ECLI:NL:RBNNE:2018:3804

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
27 september 2018
Zaaknummer
18/720230-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van hennepteelt en het voorhanden hebben van een vrachtauto voor hennepkwekerij

Op 25 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het telen van hennep en het voorhanden hebben van een vrachtauto die gereed was gemaakt voor een hennepkwekerij. De verdachte, geboren in 1988 en niet ingeschreven in de basisregistratie, werd niet gezien op de zitting, waardoor verstek werd verleend. Het Openbaar Ministerie was vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het telen van hennepplanten in Oosterwolde en Wolvega, en het voorhanden hebben van een vrachtwagen die bestemd was voor het plegen van strafbare feiten onder de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen achtte, maar sprak hem vrij van het vierde feit. De rechtbank legde een taakstraf op van 120 uren, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het feit niet bewezen was. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720230-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 25 september 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisregistratie personen en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 september 2018.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 9 november 2015 tot en met 5 januari 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 307 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
1. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 9 november 2015 tot en met 5 januari 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 307 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks 9 november 2015 tot en met 5 januari 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of
- het opbouwen van voornoemde hennepkwekerij en/of
- het aanschaffen van bouwmaterialen voor voornoemde hennepkwekerij;
2. primair
hij in of omstreeks de periode van 9 november 2015 tot en met 4 januari 2016 te Oosterwolde (gemeente Ooststellingwerf) en/of te Wolvega (gemeente Weststellingwerf), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een trailer zich bevindende in een pand aan [straatnaam] en/of [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 192 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2. subsidiair
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 9 november 2015 tot en met 4 januari 2016 te Oosterwolde (gemeente Ooststellingwerf) en/of Wolvega (gemeente Weststellingwerf), althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een trailer zich bevindende in een pand aan [straatnaam] en/of [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 192 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 9 november 2015 tot en met 4 januari 2016 te Oosterwolde (gemeente Ooststellingwerf) en/of Wolvega (gemeente Weststellingwerf), in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
- aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of
- het opbouwen van voornoemde hennepkwekerij en/of
- het aanschaffen van bouwmaterialen voor voornoemde hennepkwekerij;
3.
hij in of omstreeks de periode van 9 november 2015 tot en met 18 januari 2016 te Oosterwolde (gemeente Ooststellingwerf) en/of te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, althans in Nederland, (in een pand aan [straatnaam] en/of [straatnaam] en/of [straatnaam] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, - een Iveco vrachtwagen bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van 3a van die wet, voorhanden heeft (door het vervoeren en/of het aanschaffen en/of het opbouwen van de hennepkwekerij in deze vrachtwagen), waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist of ernstige reden had te vermoeden dat deze bestemd was/waren tot, althans gebruikt werd/werden voor het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
4.
hij in of omstreeks de periode van 2 januari 2016 tot en met 4 januari 2016 te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het pand aan [straatnaam] heeft weggenomen (een) hoeveelheid/hoeveelheden stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen stroom onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van feit 4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht -evenals de officier van justitie- het onder 4. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1. primair, 2. primair en 3. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 januari 2016, opgenomen op pagina 520 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2015328475/2016004001 d.d. 26 juli 2016, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] ;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 januari 2016, opgenomen op pagina 532 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte [verdachte] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij aan [straatnaam] te Oosterwolde d.d. 7 april 2016, opgenomen op pagina 150 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij aan [straatnaam] te Wolvega d.d. 13 april 2016, opgenomen op pagina 145 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende het relaas van verbalisanten;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 28 februari 2016, opgenomen op pagina 155 e.v. van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende het relaas van een verbalisant.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 9 november 2015 tot en met 5 januari 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan [straatnaam] een hoeveelheid van in totaal 307 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2. primair
hij in de periode van 9 november 2015 tot en met 4 januari 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, en te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld in een trailer zich bevindende in een pand aan [straatnaam] en daarna aan [straatnaam] een hoeveelheid van in totaal 192 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 9 november 2015 tot en met 18 januari 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, en te Wolvega, gemeente Weststellingwerf, in een pand aan [straatnaam] en [straatnaam] tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
- een Iveco vrachtwagen
bestemd tot het plegen van een of meer feiten strafbaar gesteld in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, voorhanden heeft gehad door het opbouwen van de hennepkwekerij in voornoemde vrachtwagen, waarvan hij en zijn mededader(s) wisten dat deze bestemd was tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
2. primair Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
3. Medeplegen van een vervoermiddel voorhanden hebben, waarvan hij weet dat deze bestemd is tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren met aftrek van het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het telen van hennep en het voorhanden hebben van een vrachtauto die gereed was gemaakt om een hennepkwekerij in op te zetten.
Verdachte heeft de panden in Oosterwolde en Wolvega gehuurd waarin de hennepkwekerijen zijn aangetroffen. In het pand te Oosterwolde heeft hij meegeholpen om een hennepkwekerij op de 1e verdieping en in een trailer op te bouwen. Op de 1e verdieping zijn 307 hennepplanten aangetroffen en in de trailer 192 hennepplanten.
De trailer met daarin de hennepkwekerij is daarna door (onder meer) verdachte verplaatst naar een door hem gehuurd pand in Wolvega.
Ook heeft verdachte meegewerkt aan het opzetten van een hennepkwekerij in een vrachtauto. Deze vrachtauto stond op dat moment ook in Oosterwolde en is ook later verplaatst naar een pand in Wolvega.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij hiermee heeft bijgedragen aan het in stand houden van de illegale hennepteelt. Hennep bevat de voor de volksgezondheid schadelijke stof THC en is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt en de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat het feit bijna drie jaren geleden is gepleegd. Het tijdsverloop sinds het plegen van het feit is niet te wijten aan verdachte. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS ten aanzien van het telen van hennepplanten. Daaruit blijkt dat voor het telen van 100 tot 500 hennepplanten een taakstraf voor de duur van 120 uren, alsmede de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand het uitgangspunt is.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de officier van justitie in haar eis onvoldoende rekening heeft gehouden met de ouderdom van de zaak.
De rechtbank ziet dan ook aanleiding, om de gevorderde taakstraf te matigen tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van het voorarrest.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 3.376,93 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht -evenals de officier van justitie- het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 11a van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. primair, 2. primair en 3. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 120 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 4:
Verklaart
de benadeelde partij [benadeelde partij]niet ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en
mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 september 2018.
Mr. Wijnands is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.