ECLI:NL:RBNNE:2018:3642

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
18/017824-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit

Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd beschuldigd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit in de periode van mei 2015 tot en met 27 april 2016 in Beilen, en op 23 januari 2018 in Hardenberg. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte de subsidiair ten laste gelegde feiten wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank hield rekening met de rol van de verdachte als medeplichtige en zijn financiële problemen, wat leidde tot de beslissing om de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de geleden schade door de diefstal van elektriciteit en de teelt van hennep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/017824-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 08/037583-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 september 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 augustus 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L. Lübbers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 18/017824-18
1.
hij in of omstreeks de periode van mei 2015 tot en met 27 april 2016 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 6102,7 gram hennep en/of ongeveer 2026, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van mei 2015 tot en met 27 april 2016 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe met elkaar, althans één van hen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [straatnaam] een hoeveelheid van (in
totaal) ongeveer 6102,7 gram hennep en/of ongeveer 2026, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij
de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van mei 2015 tot en met 27 april 2016 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2014 tot en met 27 april 2016 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan energiebedrijf [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 16 april 2014 tot en met 27 april 2016 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die één of meer onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) en/of aan verdachte, waarbij die één of meer onbekend gebleven personen en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 16 april 2014 tot en met 27 april 2016 te Beilen, gemeente Midden-Drenthe, in elk geval
in Nederland, meermalen, althans eenmaal opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand en/of de in het pand aanwezig(e)
elektriciteitsmeter(s) en/of stoppenkast(en) ter beschikking te stellen;
parketnummer 08/037583-18
1.
hij op of omstreeks 23 januari 2018 te Hardenberg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 433
hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven persoon/personen op of omstreeks 23 januari 2018 te Hardenberg, met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 433 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 23 januari 2018 te Hardenberg, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2017 tot en met 23 januari 2018 te Hardenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven persoon/personen in of omstreeks de periode van 28 november 2017 tot en met 23 januari 2018 te Hardenberg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan die onbekend gebleven persoon/personen en/of aan verdachte, terwijl die onbekend gebleven persoon/personen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 28 november 2017 tot en met 23 januari 2018 te Hardenberg, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die onbekend gebleven
persoon/personen een pand (gelegen aan de [straatnaam] ) met de daarbij/daarin aanwezige stroom- en/of elektriciteitsvoorziening(en) ter beschikking te stellen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder beide parketnummers primair ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een veroordeling ter zake (mede)plegen te komen.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de onder beide parketnummers subsidiair ten laste gelegde feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de onder beide parketnummers primair ten laste gelegde feiten omdat er onvoldoende bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte als (mede)pleger betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder beide parketnummers subsidiair ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring van de onder beide parketnummers primair ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank acht de onder de onder beide parketnummers subsidiair ten laste gelegde feiten bewezen. De rechtbank volstaat ten aanzien van deze feiten met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08/037583-18 onder 1 subsidiair ten laste gelegde gaat de rechtbank er daarbij - gezien het professionele karakter van de kwekerij, in samenhang met de capaciteit van de kwekerij - van uit dat gehandeld is in de uitoefening van een beroep of bedrijf, in de betekenis die daaraan toekomt in artikel 11, derde lid, Opiumwet.
Deze opgave luidt ten aanzien van het onder parketnummer 18/017824-18 onder 1 subsidiair ten laste gelegde als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 27 april 2016, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016120701 d.d. 3 juli 2017, inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
Deze opgave luidt ten aanzien van het onder parketnummer 18/017824-18 onder 2 subsidiair ten laste gelegde als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2018;
2. een formulier proces-verbaal aangifte, op 9 januari 2017 door [medewerker 1] namens benadeelde [benadeelde partij] opgemaakt, opgenomen op pagina 70 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016120701 d.d. 3 juli 2017, inhoudende de verklaring van [medewerker 1] .
Deze opgave luidt ten aanzien van het onder parketnummer 08/037583-18 onder 1 subsidiair ten laste gelegde als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 12 februari 2018, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018035768 d.d. 20 februari 2018, inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] .
Deze opgave luidt ten aanzien van het onder parketnummer 08/037583-18 onder 2 subsidiair ten laste gelegde als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 augustus 2018;
2. een formulier proces-verbaal aangifte, op 7 februari 2018 door [medewerker 2] namens benadeelde [benadeelde partij] opgemaakt, opgenomen op pagina 43 e.v. van het dossier van Politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018035768 d.d. 20 februari 2018, inhoudende de verklaring van [medewerker 2] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de onder beide parketnummers subsidiair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/017824-18
1. subsidiair
onbekend gebleven personen in de periode van mei 2015 tot en met 27 april 2016 te Beilen, met elkaar, telkens opzettelijk hebben geteeld en/of bewerkt en/of verwerkt en opzettelijk aanwezig hebben gehad in een pand aan de [straatnaam] een hoeveelheid van in
totaal 6102,7 gram hennep en 2026 hennepplanten en delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welke misdrijven verdachte in de periode van mei 2015 tot en met 27 april 2016 te Beilen, telkens opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2 subsidiair
één of meer onbekend gebleven persoon/personen in de periode van 16 april 2014 tot en met 27 april 2016 te Beilen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde partij], waarbij die één of meer onbekend gebleven personen en zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 16 april 2014 tot en met 27 april 2016 te Beilen, opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand en de in het pand aanwezige elektriciteitsmeter en stoppenkast(en) ter beschikking te stellen;
parketnummer 08/037583-18
1. subsidiair
onbekend gebleven personen op of omstreeks 23 januari 2018 te Hardenberg, met elkaar, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk hebben geteeld in een pand aan de [straatnaam] , een hoeveelheid van in totaal 433 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 23 januari 2018 te Hardenberg, opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door aan die onbekend gebleven personen voornoemd pand voor de teelt van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2 subsidiair
een of meer onbekend gebleven persoon/personen in de periode van 28 november 2017 tot en met 23 januari 2018 te Hardenberg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [benadeelde partij], terwijl die onbekend gebleven personen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 28 november 2017 tot en met 23 januari 2018 te Hardenberg, opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft door aan die onbekend gebleven persoon/personen een pand (gelegen aan de [straatnaam] ) met de daarin aanwezige elektriciteitsvoorzieningen ter beschikking te stellen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/017824-18
1. subsidiair. Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
2 subsidiair. Medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
parketnummer 08/037583-18
1. subsidiair. Medeplichtigheid aan het in de uitoefening van beroep/bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2 subsidiair. Medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake alle subsidiair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor de oplegging van een werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van hennepplanten en tweemaal aan medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan de productie van middelen die bedreigend zijn voor de volksgezondheid en daarmee ook een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de markt voor softdrugs. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank acht oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden omdat de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten door een lichtere strafrechtelijke afdoening miskend zouden worden. De rechtbank zal echter bepalen dat deze geheel voorwaardelijk zal worden opgelegd. Niet alleen het tijdsverloop tussen het onder parketnummer 18/017824-18 bewezenverklaarde en het wijzen van onderhavig vonnis noopt daartoe, maar ook de omstandigheid dat verdachtes rol bij alle bewezenverklaarde strafbare feiten beperkt is gebleven tot die van medeplichtige.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf tevens betrokken dat uit het de verdachte betreffende reclasseringsrapport van 7 augustus 2018 blijkt dat verdachte kampt met forse financiële problemen. Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf biedt de mogelijkheid om als bijzondere voorwaarde te stellen dat verdachte gedurende de proeftijd moet meewerken aan het aflossen van zijn schulden zodat verdachte geholpen wordt bij het oplossen van zijn financiële problemen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 mei 2018, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten
De rechtbank ziet - het voorgaande in aanmerking genomen - dan ook aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie en zal bepalen dat naast een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf, aan verdachte een taakstraf van forse duur zal worden opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf voor de duur van 240 uren, passend en geboden. Aan de proeftijd worden de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden gekoppeld.

Benadeelde partij

[benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/017824-18 onder 2 subsidiair ten laste gelegde
wordt een bedrag van € 46.582,52 gevorderd ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08/037583-18 onder 2 subsidiair ten laste gelegde wordt een bedrag van € 1.825,66 gevorderd ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ontvankelijk is in haar vorderingen en dat de vorderingen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, integraal voor toewijzing vatbaar zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen dienen te worden afgewezen omdat verdachte niet als (mede)pleger betrokken is geweest bij de feiten. De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder parketnummer 18/017824-18 onder 2 subsidiair ten laste gelegde subsidiair betoogd dat de vordering te ingewikkeld is om af te doen in een strafprocedure zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat de vordering dient te worden gematigd omdat er minder vaak geoogst zou zijn dan waar in de vordering van uit wordt gegaan. Daarnaast heeft de raadsvrouw betwist dat de gevorderde bedragen aan buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Met betrekking tot het onder parketnummer 08/037583-18 onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadvrouw subsidiair betwist dat de gevorderde bedragen aan buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot het primaire standpunt van de verdediging merkt de rechtbank op dat dit verweer wordt verworpen. Dat verdachte als medeplichtige betrokken is geweest bij de bewezenverklaarde feiten staat niet in de weg aan de ontvankelijkheid van de benadeelde partij. [benadeelde partij] is als benadeelde partij rechtstreeks getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd, waarbij het gaat om schade die in beide gevallen door het bewezenverklaarde feit is veroorzaakt.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/017824-18 onder 2 subsidiair ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [benadeelde partij] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 46.582,52, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 april 2014.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal bepalen dat de duur van de vervangende hechtenis, in geval van wanbetaling, op één dag wordt gesteld.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 1.200,00 en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 08/037583-18 onder 2 subsidiair ten laste gelegde
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [benadeelde partij] materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van € 1.825,66, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 november 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 300,00 en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/017824-18 onder 1 primair en 2 primair en hetgeen onder parketnummer 08/037583-18 onder 1 primair en 2 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/017824-18 onder 1 subsidiair en 2 subsidiair en het onder parketnummer 08/037583-18 onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich telefonisch meldt bij Reclassering Nederland, regio midden-noord, via telefoonnummer [telefoonnummer] en zich blijft melden zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig acht;
2. dat de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in zijn financiële situatie en meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Ook als dit inhoudt dat veroordeelde dient mee te werken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP), indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.

Ten aanzien van parketnummer 18/017824-18 feit 2 subsidiair

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij]hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 46.582,52,(zegge: zesenveertigduizend vijfhonderd tweeëntachtig euro en tweeënvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2014.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 1.200,00.
De rechtbank bepaalt dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] te betalen een bedrag van € 46.582,52, (zegge: zesenveertigduizend vijfhonderd tweeëntachtig euro en tweeënvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Ten aanzien van parketnummer 08/037583-18 feit 2 subsidiair

Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij]hoofdelijk toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.825,66,(zegge: duizend en achthonderdvijfentwintig euro en zesenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 november 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 300,00.
De rechtbank bepaalt dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] te betalen een bedrag van € 1.825,66, (zegge: duizend en achthonderdvijfentwintig euro en zesenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. G. Eelsing en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2018.
mr. J.N.M. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.