ECLI:NL:RBNNE:2018:3994

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
11 oktober 2018
Zaaknummer
18/730133-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak in sauna met onvoldoende bewijs

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontucht in een sauna op 28 december 2016, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan. De aangeefster verklaarde dat zij in een besloten ruimte van de sauna door de verdachte bij haar borst was vastgepakt. De verdachte ontkende dit ten stelligste. Ondanks getuigenverklaringen die de aangifte zouden kunnen ondersteunen, ontbrak het de rechtbank aan de overtuiging dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, aangezien de verklaringen van de getuigen niet voldoende steun boden voor de aangifte van de aangeefster. De rechtbank wees de vordering van de benadeelde partij af, omdat het feit niet bewezen was en de vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging en de rechtbank bepaalde dat de kosten door beide partijen gedragen moesten worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730133-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 september 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.D.W. Herrings, advocaat te Tilburg.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 december 2016 te [pleegplaats], in de gemeente Het Bildt, door een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het vastpakken, althans aanraken, van de/een onbedekte borst van die [slachtoffer] en bestaande die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte, opzettelijk terwijl hij zich met die [slachtoffer] in de/een sauna bevond (van sauna [naam sauna], gevestigd aan de [straatnaam], aldaar) voormelde handeling zodanig plotseling en/of onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer] niet in staat was die handeling (voldoende en/of tijdig) af te weren of daaraan weerstand kon bieden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, te vervangen door 70 dagen hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Er is wettig en overtuigend bewijs op grond van het volgende. Allereerst is er de aangifte. Er is geen aanleiding dat aangeefster onbetrouwbaar is of reden heeft een valse aangifte te doen. Direct nadat aangeefster haar vriend zag, heeft zij hem verteld wat er is gebeurd, hetgeen blijkt uit de getuigenverklaring van [getuige 1] . Dezelfde avond heeft er een gesprek met de politie plaatsgevonden. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij een slecht gevoel had bij verdachte. Hij zag aangeefster op een gegeven moment de saunacabine ingaan en zag verdachte vervolgens dezelfde saunacabine in gaan. Een paar minuten later zag deze getuige dat de vrouw in paniek de saunacabine verliet. Verdachte heeft verklaard dat hij nog een tijdje in de saunacabine is blijven zitten, maar dat komt niet overeen met wat de getuige heeft verklaard. Deze getuige heeft ook verklaard dat toen hij met zijn vrouw in een saunacabine zat, iemand voorbij deze cabine liep, door het raampje naar binnen keek en de vrouw van deze getuige kon zien, maar de getuige niet. Hij heeft verklaard dat deze persoon, die de verdachte bleek te zijn, schrok toen hij na het binnengaan van deze cabine de getuige ook zag zitten. Die verklaring biedt steun aan de verklaring van aangeefster. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij door een vrouw werd gebeld die aangaf dat zij de sauna had verlaten omdat zij onheus bejegend werd. De beschrijving van die persoon past bij verdachte. Tijdens dat telefoongesprek hoorde de getuige kabaal en zag verdachte en de partner van aangeefster in een worsteling. De getuige heeft de gegevens van verdachte genoteerd aan de hand van diens rijbewijs. Toen bleek dat verdachte bij binnenkomst een valse naam had opgegeven, naar later bleek de naam van zijn echtgenote. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hem werd verteld dat [slachtoffer] bij haar borst werd gepakt en verdachte zei dat hij spijt had en excuses wilde maken. Dit is een de-auditu verklaring, een verklaring van iemand die van verdachte heeft gehoord dat hij [slachtoffer] bij haar borst heeft gepakt en daar spijt van heeft. Hiermee is er wettig bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte heeft verklaard dat hij naar de dichtstbijzijnde sauna is gegaan, maar dat is deze sauna niet. De enige die belang heeft om onjuist te verklaren is verdachte. Zijn verklaring is geen logisch en authentiek verhaal. Mijn overtuiging wordt gesterkt door de gekunstelde ontkenning van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet zonder redelijke twijfel vastgesteld kan worden dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Er zijn twee belastende getuigenverklaringen, die zijn terug te voeren op één en dezelfde bron: aangeefster. Dit levert geen relevant steunbewijs op. Hetgeen verdachte tegen getuige [getuige 2] gezegd zou hebben, kan evenmin tot steunbewijs dienen nu de inhoud daarvan, mede gezien de context waarin het een en ander zou zijn gezegd, onvoldoende duidelijk is en niet als een ondubbelzinnige bekentenis van verdachte kan worden opgevat. Op basis van dit dossier is niet vast te stellen dat er iets ontuchtigs is gebeurd in de sauna. Er is geen wettig bewijs, omdat relevant steunbewijs ontbreekt voor de tenlastegelegde ontucht (HR 16 mei 2018; ECLI:HR:2017:717). De door aangeefster gerelateerde feiten en omstandigheden, wat betreft de tenlastegelegde gedragingen, staan op zichzelf en vinden onvoldoende concrete steun in ander bewijsmateriaal. Daarnaast biedt het dossier onvoldoende overtuiging voor de tenlastegelegde ontucht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 28 december 2016 in de sauna in [pleegplaats] in een besloten ruimte bij haar borst is vastgepakt door verdachte. Verdachte ontkent dit ten stelligste. Weliswaar bevat het dossier getuigenverklaringen die de aangifte zouden kunnen ondersteunen, maar het ontbreekt bij de rechtbank aan de overtuiging dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe dat er sprake is van een één op één situatie. Buiten aangeefster en verdachte bevonden zich immers geen andere personen in de betreffende saunacabine die het door aangeefster gestelde kunnen bevestigen. De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben enkel verklaringen kunnen afleggen over het gedrag van verdachte op andere momenten in de sauna en over hetgeen verdachte zou hebben gezegd nadat de vriend van aangeefster verdachte had aangesproken en met hem in een worsteling terecht was gekomen. De rechtbank acht het niet denkbeeldig dat beide getuigenverklaringen gekleurd zijn door een bepaalde vooringenomenheid over de persoon van verdachte, die voor het eerst in dit saunacomplex aanwezig was en die zij niet kenden. Verdachte is bij de politie en ook bij het onderzoek ter terechtzitting consistent geweest in zijn ontkennende verklaring. Hierdoor is bij de rechtbank twijfel over de gang van zaken ontstaan en is de rechtbank onvoldoende overtuigd dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 350,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de vordering af te wijzen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de vordering niet is onderbouwd. Er is geen doktersverklaring en geen onderbouwing van een psycholoog waaruit blijkt dat aangeefster psychisch letsel heeft gehad. Er ontbreekt een duidelijk bekend ziektebeeld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. H. Schuth en mr. H.G. Punt, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2018.
Mr. Schuth en mr. Punt zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.