ECLI:NL:RBNNE:2018:3658

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
13 september 2018
Zaaknummer
18/730049-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van cocaïne in Noordoost-Fryslân door verdachte

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van cocaïne in de periode van juni 2017 tot en met februari 2018 in Noordoost-Fryslân. De verdachte, geboren in 1998 en woonachtig in Dantumadiel, was gedetineerd in PI Leeuwarden. Tijdens de zitting op 16 augustus 2018 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat mr. D. Uygul, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk verkopen, afleveren en vervoeren van cocaïne, een middel dat onder de Opiumwet valt. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij getuigenverklaringen en de verklaring van de verdachte zijn meegenomen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten, wat leidde tot vrijspraak voor het medeplegen. De rechtbank achtte het ten laste gelegde echter wel wettig en overtuigend bewezen, en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak is gedaan met inachtneming van relevante wetsartikelen en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730049-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/730474-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 augustus 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats],
wonende te Dantumadiel,
thans gedetineerd in PI Leeuwarden, te Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Uygul, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2017 tot en met 28 februari 2018, te De Westereen en/of te Kollumerzwaag en/of te Zwaagwesteinde en/of te Surhuisterveen en/of te Drachten, in ieder geval in het gebied Noordoost Fryslân, meerdere malen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een bewezenverklaring kan volgen voor de periode van december 2017 tot en met januari 2018. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de meeste getuigen verklaren over het einde van het jaar, hetgeen overeenkomt met de periode die verdachte zelf heeft genoemd, namelijk de kerstvakantie, december en januari is geweest. Ondersteuning voor deze periode volgt onder andere uit het reclasseringsrapport, waaruit blijkt dat het in december slechter met verdachte ging. Ten aanzien van de anonieme getuigenverklaringen heeft de raadsman de wens uitgesproken deze getuigen alsnog te horen. Indien de rechtbank daaraan geen gehoor geeft, kunnen deze verklaringen niet bijdragen tot het bewijs.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank overweegt dat er een aantal getuigen zijn die verklaren over dealen door beide broers, maar het is naar het oordeel van de rechtbank niet vast komen te staan dat de broers daarbij nauw en bewust samenwerkten. De rechtbank spreekt verdachte derhalve van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
Anonieme getuigen
Nu de rechtbank van de verklaringen van de anonieme getuigen geen gebruik zal maken voor het bewijs, behoeft het voorwaardelijk verzoek van de raadsman om hen te horen geen bespreking.
Veroordeling
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 16 augustus 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb eind november en in december wel wat gedaan. [getuige 1] heeft cocaïne van mij gekocht. Dat was buiten [naam café]. Het kan kloppen dat hij een keer in [naam café] van mij gekocht heeft. Ik heb wel eens bij de Spar naast de [naam café] gedeald. Ik heb wel eens drugs aan [naam] gegeven.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 6 maart 2018, opgenomen op pagina 34 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018049630 d.d. 22 mei 2018, inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
In de periode juni/juli 2017 tot en met september 2017 heb ik cocaïne van [verdachte] gekocht. Ik heb alleen in café [naam café] in Kollumerzwaag cocaïne van [verdachte] gekocht. [verdachte] rijdt in een zwarte Toyota. Hij vervoerde ook hier wel zijn drugs in.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 maart 2018, opgenomen op pagina 38 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
Ik heb gezien dat [verdachte] handelt in cocaïne. Ik heb gezien dat [verdachte] bij de Spar naast [naam café] dealt vanuit de auto. De periode waarin ik [verdachte] heb zien dealen betreft oktober 2017 tot en met februari 2018.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 9 maart 2018, opgenomen op pagina 52 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3]:
Vanaf september 2017 tot aan eind februari 2018 kocht ik mijn cocaïne van [verdachte]. [verdachte] bracht deze cocaïne bij mij thuis en andere keren kocht ik de cocaïne van hem in café [naam café].
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 maart 2018, opgenomen op pagina 60 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4]:
Ik heb in juni 2017 voor het eerst cocaïne van [verdachte] gekocht. Ik kocht ieder weekend cocaïne van [verdachte] en in de kerstvakantie 2017 eigenlijk iedere dag wel.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 maart 2018:
U vraagt of ik [verdachte] word genoemd. Ja, dat klopt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 01 juni 2017 tot en met 28 februari 2018, te Kollumerzwaag, in het gebied Noordoost-Fryslân, meerdere malen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft voorgesteld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor toepassing van het adolescentenstrafrecht en oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de rapportages en het wegingskader pleiten voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Zo heeft verdachte een benedengemiddeld intelligentieprofiel, is er bij hem ADD vastgesteld en is hij nog jong. Ook woont verdachte nog thuis, komt hij jong over in zijn gedrag, is hij beïnvloedbaar en impulsief en heeft verdachte een beperkt inzicht in zijn eigen verantwoordelijkheid.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van juni 2017 tot en met februari 2018 schuldig gemaakt aan onder meer het verkopen van cocaïne in Noordoost-Fryslân. Verdachte voorzag een ruime klantenkring van cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat harddrugs gevaren voor de volksgezondheid opleveren. Bovendien is cocaïne een zeer verslavende stof. De handel in harddrugs geeft overlast in de samenleving en het gebruik van harddrugs genereert op zijn beurt strafbare feiten.
De rechtbank neemt de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) tot uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Bij de bewezenverklaarde periode geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank ziet aanleiding om af te wijken van dit oriëntatiepunt, aangezien verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Daarnaast liep verdachte in een proeftijd.
De reclassering heeft geconcludeerd dat verdachte een jeugdreclasseringstoezicht opgelegd heeft gekregen, waarbinnen hij gerecidiveerd heeft. Ogenschijnlijk zijn er geen noemenswaardige problemen. Uit een recente IQ-bepaling blijkt dat hij zich moeilijk kenbaar kan maken in taal, waardoor hij regelmatig onderschat wordt. Hij heeft enige verwerkingstijd en overzicht nodig als er iets van hem wordt gevraagd. Binnen een reclasseringstoezicht kan nadere diagnostiek plaatsvinden naar de mogelijkheid van ADD. Neuropsychologisch onderzoek kan worden ingezet om zicht te krijgen op mogelijke defecten in zijn werkgeheugen en in hoeverre die van invloed zijn op het delictgedrag. De reclassering adviseert het volwassenenstrafrecht toe te passen. Zij ziet onvoldoende mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding. Ook binnen een volwassen reclasseringstoezicht is er aandacht voor de ontwikkelingsfase van jongvolwassenen (JoVo-aanpak) en voor het systemisch werken, om betrokkenen in het netwerk van de jongvolwassene op elkaar af te stemmen.
De rechtbank overweegt dat toepassing van het adolescentenstrafrecht in deze zaak niet aan de orde is. Verdachte heeft willens en wetens, gedurende een langere periode, cocaïne verkocht, terwijl hij in een proeftijd liep van een veroordeling voor een soortgelijk feit. De rechtbank bestraft verdachte dan ook, mede gelet op het reclasseringsadvies, volgens het volwassenenstrafrecht.
Mede gelet op het advies van de reclassering acht de rechtbank het ter voorkoming van recidive van belang dat verdachte onder reclasseringstoezicht komt te staan.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, passend en oplegging daarvan geboden.

Inbeslaggenomen goederen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt geen beslissing ten aanzien van de inbeslaggenomen auto. De rechtbank overweegt daartoe dat op de auto conservatoir beslag rust, zodat de auto voorwerp van een verhaalbeslissing kan zijn bij de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, die de officier van justitie op een later moment zal aanbrengen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie persisteert bij de vordering na voorwaardelijke veroordeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de proeftijd te verlengen met één jaar en de voorwaarden te wijzigen zoals voorgesteld door de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij onherroepelijk vonnis van 28 februari 2017, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- jeugddetentie voor de duur van 151 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 15 maart 2017.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 9 juli 2018 de tenuitvoerlegging geëist van deze voorwaardelijke straf. Het bewezenverklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de proeftijd. Nu veroordeelde de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Reclassering Leger des Heils, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden, waarna de veroordeelde zich dient te blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht en hij zich zal houden aan alle aanwijzingen die hem door of namens de reclassering worden gegeven;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de Poli Forensische Psychiatrie of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

730474-16:
Gelast de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 28 februari 2017, te weten: jeugddetentie voor de duur van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Post en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 augustus 2018.