ECLI:NL:RBNNE:2018:3828

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
18/730082-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting door behandelaar in afhankelijkheidsrelatie met slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 september 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte, die als behandelaar werkzaam was, heeft meermalen zijn vinger in de vagina van de aangeefster gebracht. De aangeefster, die door de verdachte werd behandeld voor lichamelijke en psychische klachten, werd gedwongen tot deze handelingen doordat de verdachte onverwacht en onvoorzien handelde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn positie als behandelaar, waardoor hij de aangeefster in een afhankelijkheidsrelatie heeft gebracht en psychisch overwicht op haar had. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging van de verdachte dat de handelingen geen seksuele strekking hadden en plaatsvonden binnen het kader van een behandeling. De rechtbank oordeelde dat de handelingen, gezien de omstandigheden, wel degelijk als seksuele handelingen moesten worden aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan geen deel voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 5.551,52 vorderde, ter compensatie van materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730082-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 september 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1950 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 december 2016 te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente]
, door een feitelijkhe(i)d(en), te weten als behandelaar/therapeut (in [soort therapie]
),
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, zijn/een vinger(s) in de
vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer]
gestoken/geduwd/gebracht en bestaande die feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
verdachte
als behandelaar/therapeut in [soort therapie]
in het kader van een behandeling die [slachtoffer] in een
afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en zodoende een
psychisch overwicht op die [slachtoffer] heeft verworven en/of (vervolgens)
zeer onverhoeds en onvoorzien voor die [slachtoffer] zijn vinger(s) in haar
vagina en/of tussen de schaamlippen heeft gestoken/geduwd/gebracht,
in welke psychische overwichtsituatie die [slachtoffer] zich niet kon en/of
durfde te verzetten en/of onttrekken tegen die seksuele handelingen van
verdachte en/of dat verdachte voornoemde handeling(en) zodanig plotseling
en/of onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer] niet in staat was die
handeling(en) (voldoende en tijdig) af te weren of daartegen weerstand te
bieden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 december 2016 te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente]
, terwijl hij werkzaam was in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke
zorg, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], die zich als patiënt en/of
cliënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd,
immers heeft verdachte tijdens een behandeling, terwijl die [slachtoffer]
geheel ontkleed was (en op een behandeltafel lag), meermalen, althans eenmaal,
- de (blote) borsten van die [slachtoffer] vastgepakt en/of op/in de (blote)
borsten gedrukt/geknepen, in elk geval de (blote) borsten aangeraakt en/of
- met zijn hand(en) rond haar blote kruis gestreken en/of in haar achterwerk
geknepen en/of haar schaamlippen opzij gedaan en/of haar clitoris aangeraakt
en/of
- een of meer vinger(s) in haar vagina gestoken/geduwd/gebracht.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd. Hij acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met zijn vinger de vagina van aangeefster is binnengegaan. Deze handeling dient aangemerkt te worden als een seksuele handeling nu er sprake is van een handeling die naar zijn aard een ontuchtig karakter heeft. Aangeefster is gedwongen tot het ondergaan van deze seksuele handeling doordat verdachte voor haar onvoorzien en onverhoeds te werk ging.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat verdachte weliswaar een vinger in de vagina van aangeefster heeft gebracht, maar dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat dit binnendringen van het lichaam een seksuele strekking had. Deze handeling vond plaats binnen het kader van een behandeling volgens de [soort therapie]. Het dossier biedt hier voldoende aanknopingspunten voor.
Verder geldt dat er geen sprake is van dwang. Uit niets blijkt dat aangeefster zich heeft verzet tegen de behandeling of op andere wijze liet blijken de handelingen van verdachte niet te willen. Er is geen sprake van een feitelijkheid waardoor aangeefster werd gedwongen. Er is geen psychische druk uitgeoefend, er zijn geen deuren afgesloten of andere belemmeringen opgeworpen. Aangeefster kon op elk moment vertrekken. Ook was er geen sprake van een afhankelijkheidsrelatie op grond waarvan zij geen weerstand kon bieden aan de ten laste gelegde handelingen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
De door verdachte op de terechtzitting van 14 september 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb op 17 december 2016 te [pleegplaats], [slachtoffer] behandeld voor fysieke en geestelijke klachten. Zij lag op enig moment geheel ontkleed op de behandeltafel. Ik heb mijn vinger tussen de schaamlippen en in de vagina van [slachtoffer] gebracht. Ik heb de clitoris aangeraakt en ik heb de tepels vastgepakt.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2016, opgenomen op pagina 26 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016355225 d.d. 11 februari 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
….
Hij zei tegen mij: "Nu kan je de kleren wel uit doen"…. Ik vroeg: "Allemaal?" Hij zei: "Ja". Ik dacht dat het wel goed zou zijn, omdat deze man goed zou zijn. Ik heb toen alles uitgedaan, behalve mijn sokken.
….
Ik moest toen op zijn massagebank gaan liggen. Ik ben spiernaakt op de tafel gaan liggen. Daar is hij eerst ook met mijn lichaam bezig geweest, met de drukpunten. Hij heeft toen mijn handdoeken van de verwarming gepakt. Hij heeft de handdoeken op mijn lichaam gelegd. Ik kreeg een handdoek over mijn bovenlichaam, over mijn bovenbenen en over mijn onderbenen. Op het moment dat ik op de tafel lag, had ik mijn ogen dicht. Ik was bang, angstig. Ondertussen praatte hij alles goed. Mijn geest zei tegen mij dat dit allemaal niet zo hoorde, dat dit niet klopte. Maar ik deed niets, ik durfde niets, ik kon niets.
Toen deed die man dus de handdoekjes wat om mij heen en hij begon toen eerst met mijn borsten. Ik dacht dat het er wel bij zou horen. Mijn borsten lagen wat naar de zijkant. Ik voelde dat hij ze beetpakte en er in kneep. Ondertussen ging hij dan ook met zijn handen naar mijn lies. In mijn hoofd hoorde ik "dit deugt niet" en mijn lichaam werd strak. Maar hij praatte de hele tijd op mij in: "Laat je maar gaan , laat je maar gaan".
….
Op een gegeven moment voelde ik ineens zijn vinger in mijn vagina gaan. Hij ging er echt in. Toen ging hij alleen maar met zijn vingers in mijn vagina spelen. Hij zei: "Het moet van binnen uit, het moet van binnenuit". Toen gingen de vingers van die meneer steeds meer in de richting van mijn clitoris.
Die man is zo lang met mij bezig geweest. Doordat die man met mij bezig was, vernam ik dat ik vochtig werd.
….
Hij begon weer in mijn vagina te spelen. Met mijn eigen lichaamssappen ging hij naar mijn borsten en maakte hij mijn tepels stijf.
Hij speelde met mijn clitoris. In mijzelf dacht ik: "wat gebeurt hier? Wil die man
mij naar een hoogtepunt brengen?
….
V: Hoe vaak is hij met zijn vinger in je vagina geweest?
A: Vaak.

Bewijsoverweging

De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte meermalen zijn vinger in de vagina van aangeefster heeft gebracht.
Door en namens verdachte is gesteld dat de handelingen geen seksuele strekking hadden, maar dat deze plaats vonden in het kader van een behandeling om diverse blokkades in de energiestromen van het lichaam van aangeefster op te heffen. Eén van deze blokkades bevond zich in of rond de schaamstreek van aangeefster volgens verdachte.
Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad is de subjectieve beleving van de dader of het slachtoffer niet van doorslaggevend belang bij de beantwoording van de vraag of een handeling als seksuele handeling kan worden aangemerkt.
Naar het oordeel van de rechtbank is het met de vinger meermalen binnendringen van de vagina, in combinatie met het meermalen betasten van de clitoris en borsten, naar hun aard aan te merken als handelingen van seksuele aard. De rechtbank merkt in dit verband op dat ook aangeefster deze handelingen blijkens haar verklaring heeft opgevat als handelingen van seksuele aard.
Dat er derhalve sprake was van, onder meer, seksueel binnendringen van het lichaam, staat naar het oordeel van de rechtbank vast.
Door en namens verdachte is voorts aangevoerd dat aangeefster niet door een feitelijkheid is gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde handelingen.
De rechtbank overweegt daartoe dat uit de verklaring van aangeefster blijkt dat de seksuele handelingen voor haar volledig onverwacht kwamen. Dit werd versterkt door het feit dat de ten laste gelegde handelingen plaatsvonden binnen het kader van een behandeling voor lichamelijke en geestelijke klachten; een situatie waarbinnen niemand rekening hoeft te houden met de mogelijkheid dat er seksuele handelingen worden gepleegd.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat aangeefster werd gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde handelingen doordat verdachte onverhoeds en voor haar onvoorzien handelde, waarbij hij eveneens gebruik heeft gemaakt van zijn hoedanigheid als behandelaar waardoor hij aangeefster in een afhankelijkheidsrelatie heeft gebracht en psychisch overwicht op haar had.
Alles overwegende acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen een en ander zoals hierna weergegeven.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primair:
hij op 17 december 2016 te [pleegplaats], in de gemeente [gemeente], door feitelijkheden, te weten als behandelaar/therapeut, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
hebbende verdachte meermalen zijn vinger in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht en bestaande die feitelijkheden hierin dat verdachte
als behandelaar/therapeut in het kader van een behandeling die [slachtoffer] in een
afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en zodoende een psychisch overwicht op die [slachtoffer] heeft verworven en onverhoeds en onvoorzien voor die [slachtoffer] zijn vinger in haar vagina en tussen de schaamlippen heeft gebracht,
in welke psychische overwichtsituatie die [slachtoffer] zich niet kon en durfde te verzetten tegen die seksuele handelingen van verdachte en dat verdachte voornoemde handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer] niet in staat was die handelingen af te weren of daartegen weerstand te bieden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair: Verkrachting, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ervoor gepleit dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd nu dit verstrekkende gevolgen zou hebben. Verdachte is als biologische boer kostwinner; zijn AOW zou in geval van detentie stopgezet worden en zijn vrouw ontvangt nog geen AOW. Verder blijkt uit een psychiatrische rapportage dat de vrouw van verdachte emotioneel kwetsbaar is. Als verdachte gedetineerd zou raken dan zou dit zeer belastend voor haar zijn.
De reclassering heeft in een aanvullend rapport aangegeven dat Elektronisch Toezicht als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf een mogelijkheid is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Hij heeft tijdens een behandeling in de hoedanigheid van behandelaar meermalen zijn vinger in de vagina van aangeefster gebracht. Hij heeft daarmee ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat aangeefster in hem stelde om haar hulp te bieden. Het feit heeft voor aangeefster ernstige psychische gevolgen gehad. Ze heeft hulp in moeten schakelen om met de gevolgen van het feit om te kunnen gaan. Niet valt uit te sluiten dat zij ook in de toekomst nog problemen zal ondervinden.
Verdachte is nooit eerder met justitie in aanraking geweest.
Over verdachte is een reclasseringsrapport opgemaakt. De reclassering heeft geconcludeerd dat er zich op de diverse leefgebieden geen noemenswaardige problemen voordoen. Het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een eventueel voorwaardelijke straf wordt daarom niet geadviseerd. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat.
Vanwege de ernst van het bewezenverklaarde feit komt de rechtbank tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende sanctie is. Hoewel de rechtbank de consequenties begrijpt die dit zal hebben voor verdachte en zijn vrouw, is zij van oordeel dat dit geen omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat van oplegging van een gevangenisstraf kan worden afgezien.
De rechtbank is verder van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het feit en de gevolgen die het heeft gehad voor aangeefster. Zij zal daarom een gevangenisstraf van langere duur opleggen waarbij de rechtbank geen aanleiding ziet om daarvan een deel voorwaardelijk op te leggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer], vertegenwoordigd door mr. Jeekel, heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 617,56 ter vergoeding van materiële schade en € 5000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen te vermeerderen met wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de gestelde materiële schade op het standpunt gesteld dat de reiskosten betreffende behandeling door [instelling] niet voor toewijzing vatbaar zijn nu de benadeelde partij blijkens de onderbouwing werd behandeld ter zake werk gerelateerde klachten en niet ter zake klachten die te relateren zijn aan het ten laste gelegde feit. Verder zijn de kosten die zijn gemaakt voor huishoudelijke hulp niet voor toewijzing vatbaar nu de betaling "zwart" heeft plaatsgevonden hetgeen in strijd is met de wet en de goede zeden.
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade heeft de raadsman aangevoerd dat er bij de benadeelde partij al sprake was van depressiviteit door burn out-klachten, klachten die geen verband houden met het ten laste gelegde feit. De raadsman heeft verder gesteld dat de als onderbouwing bij de gestelde immateriële schade gevoegde jurisprudentie niet vergelijkbaar is met de onderhavige feiten en omstandigheden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de gestelde reiskosten ter zake behandeling bij [instelling], een totaalbedrag van € 21,84, niet voor vergoeding in aanmerking komen, nu deze kosten blijkens de onderbouwing zien op behandeling ter zake werk gerelateerde klachten en geen rechtstreeks verband houden met het bewezenverklaarde feit.
Ter zake de gevorderde post reiskosten overweegt de rechtbank nog dat de reiskosten die gemaakt zijn met betrekking tot een bezoek aan de advocaat in Zwolle, een bedrag van
€ 44,20, aangemerkt moeten worden als proceskosten nu deze kosten zijn gemaakt ten behoeve van de onderhavige vordering.
Met betrekking tot de gevorderde schade ter zake het moeten inschakelen van huishoudelijke hulp overweegt de rechtbank dat deze schade voor vergoeding in aanmerking komt. Het feit dat het gaat om "zwarte" betaling doet hier niet aan af.
De overig gestelde materiële schade is niet betwist en komt daarmee vast te staan.
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Zij zal de gestelde immateriële schade toewijzen en vaststellen op grond van de situatie zoals die thans bestaat.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade tot een bedrag van € 5.551,52 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2016.
De benadeelde partij zal in het overige deel van haar vordering niet ontvankelijk worden verklaard.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 44,20, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
5.551,52(zegge: vijfduizendvijfhonderdeenenvijftig euro en tweeënvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2016.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van € 5.551,52 (zegge: vijfduizendvijfhonderdeenenvijftig euro en tweeënvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 62 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 551,52 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 44,20.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Troost, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2018.
Mr. Bunk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.