ECLI:NL:RBNNE:2018:3799

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
26 september 2018
Zaaknummer
LEE 17/3542
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurtoeslag en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 september 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Belastingdienst/Toeslagen over de huurtoeslag voor het jaar 2016. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Belastingdienst waarin zijn huurtoeslag op € 0,-- was vastgesteld. De Belastingdienst verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. De eiser betoogde dat hij door omstandigheden, waaronder een huurachterstand en het weggooien van zijn post door zijn huisbaas, niet tijdig bezwaar had kunnen maken. De rechtbank oordeelde dat de eiser zelf verantwoordelijk was voor het regelmatig controleren van zijn digitale berichtenbox en dat de termijn voor het indienen van bezwaar correct was berekend. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van de eiser in het digitale tijdperk.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/3542

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 september 2018 in de zaak tussen

[eiser] te Leeuwarden, eiser

(gemachtigde: mr. W.H.J.W. de Brouwer),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: I.M. Genee).

Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat zijn huurtoeslag voor 2016 wordt vastgesteld op € 0,--. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 4 september 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. G.P. Wempe. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten

1. Bij brief van november 2015 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat hij de berekeningen van zijn toeslag voortaan alleen nog digitaal ontvangt en dat deze worden ontvangen in Mijn toeslagen op toeslagen.nl en in de Berichtenbox op MijnOverheid.
2. Bij voorschotbeschikking van 30 december 2016 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat zijn huurtoeslag voor 2016 (opnieuw) is berekend en dat deze is vastgesteld op € 1.281,--.
3. Bij brief van 23 januari 2017 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat zijn huurtoeslag voor 2016 en 2017 stop wordt gezet omdat onvoldoende blijkt dat eiser recht heeft op de toeslag. Hiertoe heeft verweerder aangegeven dat uit informatie van de verhuurder blijkt dat eiser in een onzelfstandige woning woont.
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat zijn huurtoeslag voor 2016 (opnieuw) is berekend en dat deze is vastgesteld op € 0,--. Tegen dit besluit heeft eiser op 5 april 2017 bezwaar gemaakt.
5.1
Bij brief van 4 juli 2017 heeft verweerder aan eiser verzocht om aan te geven waarom hij niet binnen de termijn van zes weken bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Bij brief van 5 augustus 2017 heeft verweerder wederom aan eiser verzocht om aan te geven waarom hij niet binnen de termijn van zes weken bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit.
5.2
Bij brief van 19 augustus 2017 heeft eiser gereageerd op de brieven van verweerder. Hierbij heeft eiser aangegeven dat hij de eerste brief niet heeft ontvangen doordat zijn huisbaas zijn post weggooide omdat hij een huurachterstand had. Daarnaast heeft eiser aangegeven dat zijn uitkering is gestopt en dat het lang heeft geduurd voordat zijn postadres bij [de opvanglocatie] werd verwerkt.
6. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat eiser te laat bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Daarnaast heeft verweerder overwogen dat eiser als reden voor het te laat maken van bezwaar heeft gegeven dat hij de eerste brief niet heeft ontvangen omdat zijn huisbaas de post van eiser weggooit. Deze reden is voor verweerder geen aanleiding om het bezwaar alsnog inhoudelijk te behandelen.
Beoordeling van het geschil
7. Eiser betoogt dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Hiertoe heeft eiser aangegeven dat hij zijn huis uit is gezet wegens een huurachterstand. Eiser heeft door deze onfortuinlijke omstandigheden niet tijdig een postadres kunnen krijgen. Daarnaast is rond deze periode de post voor eiser niet aan hem ter hand gesteld, maar weggegooid. Eiser heeft derhalve de post van verweerder niet ontvangen en hierdoor was hij te laat met het indienen van het bezwaarschrift. Ten slotte geeft eiser aan dat hij recht heeft op huurtoeslag omdat hij beschikt over een eigen keuken, douche en WC, alsmede een eigen voordeur.
8. Verweerder geeft in het verweerschrift aan dat, in afwijking van artikel 2.14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), vanaf het berekeningsjaar 2012 de voorschotbeschikkingen en beschikkingen inzake de toekenning van een tegemoetkoming, die na 20 november 2015 worden gegeven, elektronisch bekend worden gemaakt via de berichtenbox van MijnOverheid. Vervolgens geeft verweerder aan dat als tijdstip van verzending op grond van artikel 2.17, eerste lid, van de Awb het tijdstip geldt waarop de beschikking in de berichtenbox is geplaatst. De elektronische verzending van beschikkingen wordt vastgelegd in het systeem Belastingdienstbrede Berichten Administratie en het Berichtenbox Leveranciersportaal. Het primaire besluit is uiterlijk op 10 februari 2017 in de berichtenbox geplaatst. Gelet hierop is de termijn voor het instellen van bezwaar, aldus verweerder, op 11 februari 2017 aangevangen en had eiser tot 24 maart 2017 om bezwaar te maken. Het bezwaarschrift met dagtekening van 5 april 2017 is, aldus verweerder, derhalve niet tijdig ingediend. Nu eiser de beschikking niet per post heeft ontvangen is de door eiser aangedragen reden voor het te laat indienen van het bezwaar ook geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding. Ten slotte geeft verweerder nog een korte inhoudelijke reactie. Hierbij geeft verweerder aan dat eiser geen bewijsstukken heeft overgelegd waarmee hij heeft aangetoond dat hij wel een zelfstandige woning bewoonde. Hierbij geeft verweerder aan dat uit de wettelijke bepalingen blijkt dat degene die huurtoeslag ontvangt moet kunnen aantonen dat hij kosten voor het huren van de woning heeft gemaakt en wat de hoogte van deze kosten is. Gelet op de stelling van eiser dat hij uit de woning is gezet omdat hij de huur niet betaalde is, aldus verweerder, niet duidelijk of eiser bovengenoemde kosten in 2016 wel heeft gemaakt.
9. Naar aanleiding van vragen van de rechtbank heeft eiser in zijn schrijven van 18 juni 2018 een verklaring van de oude huurbaas overgelegd. Hieruit blijkt, aldus eiser, dat hij vanaf 14 augustus 2016 tot 1 mei 2017 een woning huurde aan de Nieuwesteeg 12 te Leeuwarden, maar dat de huurovereenkomst is beëindigd, omdat hij vanaf februari 2017 geen inkomsten meer had en een huurachterstand opliep.
10.1
Ingevolge artikel 3.40 van de Awb treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt.
10.2
Ingevolge artikel 6.7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
10.3
In afwijking van artikel 6:8 van de Awb vangt op grond van artikel 35 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) de termijn voor het instellen van bezwaar aan op de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking.
11. In geschil is de vraag of verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit al dan niet terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
12.1
In afwijking van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb bepaald artikel 13, eerste lid, van de Awir dat in het verkeer tussen belanghebbenden en verweerder een bericht uitsluitend elektronisch wordt verzonden. Gesteld noch gebleken is dat voor eiser, aan wie in november 2015 bekend is gemaakt dat zijn beschikkingen voortaal digitaal zullen worden gestuurd, een uitzondering is gemaakt om zijn beschikkingen anders dan langs elektronische weg te ontvangen, als bedoeld in artikel 2 van de Regeling elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting ook toegelicht dat het primaire besluit elektronisch aan eiser bekend is gemaakt.
12.2
Op grond van artikel 2:17, eerste lid, van de Awb geldt als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt of, indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting toegelicht dat het primaire besluit uiterlijk op 10 februari 2017 in de berichtenbox van MijnOverheid is geplaatst. Het hierbij geregistreerde Bericht Identificatie Poort nummer (BerichtID) is door verweerder vastgelegd in het Digitaal Archief Systeem. Van dit Digitale Archief Systeem heeft verweerder een schermafdruk overgelegd. Daarnaast heeft verweerder een schermafdruk van Splunk bijgevoegd. In Splunk is vastgelegd dat het digitale bericht is aangeboden en afgeleverd in de betreffende berichtenbox. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de door de gemachtigde van verweerder ter zitting gegeven toelichting dat hetgeen staat vermeld in Splunk overeen komt met hetgeen staat vermeld in het Leveranciersportaal. Naar het oordeel van de rechtbank is het primaire besluit derhalve op juiste wijze bekend gemaakt.
12.3
Gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Awir is de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen het primaire besluit van 10 februari 2017 aangevangen op 11 februari 2017 en geëindigd op 24 maart 2017. Het bezwaarschrift van 5 april 2017 is derhalve buiten de bezwaartermijn ingediend.
12.4
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft, ingevolge artikel 6:11 van de Awb, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is in het geval van eiser geen sprake van een omstandigheid als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Hierbij betrekt de rechtbank dat het eisers eigen verantwoordelijkheid is om zijn digitale berichtenbox (regelmatig) te raadplegen.
13. Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Keuning, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.I. Havinga, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.