. Hij verzet zich niet tegen een plaatsing als bedoeld in artikel 37 Sr, maar wel tegen oplegging van TBS met dwangverpleging of TBS met voorwaarden.
Verdachte heeft, onder invloed van zijn stoornis, getracht [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Zonder (verdere) behandeling bestaat een hoog risico op herhaling of een ander agressiedelict. Gelet hierop en op de omstandigheid dat verdachte bij afwezigheid van een voldoende dwingend kader in het verleden meerdere keren het gebruik van antipsychotische medicatie heeft gestaakt, is de rechtbank van oordeel dat een artikel 37-plaatsing geboden, maar ook afdoende is. Een TBS met dwangverpleging of met voorwaarden louter vanuit het oogpunt van de beveiliging van de maatschappij acht de rechtbank, mede gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, thans een te zware maatregel.
De rechtbank wijst erop dat na beëindiging van een artikel 37-plaatsing, een eventuele (civiele, al dan niet voorwaardelijke) rechterlijke machtiging een voldoende dwingend kader kan bieden voor voorzetting van het gebruik van noodzakelijke medicatie. Verdachte heeft zich in het verleden gehouden aan de voorwaarden die aan een dergelijke machtiging werden verbonden. Voor zover de vrees zou kunnen bestaan dat een dergelijke machtiging niet wordt afgegeven wijst de rechtbank erop dat, gelet op de aan hem in het kader van de Wet Bopz opgedragen taak, de officier van justitie zich te zijner tijd kan laten informeren of na afloop van de artikel 37-plaatsing een (voorwaardelijke) rechterlijke machtiging noodzakelijk is en de rechtbank in dat geval kan verzoeken een machtiging te verlenen.
Uit de verklaringen die [slachtoffer] bij de politie heeft afgelegd en de onderbouwing die [slachtoffer] aan zijn vordering als benadeelde partij ten grondslag heeft gelegd, leidt de rechtbank af dat de bewezen verklaarde feiten een grote wissel op zijn leven hebben getrokken en dat hij gebukt gaat onder de mogelijkheid van toekomstige confrontaties met verdachte. In verband hiermee ziet de rechtbank aanleiding om, op grond van artikelen 38v en 38w Sr, aan verdachte een contactverbod met [slachtoffer] op te leggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.337,69 ter vergoeding van materiële schade (bestaande uit kosten medische info € 39,51, loonderving € 1.137,53, sausverf € 171,11, laminaat hal € 116,70, broek € 130,00, armband € 147,15, stofzuiger € 42,50, camera/deurbel € 168,19 en eigen risico zorg 2018 € 385,00). Ter vergoeding van immateriële schade wordt in verband met feit 1 een bedrag van € 2.200,00 en in verband met feiten 2 en 3 een bedrag van € 2.000,00 gevorderd. Daarnaast vordert [slachtoffer] wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich, voor wat betreft de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank, behalve ten aanzien van de kosten van de sausverf en de kosten van de stofzuiger. De verdediging verzoekt de immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 750,00.
Oordeel van de rechtbank
De kosten voor een camera/deurbel acht de rechtbank niet toewijsbaar, omdat deze niet rechtstreeks voortvloeien uit het onder 1 bewezen verklaarde. De overige materiële kosten zijn wel toewijsbaar. Voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij deze schade heeft geleden en dat zij een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De kosten voor de sausverf zijn, in het licht van de gedetailleerde onderbouwing door de benadeelde partij, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Datzelfde geldt voor de kosten van de stofzuiger. De benadeelde partij heeft immers aangevoerd dat de slang van de stofzuiger bij de poging tot zware mishandeling stuk is gegaan. Uit de stelling van de verdediging dat de stofzuiger nog aanstond op het moment dat verdachte de woning van [slachtoffer] verliet, volgt niet dat de stofzuiger niet is beschadigd bij de schermutseling tussen verdachte en [slachtoffer] .
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat door het bewezen verklaarde onder 1 aan de benadeelde partij immateriële schade is toegebracht. Rekening houdend met vergelijkbare gevallen, de ernst van het letsel en de gevolgen die het slachtoffer daarvan draagt en zal moeten dragen acht de rechtbank een vergoeding van € 1.000,-- passend en geboden.
Datzelfde geldt voor wat betreft de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten. Rekening houdend met vergelijkbare gevallen, de impact die de smaad en beledigingen op het slachtoffer hebben gehad en zal hebben acht de rechtbank een vergoeding van € 1.000,-- passend en geboden.
De wettelijke rente over de toe te wijzen schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar vanaf 26 april 2018.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voor zover de rechtbank de vordering van [slachtoffer] niet toewijst zal zij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren. Voor dat dit deel kan hij zijn vordering aanbrengen bij de burgerlijk rechter.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 37, 38v, 38w, 45, 57, 261, 266 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, primair en onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de termijn van één jaar.
Legt op de maatregel dat de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van de vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Ten aanzien van 18/730120-18, feiten 1, 2 en 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
4.169,50(zegge: vierduizendhonderdnegenenzestig euro en vijftig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 april 2018.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]te betalen een bedrag van €
4.169,50(zegge: vierduizendhonderdnegenenzestig euro en vijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 51 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.169,50 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 oktober 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – ten aanzien van feit 1 – delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2018102723, doorgenummerd 1 tot en met 100, gesloten op 29 april 2018.
2.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 19 en het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 96.
3.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 28 september 2018.
4.Het proces-verbaal van aangifte, pagina 20.