ECLI:NL:RBNNE:2018:3923

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
18/930333-16 en 18/930023-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake seksueel misbruik van minderjarigen door stiefvader

Op 9 oktober 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn stiefdochter en andere minderjarigen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen met betrekking tot parketnummer 18/930023-18, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van de slachtoffers waren inconsistent en niet voldoende onderbouwd door ander bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers niet wettig en overtuigend bewezen konden worden, en dat de ontkennende verklaring van de verdachte meer gewicht had.

Ten aanzien van parketnummer 18/930333-16 werd de verdachte echter wel veroordeeld. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter, die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en de voortzetting van een ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn eerdere schone strafblad en zijn bereidheid tot behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummers 18/930333-16 en 18/930023-18

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

9 oktober 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 september 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/930333-16:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 oktober 2016 tot en met 6 november 2016 te Assen, (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en die een kind was dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, (telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, een en ander (telkens) hierin bestaande, dat verdachte
- die [slachtoffer 1] langdurig op haar mond heeft gekust en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht, althans met die [slachtoffer 1] is gaan tongzoenen en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- zich door die [slachtoffer 1] heeft laten aftrekken en/of
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd gebracht en/of
- op die [slachtoffer 1] is gaan liggen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
1 oktober 2016 tot en met 6 november 2016 te Assen, (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en die een kind was dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, een en ander (telkens) hierin
bestaande, dat verdachte
- die [slachtoffer 1] langdurig op haar mond heeft gekust en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht, althans met die [slachtoffer 1] is gaan tongzoenen en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- zich door die [slachtoffer 1] heeft laten aftrekken en/of
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd gebracht en/of
- op die [slachtoffer 1] is gaan liggen;
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
7 november 2016 tot en met 4 december 2016 te Assen, (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt en die een kind was dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, (telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, een en
ander (telkens) hierin bestaande, dat verdachte
- die [slachtoffer 1] langdurig op haar mond heeft gekust en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht, althans met die [slachtoffer 1] is gaan tongzoenen en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- zich door die [slachtoffer 1] heeft laten aftrekken en/of
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd gebracht en/of
- op die [slachtoffer 1] is gaan liggen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
7 november 2016 tot en met 4 december 2016 te Assen, (telkens) met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en die een kind was dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, een en ander (telkens) hierin
bestaande, dat verdachte
- die [slachtoffer 1] langdurig op haar mond heeft gekust en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht, althans met die [slachtoffer 1] is gaan tongzoenen en/of
- de borsten van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast en/of
- zich door die [slachtoffer 1] heeft laten aftrekken en/of
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd/gebracht en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft geduwd gebracht en/of
- op die [slachtoffer 1] is gaan liggen.
Ten aanzien van parketnummer 18/930023-18:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 5 juni 2010 tot en met 30 april 2013 te Assen en/of elders in Nederland (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen beneden de leeftijd van twaalf jaren was, en/of
- terwijl die [slachtoffer 2] een kind was dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of
- terwijl die [slachtoffer 2] een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was en/of
- terwijl die [slachtoffer 2] een persoon was bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] ,
(telkens) hierin bestaande dat verdachte
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer 2] heeft betast en/of
- zichzelf zichtbaar voor die [slachtoffer 2] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [slachtoffer 2] heeft laten aftrekken door haar hand naar zijn penis te brengen en haar (samen met hem) aftrekbewegingen te laten maken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 5 juni 2010 tot en met 30 april 2013 te Assen en/of elders in Nederland (telkens) met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen beneden de leeftijd van zestien jaren was, en/of
- terwijl die [slachtoffer 2] een kind was dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of
- terwijl die [slachtoffer 2] een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was,
(telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- de vagina van die [slachtoffer 2] heeft betast en/of
- zichzelf zichtbaar voor die [slachtoffer 2] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [slachtoffer 2] heeft laten aftrekken door haar hand naar zijn penis te brengen en haar (samen met hem) aftrekbewegingen te laten maken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 5 juni 2010 tot en met 30 april 2013 te Assen en/of elders in Nederland (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, althans de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2004, en/of
- terwijl die [slachtoffer 2] een persoon was bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt,
(telkens) hierin bestaande dat verdachte
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 2] heeft geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer 2] heeft betast en/of
- zichzelf zichtbaar voor die [slachtoffer 2] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [slachtoffer 2] heeft laten aftrekken door haar hand naar zijn penis te brengen en haar (samen met hem) aftrekbewegingen te laten maken;
2. hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 27 februari 2012 tot en met 30 april 2013 te Assen en/of elders in Nederland (telkens) met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2003, die toen beneden de leeftijd van twaalf jaren was, en/of
- terwijl die [slachtoffer 3] een kind was dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of
- terwijl die [slachtoffer 3] een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was en/of
- terwijl die [slachtoffer 3] een persoon was bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt,
(telkens) een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] ,
(telkens) hierin bestaande dat verdachte
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 3] heeft geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer 3] heeft betast en/of
- zichzelf zichtbaar voor die [slachtoffer 3] heeft afgetrokken en/of - zich door die [slachtoffer 3] heeft laten aftrekken door haar hand naar zijn penis te brengen en haar (samen met hem) aftrekbewegingen te laten maken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 27 februari 2012 tot en met 30 april 2013 te Assen en/of elders in Nederland (telkens) met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2003, die toen beneden de leeftijd van zestien jaren was, en/of
- terwijl die [slachtoffer 3] een kind was dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin en/of
- terwijl die [slachtoffer 3] een aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige was,
(telkens) buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, (telkens) hierin bestaande dat verdachte
- de vagina van die [slachtoffer 3] heeft betast en/of
- zichzelf zichtbaar voor die [slachtoffer 3] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [slachtoffer 3] heeft laten aftrekken door haar hand naar zijn penis te brengen en haar (samen met hem) aftrekbewegingen te laten maken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
[geboortedatum] 2012 tot en met 30 april 2013 te Assen en/of elders in Nederland (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, althans de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2003, en/of
- terwijl die [slachtoffer 3] een persoon was bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt,
(telkens) hierin bestaande dat verdachte
- een of meer van zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer 3] heeft geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer 3] heeft betast en/of
- zichzelf zichtbaar voor die [slachtoffer 3] heeft afgetrokken en/of
- zich door die [slachtoffer 3] heeft laten aftrekken door haar hand naar zijn penis te brengen en haar (samen met hem) aftrekbewegingen te laten maken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 18/930333-16:
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling voor het onder 1 subsidiair en het onder 2 primair ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] , de verklaring van haar moeder, [getuige 1] , en de eerste verklaring van verdachte tegenover de politie op 4 december 2016, het aannemelijk is dat er voor de twaalfde verjaardag van [slachtoffer 1] sprake is geweest van een tongzoen en dat in de periode daarna sprake is geweest van verdergaand seksueel contact zoals onder 2 primair ten laste is gelegd.
De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat er bij het verhoor van [slachtoffer 1] geen sprake is van een vormverzuim dat zou moeten leiden tot uitsluiting van het bewijs. [slachtoffer 1] is gehoord door twee gecertificeerde zedenrechercheurs en dit verhoor heeft plaatsgevonden nadat verdachte zichzelf heeft aangegeven. Voorts bevinden zich in het dossier geen aanwijzingen dat het proces-verbaal van bevindingen van 8 december 2018 niet juist zou zijn, mede gelet op het door [slachtoffer 1] geschreven briefje met seksuele handelingen dat deel uitmaakt van het proces-verbaal..
Ten aanzien van parketnummer 18/930023-18:
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn consistent en betrouwbaar en er is volgens haar sprake van voldoende steunbewijs. Ook komen de verklaringen op belangrijke details met elkaar overeen en is niet gebleken dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] enig belang hebben om te liegen.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 18/930333-16:
De raadsvrouw heeft primair gepleit voor bewijsuitsluiting van het proces-verbaal van bevindingen van 8 december 2016. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Er kleven gebreken aan de totstandkoming van voornoemd proces-verbaal van bevindingen betreffende de belastende verklaring van [slachtoffer 1] over verdachte, omdat de regels die op grond van de 'Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten' gelden voor het verhoor niet zijn nageleefd. Op de gemaakte audiovisuele opname is [slachtoffer 1] niet te verstaan, waardoor de politie haar verklaring niet woordelijk heeft kunnen uitwerken, terwijl dit kennelijk wel de bedoeling was. Als gevolg daarvan is enkel een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2018 opgemaakt waarbij de uitspraken van [slachtoffer 1] zeer beknopt zijn omschreven en waarbij de vragen van de politie niet zijn beschreven. Dit betreft een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering en de verdachte is daarmee getroffen in zijn verdedigingsbelang. Als gevolg daarvan dient het proces-verbaal van bevindingen d.d.
8 december 2018 van het bewijs te worden uitgesloten.
De raadsvrouw heeft daarnaast gesteld dat de wijze van totstandkoming van de verklaring van [slachtoffer 1] van invloed is op de betrouwbaarheid van die verklaring.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat naast de bekennende verklaring van verdachte onvoldoende (steun)bewijs in het dossier aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, waardoor verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat om te kunnen vaststellen dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] voor 8 november 2016 en dat verdachte om die reden van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft zij gesteld dat een bewezenverklaring dan kan volgen.
Ten aanzien van parketnummer 18/930023-18:
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, gelet op de innerlijk tegenstrijdige en onbetrouwbare verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Daarnaast worden hun verklaringen niet ondersteund door andere stukken in het dossier. Het ontbreekt om die reden aan voldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18/930023-18 ( [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ):
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat in zaken als deze het bewijsmateriaal zich vaak beperkt tot één of meer verklaringen van het vermeende slachtoffer of slachtoffers. Deze verklaringen worden soms ondersteund door indirecte bewijsmiddelen. Dat is ook hier het geval. In dit dossier staan de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] tegenover de ontkennende verklaring van verdachte. De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] worden enkel ondersteund door de aangifte van hun moeder en de verklaring van [getuige 2], de partner van moeder. De moeder en haar partner hebben echter niet zelf waargenomen dat er seksueel misbruik heeft plaatsgevonden. De bron van hun verklaringen zijn de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat door beiden verschillend wordt verklaard over de vraag of [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] getuige is geweest van seksueel misbruik dat heeft plaatsgevonden bij de ander. De rechtbank overweegt daarbij in deze context ook dat zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 3] niet eerder over het misbruik hebben gesproken, terwijl verdachte al een geruime tijd geen deel meer uitmaakte van het gezin en het vermeende misbruik zou hebben plaatsgevonden in de periode van 27 februari 2012 tot en met 30 april 2013.
Daargelaten of deze bewijsmiddelen zouden kunnen leiden tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde, heeft de rechtbank gelet op bovenstaande omstandigheden in combinatie met de stellige en consequente ontkenning door verdachte die wél het misbruik van [slachtoffer 1] bekent, niet de overtuiging bekomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zoals onder 1 en 2 ten laste is gelegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van parketnummer 18/930333-16 ( [slachtoffer 1] ):
Ten aanzien van het verzoek van de raadsvrouw tot uitsluiting van bewijs overweegt de rechtbank als volgt.
Op het verhoor van getuige [slachtoffer 1] bij de politie was de ‘Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten’ (hierna: de Aanwijzing) van toepassing. Conform deze aanwijzing had dit verhoor audiovisueel geregistreerd dienen te worden. De vraag is of er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim dat er toe moet leiden dat de verklaring van [slachtoffer 1] moet worden uitgesloten van het bewijs.
Op basis van het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 mei 2018, kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] op 7 december 2016 is gehoord en dat dit verhoor audiovisueel is geregistreerd. Op deze opname is [slachtoffer 1] echter niet goed te verstaan, waardoor het niet mogelijk is gebleken het verhoor woordelijk uit te werken. Nu er geen deugdelijke audiovisuele registratie heeft plaatsgevonden, is er in zoverre sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering.
In gevolge jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. HR 30 maart 2004, LJN AM2533, NJ 2004/376) kan bewijsuitsluiting als in artikel 359a Sv voorzien rechtsgevolg uitsluitend aan de orde komen indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen. De toepassing van bewijsuitsluiting kan echter tevens noodzakelijk zijn ter verzekering van het recht van verdachte op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
De Aanwijzing dient het belang van de toetsbaarheid door de verdediging van de door een (mede-)verdachte/getuige afgelegde verklaring. De verplichting(en) voortvloeiend uit de Aanwijzing ziet/zien niet op het verkrijgen van het bewijs. In zoverre kan niet worden gezegd dat het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen.
Evenmin is gebleken dat door het niet naleven van de Aanwijzing het recht van verdachte op een eerlijk proces in de zin van art. 6 EVRM is geschonden. [slachtoffer 1] is naar aanleiding van het feit dat verdachte zichzelf heeft aangegeven gehoord door twee gecertificeerde zedenrechercheurs. Niet is gebleken dat het verhoor niet deskundig of niet zorgvuldig is afgenomen en ook is niet gebleken dat het verhoor een onbetrouwbaar resultaat heeft opgeleverd. De rechtbank overweegt daarbij dat de verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door het door haar geschreven briefje met steekwoorden dat bij het proces-verbaal van 8 december 2016 is gevoegd en de gedetailleerde verklaringen die verdachte heeft gegeven bij de politie. Daarnaast is de door haar afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven en samengevat, opgenomen in een, door de verbalisanten die haar hebben gehoord, vervaardigd en op ambtseed/belofte opgemaakt proces-verbaal bevindingen van
8 december 2016.
De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat het verzuim weliswaar een onherstelbaar vormverzuim is, maar dat met deze vaststelling kan worden volstaan in het licht van het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] die is opgenomen in het genoemde proces-verbaal bevindingen
kan worden gebruikt voor het bewijs.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 december 2016, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016342693 d.d. 16 december 2016, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
[slachtoffer 1] werd extreem intiem met [verdachte] .
Afgelopen zaterdag, heb ik nog met [slachtoffer 1] erover gesproken, ben je wel betast door [verdachte] . [slachtoffer 1] antwoordde daarop "ja". Ik heb dit gevraagd omdat ik een vermoeden had.
Na ongeveer 30 minuten ben ik door gaan vragen. Ik vroeg toen "betast en dan ... gezoend ... is hij ook bij jou naar binnen gekomen", [slachtoffer 1] antwoordde daar ook "ja" op.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
8 december 2016, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Aan [slachtoffer 1] werd gevraagd wat er tussen haar en haar stiefvader [verdachte] was gebeurd. [slachtoffer 1]
vertelde:
dat er verschillende dingen waren gebeurd tussen haar en [verdachte] ,
dat het gebeurde als haar moeder niet thuis was, omdat deze aan het werk was in Brabant,
dat het steeds erger werd,
dat ze het niet leuk vond dat [verdachte] haar misbruikte,
dat het elke keer gebeurde als haar moeder er niet was,
dat het meer dan een keer was gebeurd,
over de eerste keer vertelde [slachtoffer 1] :
dat ze die keer gezellig hadden gegeten,
dat [verdachte] zijn zoon [naam] al had ingestopt
dat [verdachte] toen op haar kamer kwam
dat hij naast haar op het bed ging zitten
dat zij zelf altijd naakt in bed ligt
dat het toen begon
dat hij met zijn hand onder de dekens ging
dat hij haar aanraakte met die hand op verschillende plekken gelegen tussen haar schouders en bovenbenen
dat hij dat met de vlakke hand deed en soms met de vingers
dat hij haar borsten vastpakte
dat hij met zijn hand haar kruis aanraakte
dat ze met kruis tussen haar benen bedoeld
dat ze daar geen andere naam voor heeft
dat hij met zijn hand over kruis voelde, er overheen en erop
[slachtoffer 1] werd gevraagd wat er de laatste keer gebeurde tussen haar en [verdachte] . [slachtoffer 1] zegt:
dat ze toen op haar nieuwe kamer op zolder aan het gamen was
dat haar moeder toen weg was
dat [verdachte] op haar kamer kwam
en dat het verder een beetje vaag is
dat ze half uitgekleed was,
dat [verdachte] voor haar stond,
dat het dan weer vaag is
dat ze op bed lag en dat [verdachte] naast haar lag
dat [verdachte] haar kleding had uitgetrokken
dat hij niets zei en dat zij ook niets heeft gezegd
Vervolgens werd [slachtoffer 1] nogmaals gevraagd wat er de laatste keer was gebeurd
[slachtoffer 1] vertelde;
dat dat in een weekeinde was toen haar moeder niet thuis was
dat ze samen op bed lagen
dat ze beiden geen kleding droegen
Vervolgens werd aan [slachtoffer 1] gevraagd wat zij bedoelde met 'misbruikte'
[slachtoffer 1] zegt dat ze gebruikt wordt op een verkeerde manier en dat ze met gebruiken "doen" bedoeld.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een door [slachtoffer 1] geschreven briefje, bijgevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 8 december 2016, opgenomen op pagina 37 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
Seks - erger - piemel - mond - handen - moeder - weg - weet niet meer wat ik moet doen - huilen - verward - nog erger - meer huilen onder mijn kussen 's nachts - misselijk.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2016, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Vervolgens hebben wij gevraagd wat hij ons wilde vertellen. Hij vertelde dat zijn stiefdochter en hij seksuele handelingen met elkaar hadden gepleegd. Hij vertelde dat dit spelenderwijs was begonnen toen hij haar naar bed bracht. Hij vertelde dat zij begon te tongzoenen en dat hij zich vervolgens niet had laten leiden door zijn verstand en was het tussen hen tot "de Daad" gekomen. Hij vertelde dat het 3 weken geleden was begonnen en dat het is gebeurd in anderhalve week tijd.
[verdachte] vertelde dat er drie keer iets was gebeurd tussen hem en zijn stiefdochter [slachtoffer 1] in anderhalve week tijd.
[verdachte] vertelde dat hij de eerste keer met [slachtoffer 1] had getongzoend. Dat zij begon en dat
hij erin meegegaan was.
[verdachte] vertelde dat er 3 a 4 dagen na die eerste keer weer iets was gebeurd tussen
hem en [slachtoffer 1] . Hij was bij haar gekomen om haar naar bed te brengen. Toen was er weer
getongzoend en had hij [slachtoffer 1] gestreeld over haar borsten, buik en vagina. [slachtoffer 1] droeg
geen kleding. [verdachte] vertelde dat [slachtoffer 1] hem ook streelde en dat ze met haar hand in
zijn joggingbroek ging. [verdachte] vertelde dat [slachtoffer 1] hem ging aftrekken, dat hij haar dat
niet hoefde uit te leggen, maar dat ze dit uit zichzelf deed. Dat er toen ook de daad
was geweest. [verdachte] vertelde dat hij met "de daad" bedoelde, dat zijn piemel in haar
vagina ging.
De derde keer dat er iets gebeurde was ongeveer een week na de tweede keer. Toen
gebeurde het weer aldus [verdachte] , maar dan 's morgens. Zijn vriendin was die nacht in
Brabant. Ook hier was sprake van de daad tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] .
[verdachte] vertelde dat hij de tweede keer was klaargekomen op de buik van [slachtoffer 1] en de
derde keer in haar vagina.
Bewijsoverwegingen:
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich voor 7 november 2016 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een ontuchtige handeling door zijn tong in de mond van [slachtoffer 1] te brengen. De rechtbank gaat er op grond van de bewijsmiddelen van uit dat alle seksuele handelingen na 6 november 2016 hebben plaatsgevonden. De rechtbank baseert haar oordeel met name op de eigen verklaring van verdachte die hij heeft afgelegd tegenover de politie op het moment dat hij zichzelf heeft aangegeven op 4 december 2016 en de verklaring van [slachtoffer 1] . Voor de rechtbank is er geen aanleiding om deze spontaan afgelegde verklaring van verdachte bij de politie niet geloofwaardig te achten. Verdachte dient van het onder 1 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte tegenover de politie en de verklaring van [slachtoffer 1] is de rechtbank voorts van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte na 6 november 2016 zich op twee dagen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/930333-16 onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 7 november 2016 tot en met 4 december 2016 te Assen, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2004, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt en die een kind was dat hij verzorgde als behorend tot zijn gezin, telkens buiten echt een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, een en
ander hierin bestaande, dat verdachte
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] heeft gebracht, en
- de borsten van die [slachtoffer 1] heeft betast en
- de vagina van die [slachtoffer 1] heeft betast en
- zich door die [slachtoffer 1] heeft laten aftrekken en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer 1] heeft gebracht en
- op die [slachtoffer 1] is gaan liggen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2. met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een kind dat hij verzorgt of opvoedt als behorend tot zijn gezin, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/930333-16 onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/930023-18 onder 1 en 2 primair ten laste gelegde, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Voorts heeft zij gevorderd dat aan deze proeftijd bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, bestaande uit een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een integrale vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstig seksueel misbruik van zijn stiefdochter die behoorde tot zijn gezin en die hij toen verzorgde. Door zijn handelen heeft verdachte het gevoel van veiligheid en vertrouwen van zijn stiefdochter beschaamd. Hij heeft zijn eigen lustgevoelens laten prevaleren en heeft daardoor de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn stiefdochter op ernstige wijze geschonden. De algemene ervaring leert dat de gevolgen van dergelijk misbruik ernstige schadelijke effecten hebben op de ontwikkeling van het slachtoffer en op het vertrouwen dat het slachtoffer in haar omgeving heeft. De rechtbank rekent dit verdachte zeer aan.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder voor (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld. Ook weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij zichzelf heeft aangegeven bij de politie en dat hij vrijwillig een intensieve ambulante behandeling bij de AFPN heeft ondergaan naar aanleiding van het door hem gepleegde feit. Daarnaast heeft de psycholoog De Jonge in de rapportage aangegeven dat het -in geval van de hierboven vermelde bewezenverklaring- gaat om een incidentele gebeurtenis (gericht op het pleasen van de ander of het opgewonden raken van de handelingen van de ander) waarbij sprake zou kunnen zijn geweest van een sociale angststoornis en problemen met het gebruik van alcohol. Verdachte heeft te kennen gegeven dat hij deze behandeling wil voortzetten, hetgeen leidt tot verlaging van het recidivegevaar. Het bovenstaande maakt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, aangezien dit onvoldoende recht zou doen aan de ernst van de feiten.
In het bijzonder gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur de enige passende sanctie is. De rechtbank komt daarbij tot een lagere op te leggen straf dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat de rechtbank verdachte vrij zal spreken van de onder parketnummer 18/930023-18 ten laste gelegde feiten.
Van de op te leggen gevangenisstraf zal de rechtbank een deel voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank doet dit om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan een (soortgelijk) strafbaar feit.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de straf de door de reclassering en de J.M. de Jonge, GZ-psycholoog, geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, nu de rechtbank het van belang acht dat de behandeling die verdachte thans volgt bij de AFPN wordt voortgezet met daaraan gekoppeld een meldplicht bij de reclassering.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 12.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 15.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor toewijzing vatbaar zijn met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, subsidiair dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 245 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/930333-16 onder 1 en onder parketnummer 18/930023-18 onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/930333-16 onder 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot vier maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op uitnodiging dient te melden bij de reclassering van de VNN. Hierna moet hij zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
2. dat de veroordeelde de reeds in gang gezette ambulante behandeling bij de AFPN voortzet en/of soortgelijke ambulante forensische zorg volgt zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Ten aanzien van 18/930023-18, feit 1 en 2:

Bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn en dat deze vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en
mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. E.E. de Vries, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2018.
Mr. E.C.M. Wolfert en mr. M. van der Veen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.