ECLI:NL:RBNNE:2018:3743

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2018
Publicatiedatum
20 september 2018
Zaaknummer
18/830094-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens opzettelijk beïnvloeden van getuigen en poging tot afpersing in de zaak van de Korrewegschutter

Op 20 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een getuige om een verklaring af te leggen en van poging tot afpersing. De verdachte heeft op 21 mei 2018 in Groningen een getuige benaderd met de bedoeling deze te dwingen zijn verklaring te wijzigen ten gunste van de hoofdverdachte in een ernstige strafzaak. De verdachte heeft daarbij dreigende en intimiderende taal gebruikt, niet alleen gericht tegen de getuige, maar ook tegen diens gezin. De rechtbank oordeelde dat deze gedragingen de rechtsorde ondermijnen en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan een deel in voorarrest is doorgebracht. De vordering van de benadeelde partij, die immateriële schadevergoeding eiste, is gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de benadeelde partij te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830094-18
ter berechting gevoegd parketnummer 18/248338-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 september 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan [straatnaam],
thans gedetineerd te Zwolle in Zwolle PPC.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 september 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.M. Terpstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/830094-18
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2018, in de gemeente Groningen, opzettelijk mondeling zich jegens [slachtoffer] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd (bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank
Noord-Nederland op 19 juni 2018, althans in juni 2018), immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk - zakelijk weergegeven - die [slachtoffer] opgezocht en/of in een winkel benaderd en/of (vervolgens) aangesproken en/of (onder meer) die [slachtoffer] de volgende woorden toegevoegd: "Jij gaat je verklaring maar aanpassen. Want die jongen gaat echt geen acht jaar krijgen. Als dat wel het geval is, dan kom ik naar je toe en maak ik alles en iedereen klaar en van kant" en/of "Je moet je verklaring aanpassen en zeggen dat het iemand anders is geweest" en/of "Je hebt geen idee met wie je te maken hebt. Denk je dat dit een spelletje is? Denk je dat dit een videoclip is?", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
primair
hij op of omstreeks 21 mei 2018, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], - die [slachtoffer] heeft geslagen en/of bij de keel heeft gegrepen, en/of - die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Ik zou maar beter deze kans aangrijpen want anders gaan er snel dingen fout. Met mij wil je niet te maken hebben. Ik weet jou te vinden. Je kan naar de politie gaan, dan zit ik een weekje, houd ik mijn mond dicht en ben ik weer vrij. Dat ik jou hier nu op straat aanspreek, zegt wel dat ik schijt heb. Het maakt mij allemaal niet uit" en/of "Als hij acht jaar krijgt, dat gaat niet gebeuren. Hij heeft kinderen, hoe moet daar voor gezorgd worden? Jij gaat maar met geld komen. Jij gaat je verklaring maar aanpassen. Want die jongen gaat echt geen acht jaar krijgen. Als dat wel het geval is, dan kom ik naar je toe en maak ik alles en iedereen klaar en van kant" en/of "Ook moet je geld regelen voor die kinderen van [naam]. Doe je dat niet, dan weet ik je te vinden" en/of "Je hebt geen idee met wie je te maken hebt. Denk je dat dit een spelletje is? Denk je dat dit een videoclip is?" en/of "Normaal gesproken praten wij helemaal niet. Eigenlijk moet ik jou hier total-loss slaan" en/of "Laat mij niet naar jouw huis komen", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 21 mei 2018, in de gemeente Groningen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik zou maar beter deze kans aangrijpen want anders gaan er snel dingen fout. Met mij wil je niet te maken hebben. Ik weet jou te vinden. Je kan naar de politie
gaan, dan zit ik een weekje, houd ik mijn mond dicht en ben ik weer vrij. Dat ik jou hier nu op straat aanspreek, zegt wel dat ik schijt heb. Het maakt mij allemaal niet uit" en/of "Als hij acht jaar krijgt, dat gaat niet gebeuren. Hij heeft kinderen, hoe moet daar voor gezorgd worden? Jij gaat maar met geld komen. Jij gaat je verklaring maar aanpassen. Want die jongen gaat echt geen acht jaar krijgen. Als dat wel het geval is, dan kom ik naar je toe en maak ik alles en iedereen klaar en van kant" en/of "Ook moet je geld regelen voor die kinderen van [naam]. Doe je dat niet, dan weet ik je te vinden" en/of "Je hebt geen idee met wie je te maken hebt. Denk je dat dit een spelletje is? Denk je dat dit een videoclip is?" en/of "Normaal gesproken praten wij helemaal niet. Eigenlijk moet ik jou hier total-loss slaan" en/of "Laat mij niet naar jouw
huis komen", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft geslagen en/of bij de keel heeft gegrepen en/of hij op of omstreeks 21 mei 2018, in de gemeente Groningen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te slaan en/of te stompen en/of bij de keel te grijpen en/of (vervolgens) de keel dicht te knijpen;
parketnummer 18/248338-17
hij op of omstreeks 21 juli 2017 te Veenhuizen, gemeente Noordenveld aanwezig heeft gehad ongeveer 9,75 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram van een
gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het onder parketnummer 18/830094-18 onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde, met uitzondering van het slaan van aangever.
De officier van justitie heeft verder gevorderd verdachte vrij te spreken van het hem onder parketnummer 18/248338-17 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/830094-18 onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte niet wordt ondersteund door wettige bewijsmiddelen. Er zijn geen getuigenverklaringen en het staat niet vast dat aangever letsel heeft opgelopen door toedoen van verdachte.
De raadsvrouw heeft verder betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder parketnummer 18/248338-17 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
18/248338-17 vrijspraak
De rechtbank acht het onder parketnummer 18/248338-17 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
18/830094-18
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 6 september 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 9 april 2018 heb ik een telefonisch driehoekgesprek gevoerd met [naam] en een derde. [naam] zat op dat moment in de gevangenis vanwege een schietpartij aan de Korreweg te Groningen. Ik trek mijn uitspraak dat ik [naam] niet ken, in.
Op 21 mei 2018 ben ik aangever gevolgd tot in de Albert Heijn te Selwerd, Groningen en heb hem daar aangesproken. Nadat ik hem aansprak zijn we samen de winkel uitgelopen. We liepen achtereenvolgens over de Mispellaan, de Acacialaan, de Esdoornlaan, de Berkenlaan en de Beukenlaan.
De telefoongegevens van aangever zoals opgenomen in het proces-verbaal kloppen. Ik heb aangever op 21 en 22 mei 2018 drie tekstberichten verstuurd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 mei 2018, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NNRAB17012 d.d. 2 augustus 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Op 21 mei 2018 sprak een man mij aan in de Albert Heijn te Groningen. De man kwam heel dicht bij mij staan. Ik hoorde toen dat die man zei dat ik niet wist wie hij was. Ik had het vermoeden dat het over het schietincident aan de Korreweg ging. Ik hoorde dat de man zei: 'Je gaat je verklaring maar aanpassen. Want die jongen gaat echt geen acht jaar krijgen. Als dat wel het geval is, dan kom ik naar je toe en maak ik alles en iedereen klaar en van kant.' Ik hoorde hem ook zeggen: 'Je moet je verklaring aanpassen en zeggen dat het iemand anders is geweest." Ik hoorde toen dat de man zei: 'Je hebt geen idee met wie je te maken hebt. Denk je dat dit een spelletje is? Denk je dat dit een videoclip is?'
De man zei: "Ik zou maar beter deze kans aangrijpen want anders gaan er snel dingen fout. Met mij wil je niet te maken hebben. Ik weet jou te vinden. Je kan naar de politie gaan, dan zit ik een weekje, houd ik mijn mond dicht en ben ik weer vrij. Dat ik jou hier op straat aanspreek, zegt wel dat ik schijt heb. Het maakt mij allemaal niet uit."
De man zei: "Ook moet je geld regelen voor de kinderen van [naam]. Doe je dat niet, dan weet ik je te vinden." Ik zag dat de man in de richting wees van mijn huis. De man zei: "Het maakt me niet uit wie allemaal bij jou wonen. Ik klaar alles. Je werkt toch? Wat doe je dan? Schoolgaand? Dan krijg je studiefinanciering. Dan doe je het maar met honderd euro minder. Het is beter dat jij dit op deze manier gaat doen. Anders gaan er zeker andere dingen gebeuren." Ik zei dat ik het geld niet had. Ik moest mijn telefoonnummer geven. De man zei: "Ik bel jou straks. Het is beter als je opneemt. Laat mij niet naar jouw huis komen."
We liepen vanuit de winkel in de richting van de Mispellaan, over de Berkenlaan, over de Acacialaan, daarna weer terug op de Berkenlaan en de Beukenlaan. De man liep uiteindelijk weg via de Iepenlaan in noordelijke richting. Later die dag kreeg ik een sms'je van [telefoonnummer].
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 28 mei 2018, opgenomen op pagina 61 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
De man die mij aansprak wilde dat ik mijn getuigenverklaring in de zaak tegen [naam] zou aanpassen. Hij heeft de naam [naam] genoemd. In de Albert Heijn bleef hij als een schaduw aan mij vastplakken. Hij zei: "Hoe moeten wij nu verdienen als die jongen vastzit?" Ik vroeg wat hij van mij wilde. Hij zei: "Jij gaat je verklaring aanpassen." Ik moest namelijk verklaren dat iemand anders dan [naam] had geschoten. En vervolgens zei deze persoon dat ik met geld moest komen voor [naam] zijn kinderen want [naam] kon nu geen geld verdienen, omdat hij vastzit. Ik hoorde hem zeggen dat ik best € 100 per maand kon missen. Terwijl hij dit zei, zette hij zijn woorden kracht bij door intimiderend met zijn vinger tegen mijn borstkas aan te duwen. Hij zei: "Moet ik dit gesprek met je moeder voeren?" Hij zei dat hij precies wist waar ik woon. Hij zei dat hij mij zou bellen met een 0640-nummer en dat het beter voor mij zou zijn om wel op te nemen en dat ik mijn kans moest pakken en als ik mijn kans niet zou pakken dan zouden er gekke dingen gebeuren. De man greep met zijn hand naar mijn keel. Hij drukte mijn adamsappel in. Het bemoeilijkte mijn ademhaling en deed pijn. Hij zei: "Normaal gesproken praat ik niet met verraders, eigenlijk zou ik je total-loss moeten slaan." Hij zei dat ik mijn kans moest grijpen en dat hij geen zin had om koffie bij mij te komen drinken. Hij heeft mij lang bij mijn keel vastgehouden. Voordat hij mij losliet drukte hij nog een keer met kracht mijn keel dicht. Hij zei: "Pak je kans, doe geen domme dingen anders sta ik voor je deur."
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juli 2018, opgenomen op pagina 24 van voornoemd dossier, inhoudende screenshots van de mobiele telefoon van aangever, waarop de volgende berichten van het telefoonnummer van verdachte aan aangever zichtbaar zijn:
'Je grote vriend van vandaag vergeet morgen aub niet heb geen zin om koffie te komen drinken. Bel jou later zou mooi zijn als je je tel gewoon opneemt peace'(verzonden op 21 mei 2018 om 15:58 uur),
'Neem dan op aub of bel mij gewoon'(verzonden op 21 mei 2018 om 16:07 uur) en
'Spelen we verstoppertje vandaag'(verzonden op 22 mei 2018 om 11:57 uur).
Ook is zichtbaar dat met het telefoonnummer van verdachte twaalf pogingen zijn ondernomen om in telefonisch contact met aangever te komen: achtmaal op 21 mei 2018 en viermaal op 22 mei 2018.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de aangifte en de aanvullende verklaring van aangever uitvoerig, gedetailleerd en consistent zijn ten aanzien van hetgeen zich tussen verdachte en aangever heeft voorgedaan. De verklaringen van aangever vinden deels steun in de verklaring van verdachte: ook verdachte heeft verklaard dat hij op 21 mei 2018 in de Albert Heijn op aangever is afgestapt en dat zij gezamenlijk een wandeling hebben gemaakt. Verdachte heeft ontkend dat hij tijdens deze ontmoeting aangever ertoe heeft aangezet om diens verklaring over [naam] te wijzigen alsmede dat hij aangever door (bedreiging met) geweld heeft getracht te dwingen om geld af te staan ten bate van deze [naam]. Over wat op dat moment wel zou zijn besproken en wat zich zou hebben voorgedaan tussen aangever en verdachte, wenst verdachte evenwel niet te verklaren. Gelet op de uitgebreide aangifte en de omstandigheid dat vast staat dat daar een ontmoeting tussen verdachte en aangever heeft plaatsgevonden, had het op de weg van verdachte gelegen om een concrete toelichting op zijn ontkenning te geven. Dit klemt te meer, nu uit de ter zitting door verdachte afgelegde verklaring blijkt dat hij [naam] wel degelijk kent. Dit feit heeft verdachte tot aan de zitting ontkend.
Nu verdachte relevante informatie achterhoudt en verdachte uiteenlopende verklaringen heeft afgelegd ten aanzien van de vraag of hij [naam] al dan niet kent, acht de rechtbank verdachtes ontkenning niet betrouwbaar. De verklaringen van aangever vinden verder steun in de telefoongegevens van aangever, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van bevindingen van 25 juli 2018. Verdachte heeft de juistheid van die telefoongegevens erkend. Uit de telefoongegevens blijkt dat verdachte de berichten heeft verstuurd en in een kort tijdsbestek veel pogingen heeft ondernomen om telefonisch in contact met aangever te komen kort nadat beiden elkaar hebben ontmoet in de Albert Heijn en hun gezamenlijke wandeling hebben beëindigd. Desgevraagd heeft verdachte ter zitting geen verklaring gegeven voor het versturen van berichten en zijn pogingen om contact met aangever te krijgen, anders dan dat de woorden niet letterlijk moeten worden opgevat.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat in de context van de aangifte van de tekstberichten en de dringende pogingen van verdachte om in telefonisch contact met aangever te komen onmiskenbaar een bedreigende en intimiderende sfeer uit. Naar de overtuiging van de rechtbank zijn deze berichten kennelijk bedoeld om de beïnvloeding van aangever om zijn verklaring tegenover een rechter te wijzigen en de poging om aangever geld afhandig te maken ten bate van [naam] kracht bij te zetten. Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en 2 primair ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/830094-18 onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 mei 2018 in de gemeente Groningen opzettelijk mondeling zich jegens [slachtoffer] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist dat die verklaring zou worden afgelegd bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Noord-Nederland op 19 juni 2018, immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk - zakelijk weergegeven - die [slachtoffer] opgezocht en in een winkel benaderd en vervolgens aangesproken en onder meer die [slachtoffer] de volgende woorden toegevoegd: "Jij gaat je verklaring maar aanpassen. Want die jongen gaat echt geen acht jaar krijgen. Als dat wel het geval is, dan kom ik naar je toe en maak ik alles en iedereen klaar en van kant" en "Je moet je verklaring aanpassen en zeggen dat het iemand anders is geweest" en "Je hebt geen idee met wie je te maken hebt. Denk je dat dit een spelletje is? Denk je dat dit een videoclip is?", althans telkens woorden van gelijke aard en strekking;
2.
hij op 21 mei 2018 in de gemeente Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, geheel toebehorende aan die [slachtoffer], die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen, en die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Ik zou maar beter deze kans aangrijpen want anders gaan er snel dingen fout. Met mij wil je niet te maken hebben. Ik weet jou te vinden. Je kan naar de politie gaan, dan zit ik een weekje, houd ik mijn mond dicht en ben ik weer vrij. Dat ik jou hier nu op straat aanspreek, zegt wel dat ik schijt heb. Het maakt mij allemaal niet uit" en "Als hij acht jaar krijgt, dat gaat niet gebeuren. Hij heeft kinderen, hoe moet daar voor gezorgd worden? Jij gaat maar met geld komen. Jij gaat je verklaring maar aanpassen. Want die jongen gaat echt geen acht jaar krijgen. Als dat wel het geval is, dan kom ik naar je toe en maak ik alles en iedereen klaar en van kant" en "Ook moet je geld regelen voor die kinderen van [naam]. Doe je dat niet, dan weet ik je te vinden" en "Je hebt geen idee met wie je te maken hebt. Denk je dat dit een spelletje is? Denk je dat dit een videoclip is?" en "Normaal gesproken praten wij helemaal niet. Eigenlijk moet ik jou hier total-loss slaan" en "Laat mij niet naar jouw huis komen", althans telkens woorden van gelijke aard en strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De bij de feiten 1 en 2 primair bewezen verklaarde feitelijke gedragingen betreffen in samenhang bezien een identiek feitencomplex. De rechtbank gaat ervan uit dat de wilsbesluiten van verdachte die hieraan ten grondslag liggen eveneens identiek zijn. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van eendaadse samenloop.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van
1. het opzettelijk beïnvloeden van de vrijheid van een persoon om naar
waarheid/geweten een verklaring ten overstaan van een rechter of een
ambtenaar af te leggen.
2. primair poging tot afpersing.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/830094-18 onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aan de hand van rechtspraak en de richtlijnen van het openbaar ministerie gepleit voor een voorwaardelijke straf, althans geen straf van een langere duur dan de periode van 3,5 maand die verdachte thans in voorarrest zit, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt. Bovendien is de partner van verdachte ernstig ziek; de aanwezigheid van verdachte bij zijn partner om haar te steunen is zeer gewenst.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Een ieder die getuige is geweest van voor een geding relevante feiten, behoort daarover ten overstaan van een rechter in vrijheid en onbelemmerd te kunnen verklaren. Beperkingen van deze vrijheid, van welke aard ook, ondermijnen de rechtsorde. Het recht hoort immers steeds zijn beloop te hebben. Verdachte heeft getracht de uitkomst van een strafgeding te beïnvloeden door de verklaringsvrijheid van aangever in dat geding aan te tasten. Dit is een ernstig vergrijp, te meer nu de verklaring van aangever is afgelegd in een zaak tegen een verdachte van een zeer ernstig geweldsdelict. Voorts heeft verdachte geprobeerd aangever te dwingen geld af te staan, waarbij hij ook geweld heeft gebruikt door verdachte bij de keel te pakken.
Verdachte heeft beide feiten kracht bij gezet door aangever verbaal te intimideren en te bedreigen. Niet alleen tijdens de ontmoeting heeft verdachte intimiderende en bedreigende woorden tegen aangever gebezigd. Ook kort nadien heeft verdachte hem via telefoon, sms en/of WhatsApp op intimiderende en dreigende wijze benaderd. De dreigementen waren bovendien niet alleen gericht tegen aangever, maar ook tegen diens gezin. Uit de slachtofferverklaring van de moeder van aangever is gebleken dat de gedragingen van verdachte het leven van aangever en diens gezin hebben ontwricht.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank voorts in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie een jarenlange geschiedenis van veroordelingen voor geweldsdelicten heeft. Thans loopt hij ter zake een geweldsdelict in een driejarige proeftijd, die op 15 augustus 2019 zal eindigen.
Gelet op deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.500,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de vordering voor toewijzing gereed ligt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, dient de vordering van de benadeelde partij te worden afgewezen, althans te worden gematigd nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade wordt geschat op € 1.500,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en het overige gedeelte van de vordering afwijzen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 55, 285a, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

parketnummer 18/248338-17
Vernietigt de strafbeschikking.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte vrij van het hem ten laste gelegde.
parketnummer 18/830094-18
Verklaart het onder feit 1 en onder feit 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
1.500,-(zegge: vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige wordt afgewezen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 1.500,- (zegge: vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 25 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. M. Haisma en mr C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. E.W. Jeuring, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 september 2018.
Mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.