ECLI:NL:RBNNE:2018:3695

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
18/820148-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak betreffende voorbereidingshandelingen voor hennepteelt

Op 17 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het plegen van voorbereidingshandelingen voor de professionele hennepteelt. De verdachte, geboren in 1963, was bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.W. van der Zee, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke. De zaak kwam voort uit een onderzoek waarbij op 14 november 2015 een groot aantal goederen in beslag werd genomen die konden worden gebruikt voor het opzetten van een hennepkwekerij. De tenlastelegging omvatte onder andere het bezit van assimilatie lampen, armaturen, LED-lampen en andere apparatuur die bestemd waren voor de hennepteelt, in strijd met de Opiumwet.

Tijdens de zitting op 3 september 2018 heeft de officier van justitie betoogd dat de verdachte op de hoogte was van de criminele bestemming van de goederen, gezien de aard en hoeveelheid van de in beslag genomen voorwerpen. De verdediging daarentegen stelde dat de verdachte geen intentie had om de goederen voor criminele activiteiten te gebruiken en dat hij na de wetswijziging in 2015 zijn bedrijf had beëindigd en de goederen had opgeslagen zonder ze te verkopen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de context van de zaak zorgvuldig gewogen. Hoewel de rechtbank erkende dat de goederen konden worden aangewend voor hennepteelt, oordeelde zij dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat de goederen bestemd waren voor de beroepsmatige of grootschalige teelt van hennep. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820148-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 september 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 september 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 november 2015 te [pleegplaats] , gemeente Eemsmond, (in een of meerdere loodsen aan de [straatnaam] ) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen stoffen en/of voorwerpen te weten (onder meer):
- 66 assimilatielampen en/of
- 138 armaturen en/of
- 18 LED-lampen en/of
- 25 slakkenhuizen en/of
- 4 schakelborden en/of
- 124 voedingscomputers en/of
- 23 koolstoffilters en/of
- 4 CO2-boosters en/of
- 2 kachels en/of
- 4 hygro-temperatuurmeters en/of
- 4 luchtafzuigers en/of
- 7 tijdschakelaars en/of
- 1 snelheidsregelaar
- 41 jerrycans met groeimiddelen en/of
- 6 temperatuur-/ventilatieregelaars, bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet, te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of - het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van 3a van die wet, heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, waarvan hij en zijn mededader wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat/die stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte heeft de goederen zoals deze zijn ten laste gelegd destijds gekocht voor zijn online growshop. Nadat per 1 maart 2015 de wet gewijzigd is en de verkoop van deze goederen verboden werd, heeft verdachte zijn bedrijf weliswaar beëindigd maar de goederen bleven opgeslagen in zijn loods. Verdachte had op 14 november 2015 nog steeds een grote hoeveelheid goederen opgeslagen, waarvan hij wist dat deze konden worden gebruikt voor het opzetten van een professionele hennepkwekerij. Gezien de aard van de voorwerpen, het grote aantal en het aantreffen van de hennepknipperij in de loods is de officier van justitie van mening dat onder die omstandigheden het niet anders kan dan dat verdachte wist dan wel moest vermoeden dat hij goederen voorhanden had die bestemd waren voor de hennepteelt. Hij heeft zich aldus schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de professionele hennepteelt in de zin van artikel 11a van de Opiumwet.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte niet de intentie had om met de goederen die in zijn loods zijn aangetroffen de onder lid 3 en 5 van artikel 11 van de Opiumwet bedoelde strafbare feiten te plegen, zodat niet bewezen kan worden dat die goederen waren bestemd tot het plegen van die feiten en verdachte aldus van dit feit vrijgesproken moet worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Bij verdachte is op 14 november 2015 een groot aantal goederen inbeslaggenomen die kunnen worden gebruikt voor het opzetten van een hennepkwekerij. Of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 11a Opiumwet hangt af van de vraag of de bedoelde goederen bestemd waren tot het plegen van het telen van hennep in de uitoefening van een beroep op bedrijf dan wel op het telen van een grote hoeveelheid hennep, en voorts van de vraag of verdachte wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die goederen daarvoor bestemd waren.
Verdachte heeft verklaard dat hij een online growshop heeft gehad en de inbeslaggenomen goederen zijn handelsvoorraad betrof. Na de wetswijziging die per 1 maart 2015 handel in dergelijke goederen verbood is hij met de verkoop ervan gestopt. Hij heeft daarna de goederen opgeslagen in de loods en niet meer te koop aangeboden. Hij ontkent dat de goederen nog steeds een criminele bestemming hadden. Hij was niet op de hoogte van de hennepknipactiviteiten die daar kennelijk plaatsvonden en bij zijn bezoeken aan de loods heeft hij ook geen vermoedens gehad dat er aldaar drugsgerelateerde activiteiten plaatsvonden.
Verdachtes alternatieve verklaring is strijdig met de door de officier van justitie geschetste context waarin zij uitgaat van voorwaardelijk opzet op de bestemming van de goederen gezien de aard ervan, de grote hoeveelheid, tezamen met het aantreffen van een hennepknipperij in diezelfde loods. Uit het dossier blijkt echter niet dat verdachte op de hoogte was van de hennepknipperij in de loods of dat hij bewust de kans op de koop toegenomen heeft dat de loods gebruikt werd voor drugsgeralateerde activiteiten, zodat verdachtes verklaring niet door bewijsmiddelen wordt weerlegd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting wel worden afgeleid dat de door verdachte in de loods opgeslagen goederen kunnen worden aangewend voor het telen van hennep, maar mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet dat deze geleverde goederen bestemd waren voor de beroeps-of bedrijfsmatige teelt van hennep dan wel voor de grootschalige teelt van hennep.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. M.J.B. Holsink en M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 september 2018.