Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat de verdachte ter zake van het primair en het subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Zij heeft hiertoe -zakelijk weergegeven- primair aangevoerd dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Verdachte heeft zowel bij de politie als tijdens de zitting de ten laste gelegde gedragingen ontkend. Verdachte wist niet dat aangeefster een verstandelijk beperkte vrouw is. Het is juist dat verdachte tijdens de taxirit is gestopt, maar dit was omdat aangeefster aangaf dat ze zich niet lekker voelde en dat ze moest overgeven. Het DNA van verdachte kan op aangeefster zijn aangetroffen omdat verdachte haar heeft geholpen met het in- en uitstappen uit de taxi. Omdat aangeefster slecht ter been was, heeft verdachte haar stevig bij haar handen en lichaam vastgepakt.
De verklaringen van aangeefster zijn onvoldoende betrouwbaar, aldus de raadsvrouw. Hoewel het licht in de auto heeft gebrand volgens aangeefster, omschrijft zij de man die haar dit heeft aangedaan als een man met zwart haar. Verdachte heeft geen zwart haar en heeft ook nooit zwart haar gehad. Daarnaast verschilt de verklaring van aangeefster op essentiële punten met de verklaring van verdachte. Ook zijn haar verklaringen inconsistent. Voor zover de rechtbank aangeefsters verklaring betrouwbaar acht, ontbreekt het steunbewijs.
Met betrekking tot het DNA heeft de raadsvrouw bepleit dat Y-chromosomaal DNA een lage bewijswaarde heeft en alleen als uitsluitsel en niet als aanwijzing dient. Vast staat dat er geen volledig DNA-profiel is verkregen, terwijl dit wellicht wel het geval was geweest als verdachte aangeefster daadwerkelijk zou hebben gevingerd. Voor het geval de rechtbank de overtuiging heeft dat verdachte de donor is van het aangetroffen materiaal, past het alternatieve scenario van verdachte dat zijn DNA op de handen van aangeefster is terecht gekomen en aangeefster vervolgens het DNA van haar handen heeft verplaatst in en rondom haar vagina. Dat hoeft niet opzettelijk te zijn gebeurd, maar kan ook bij het plassen zijn geweest of doordat aangeefster, nadat zij terugkwam, zichzelf heeft betast.
De verklaring van de getuige [getuige] kan niet gebruikt worden als steunbewijs nu zij persoonlijk bij het slachtoffer betrokken is. Bovendien is zij geen getuige-deskundige.
Tot slot zijn de camerabeelden evenmin bruikbaar als steunbewijs, nu de bus van verdachte ter plekke is gestopt, maar om een heel andere reden dan aangeefster wil doen geloven.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er geen sprake is geweest van (bedreiging met) geweld of een feitelijkheid. Voorts ontbreekt het bewijs dat verdachte (voorwaardelijk) opzet zou hebben gehad.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw gesteld dat de rechtbank niet kan vaststellen dat aangeefster een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis heeft, dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of weerstand te bieden, nu het enkele feit dat medewerkers van de GGZ stellen dat aangeefster geen weerstand kon bieden, onvoldoende is. Verdachte was niet op de hoogte van het lage IQ van aangeefster, zodat het vereiste opzet niet is komen vast te staan.