Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een ontnemingsbeslissing genomen in de zaak tegen de veroordeelde, die in 2018 was veroordeeld voor medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had op 22 maart 2018 gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 132.000,-, gebaseerd op een pleegperiode van 24 maanden van 16 april 2014 tot en met 27 april 2016. Tijdens de zitting op 28 augustus 2018 waren de veroordeelde, diens raadsvrouw en de officier van justitie aanwezig. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 60.000,-. Dit bedrag is berekend door de bruto inkomsten van de veroordeelde van € 5.500,- per maand over de pleegperiode van 24 maanden te verminderen met de huur- en andere kosten die in directe relatie stonden tot de hennepkwekerij. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij mr. J.N.M. Blom niet in staat was om de beslissing mede te ondertekenen.