ECLI:NL:RBNNE:2018:3634

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
18/730246-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag met kapmes in Franeker

Op 11 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging doodslag. De verdachte had op 27 juli 2017 in Franeker met een kapmes twee keer in de richting van het lichaam en hoofd van het slachtoffer geslagen. Het slachtoffer kon door zich te bukken en de tweede slag af te weren, erger letsel voorkomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 249 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en heeft de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd, welke dadelijk uitvoerbaar werd verklaard. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging doodslag, waarbij de gedragingen van de verdachte als zozeer op de dood gericht zijn aangemerkt dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdediging van de verdachte, die stelde dat hij niet opzettelijk heeft gehandeld, verworpen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan PTSS en een licht verstandelijke beperking, en heeft geoordeeld dat dit feit in verminderde mate aan hem kan worden toegerekend.

De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste voor materiële en immateriële schade, is gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft de schade aan het overhemd en de reiskosten afgewezen, maar heeft de overige schadevergoeding vastgesteld op € 6.606,06, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om de kosten van de benadeelde partij te vergoeden, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730246-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 september 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans verblijvende in FPK Transfore te Balkbrug.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 november 2017, 19 januari 2018, 9 februari 2018, 27 maart 2018, 29 maart 2018, 4 juli 2018 en 28 augustus 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Veenstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 27 juli 2017 te Franeker, in elk geval in de gemeente Franekeradeel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een kapmes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in de richting het lichaam (op hoofdhoogte) van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 juli 2017 te Franeker, in elk geval in de gemeente Franekeradeel, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een (diepe) dwarse huidwond over de palmzijde van de pols (waarbij een slagader en/of een zenuw werden doorsneden en/of een buigspier (van de ringvinger) gedeeltelijk werd doorsneden en/of een breuk in een
handwortelbotje is ontstaan), heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal, met een kapmes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting het lichaam (op hoofdhoogte) van die [slachtoffer] , te slaan en/of te steken en/of te snijden, waarbij die [slachtoffer] tijdens het afweren van dat slaan en/of steken en/of snijden met dat kapmes, althans een scherpe en/of puntige voorwerp, zwaar aan zijn pols werd verwond;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 27 juli 2017 te Franeker, in elk geval in de gemeente Franekeradeel, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een kapmes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting het lichaam (op hoofdhoogte) van die [slachtoffer] , heeft geslagen en/of gestoken en/of
gesneden, waarbij die [slachtoffer] tijdens het afweren van dat slaan en/of steken en/of snijden met dat kapmes, althans scherpe en/of puntige voorwerp, aan zijn pols werd geraakt/verwond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft overeenkomstig zijn pleitnota betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging.
Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van de aangever en [getuige 1] niet geloofwaardig en daarmee onbetrouwbaar zijn. Niet alleen komen hun verklaringen onderling niet overeen, maar ze stroken ook niet met de verklaringen van verdachte, diens vriendin en de getuige [getuige 2] . Het overtuigende bewijs dat verdachte met het mes geslagen, gestoken of gesneden heeft, ontbreekt dan ook. Volgens de raadsman kan niet worden uitgesloten dat de verklaring van verdachte dat aangever door zijn eigen toedoen gewond is geraakt, juist is. Verdachte heeft, aldus de raadsman, het mes vóór zich gehouden, enkel om te dreigen, dan wel om aangever en [getuige 1] te laten schrikken. Verdachte had geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het om het leven brengen van aangever danwel om hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte met bijlagen d.d. 29 juli 2017, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017199432 d.d. 1 september 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van poging doodslag. Dit vond plaats op donderdagavond 27 juli 2017 aan [straatnaam] te Franeker. Ik woon op [nummer] . Dat is een appartement op de eerste verdieping.
Mijn directe buren wonen op [nummer] . Hij heet [verdachte] of zoiets, hij is een buitenlander, hij spreekt wel Nederlands. Zijn vriendin haar naam weet ik niet, zij komt ook uit het buitenland.
Ik hoorde en zag de buurman aankomen stormen. Ik bedoel op zijn eigen balkon. Ik zag dat hij erg kwaad was en door het lint ging. Ik zag dat hij een heel groot mes in zijn handen had. Hij liet ons dat mes zien, het zag er erg gevaarlijk uit. Het is een soort samoerai zwaard van ongeveer 50 cm.
Ik ben naar het balkon gegaan. Ik stond op mijn deel van het balkon en de buurman op zijn deel. Ik zag dat hij meteen met dat mes begon te slaan in mijn richting. We stonden daarbij beiden aan een kant van het hekje op ons balkon. Zoals gezegd is dat hekje maar een meter hoog. Hij sloeg met een zwaaiende beweging. Ik zag dat hij op hoofdhoogte sloeg. Ik kon die slag ontwijken door te bukken. Ik zag dat hij meteen daarna weer in mijn richting sloeg met dat mes. Ik weet niet meer precies hoe die slag van dat mes in zijn werk ging. Ik weerde in ieder geval af uit reflex. Ik weerde af met mijn linkerarm. Ik voelde meteen dat hij me met dat mes raakte op mijn linkerpols. Ik voelde meteen veel pijn en was erg angstig, ik zag ook meteen bloed op mijn arm. Het bloed gutste eruit. Ik ben meteen naar binnen gerend.
Ik ben met de ambulance meteen naar het ziekenhuis in Leeuwarden gebracht.
Ik ben diezelfde nacht nog geopereerd. Er bleek een slagader geraakt te zijn, evenals pezen en zenuwen. De operatie schijnt goed gelukt te zijn, maar ik weet niet wat het effect op termijn zal zijn. Ik hoorde later dat mijn horlogebandje bijna doormidden is geslagen met dat mes. De politie zei tegen mij dat dat mijn redding was geweest, anders had mijn hand eraf geweest. Hij sloeg mij ook echt gericht, om mij zwaar te verwonden.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 27 juli 2017, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik ben getuige van een mishandeling geweest aan [straatnaam] te Franeker. Ik was aanwezig in de woning van [slachtoffer] . [slachtoffer] is door de buurman van [straatnaam] geslagen met een kapmes.
Opeens zag ik dat het kapmes over de het balkonhek heen kwam richting [slachtoffer] . Ik zag dat [slachtoffer] nog net kon wegduiken en toen sloeg [verdachte] tegen de muur. Hierna zag ik dat [verdachte] nogmaals uithaalde met het kapmes en ik zag dat [slachtoffer] met zijn hand probeerde af te weren. Ik zag dat [slachtoffer] op zijn linkerarm geraakt werd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 augustus 2017, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
V: Hoe haalde [verdachte] de eerste keer uit met dat kapmes.
A: Dat was een voorhandse slag, van rechts naar links, een zwaaiende beweging op borsthoogte.
V: U verklaarde dat [slachtoffer] de tweede uithaal door [verdachte] met een kapmes afweerde met zijn linkerarm. Hoe ging die tweede uithaal in zijn werk.
A: Ik zag dat [verdachte] dat mes terughaalde en toen met dat mes een bovenhandse hakkende beweging maakte in de richting van [slachtoffer] , die nog steeds voorover gebogen stond, links voor [verdachte] , op een meter afstand van hem ongeveer. [verdachte] sloeg dus als het ware over zijn eigen hoofd heen naar beneden met dat mes. Hij kon in ieder geval ongehinderd slaan naar [slachtoffer] , dat was een hele harde uithaal zag ik.
V: Met wat voor beweging weerde [slachtoffer] die uithaal af.
A: Terwijl [slachtoffer] voorover gebukt bleef staan zag ik dat hij zijn linkerarm ophief en voor zijn hoofd hield. Toen zag ik dat zijn linkerarm geraakt werd door het kapmes waarmee [verdachte] die tweede klap gaf.
Ik heb heel duidelijk gezien dat [verdachte] met dat kapmes die klap uit deelde naar [slachtoffer] . [slachtoffer] hield zijn arm voor zich en sloeg niet, maar ving die klap alleen op.
V: Wat voor letsel zag u bij [slachtoffer] na de klap met dat kapmes.
A: Hij had een hele diepe wond dwars over zijn linkerpols. Hij droeg een horloge met een harde leren band. Ik zag dat dat kapmes dwars door die band was gegaan en daarna dus die diepe snijwond had veroorzaakt. Die wond bloedde vreselijk. Ik pakte een schone handdoek en die bond ik zo stijf mogelijk om de wond. [slachtoffer] hield zelf die handdoek vast terwijl ik de ambulance belde. Het ambulancepersoneel zei tegen mij dat het horloge waarschijnlijk zijn hand heeft gered, die anders was afgehakt volgens hen.
V: Als [slachtoffer] die tweede klap met dat kapmes niet had kunnen afweren, wat had er dan
kunnen gebeuren naar uw mening?
A: Dan denk ik dat hij een hele harde klap met dat kapmes tegen zijn schedel had gekregen want [slachtoffer] hield zijn onderarm vlak voor zijn hoofd zag ik. Die eerste klap had trouwens ook fataal kunnen zijn volgens mij, als [slachtoffer] niet gebukt had dan had hij daardoor wel onthoofd kunnen worden, zo 'n enorme zwaai was dat.
4. Een letselverklaring met bijlagen, op 25 september 2017 opgemaakt en ondertekend door drs. E.I. Hofstra, forensisch arts FMG, voor zover inhoudende, als zijn verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer] .
Datum incident: 27 juli 2017.
Datum onderzoek: 14 augustus 2017.
Omschrijving van de toedracht
Betrokkene werd aangevallen met een machete, waarbij de machete van bovenaf recht naar voren omlaag richting zijn hoofd werd bewogen. Hierop bracht hij zijn linkerarm naar boven om af te weren. Hierop kwam de machete tegen de pinkzijde van de linker zijkant en handpalm aan en tegen het leren horlogebandje en de metalen horlogekast.
Aanvullende informatie met betrekking tot het incident
Betrokkene werd op 27 juli 2017 in het MCL te Leeuwarden op de SEH beoordeeld en vervolgens geopereerd aan de linker pols. Hierbij werd een dwarse huidwond vastgesteld over de palmzijde van de pols van ong. 6 cm lengte.
Daarbij werd een doorsnijding vastgesteld van de arteria ulnaris en nervus ulnaris (slagader en zenuw aan de door palm-pinkzijde van de pols) en een breuk in het os pisiforme (handwortelbotje aan de palmzijde in het verlengde van de pink.) en een gedeeltelijke doorsnijding van de buigspier van de ringvinger (musculus flexor digitorum longum 4).
Het bot werd aan elkaar gezet met een cerclage (draad), de slagader, zenuw en de buigspier van de ringvinger werden gehecht.
Subjectieve klachten
pijnklachten linker hand en pols, bij bewegen van de hand. De bewegingen van de linker ringvinger en pink is beperkt evenals het gevoel in beide vingers.
Letselbeschrijving
linker hand: een litteken over de handpalm vrijwel dwars licht gebogen van 7 cm lengte met meerdere hechtingen erin. Passend bij een snijwond. Dwars op dit litteken twee andere littekens van 3 cm lengte over de handpalm en 3 cm richting de elleboog.
De linker ringvinger kan niet geheel gestrekt worden. De linker pink kan niet tegen de ringvinger aan bewogen worden.
Conclusie:
Het aangetroffen letsel kan goed passen bij de opgegeven toedracht en de opgegeven termijn.
Zichtbare herstel: geschat 4 weken.
Niet zichtbare letsel: geschat 4 maanden.
Bij het beschreven letsel is het waarschijnlijk dat er enige restverschijnselen zullen blijven als gevoelsvermindering en/of krachtsvermindering van de pink en buitenste helft van de 4e vinger.
Opmerking
De arts beschrijft dat bij presentatie een snijwond van de linker pols van 6 cm lengte werd aangetroffen. De door mij beschreven snijwonden zijn deels ontstaan tijdens de operatie.
5. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 27 juli 2017, opgenomen op pagina 5 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant Kooijman:
Inbeslagneming
Plaats: [straatnaam] Franeker
Datum en tijd: 27 juli 2017 te 21.40 uur;
Omstandigheden: verdachte gaf aan waar het wapen lag en dat hij deze gebruikt had.
Object: Mes (kap)
Bijzonderheden: zwart kapmes lengte ongeveer 70 centimeter kartel en snijvlak.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank dient allereerst vast te stellen of verdachte aangever heeft geslagen met het mes, of dat aangever door een onverwachte beweging zijn arm in het mes dat verdachte in zijn hand vasthield, heeft geslagen, zoals verdachte heeft verklaard.
De verklaringen van aangever en de getuige [getuige 1] zijn uitvoerig en gedetailleerd. De verklaring van aangever dat hij tweemaal door verdachte is geslagen met het mes, waarbij hij de eerste slag kon ontwijken door te bukken en de tweede slag heeft afgeweerd met zijn arm, komt volledig overeen met de verklaring van getuige [getuige 1] op dat punt. De verklaring van verdachte wordt echter door geen enkele verklaring noch anderszins ondersteund. Dat de getuige [getuige 2] niet gezien heeft dat verdachte is geslagen met het mes, betekent niet zonder meer dat dat niet gebeurd kan zijn, maar kan worden verklaard doordat hij verdachte op de rug zag. Deze getuige heeft overigens wel duidelijk gezien dat de agressie van de kant van verdachte kwam en ook in dat opzicht wordt de aangifte ondersteund. Daar komt bij dat de GGD-arts vindt dat de verwonding van aangever goed kan passen bij de gebeurtenissen zoals aangever die beschrijft.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en getuige. Dat deze verklaringen op detailniveau verschillen vertonen, doet daaraan geen afbreuk. Dergelijke verschillen kunnen voortkomen uit een verschil in waarneming vanuit verschillende posities.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte tweemaal met een mes in de richting van aangever heeft geslagen, waarbij hij de eerste voorhandse slag heeft ontweken door te bukken en bij de tweede bovenhandse slag zijn arm beschermend voor zijn hoofd heeft gehouden.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het opzet van verdachte het volgende.
Uit het dossier volgt niet dat verdachte zogenoemd "vol" opzet had op het intreden van de dood van aangever. Daarom moet worden beoordeeld of verdachte voorwaardelijk opzet had op de dood van aangever.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de dood– aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, namelijk het tweemaal met een kapmes van 70 centimeter lengte met kracht slaan in de richting van het lichaam en het hoofd van aangever, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is de rechtbank niet gebleken. Het primair tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Primair
hij op 27 juli 2017 te Franeker ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een kapmes meermalen in de richting van het lichaam (op hoofdhoogte) van die [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair poging doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering en motivering van de op te leggen maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest met oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals opgenomen in het rapport van de reclassering d.d. 21 juni 2018 met bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie het advies van de gedragsdeskundigen overgenomen dat verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten is.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair algehele vrijspraak bepleit. Voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsman subsidiair oplegging bepleit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging doodslag door met een kapmes tweemaal in de richting van het lichaam en het hoofd van het slachtoffer te slaan. Het slachtoffer heeft door zich te bukken en de tweede slag met zijn linkerarm af te weren, te nauwer nood erger weten te voorkomen. De gevolgen voor het slachtoffer zijn ernstig: hij heeft een litteken, zijn bewegingsvrijheid is beperkt en hij is angstig geworden door het incident.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
Uit de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 5 februari 2018, opgemaakt door I. Hazemeijer, psychiater, blijkt dat verdachte lijdt aan een chronische PTSS, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in gebruik van alcohol en cannabis. Tevens is sprake van een beperkte gewetensontwikkeling en antisociale trekken, maar behalve passend bij een persoonlijkheidsstoornis kan dat ook secundair zijn aan de genoemde stoornissen. Daarmee is in juridische termen sprake van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van verdachtes geestvermogens. De psychiater is van oordeel dat verdachte voorafgaand aan het plegen van het ten laste gelegde weliswaar de ongeoorloofdheid heeft kunnen inzien, maar in mindere mate dan de gemiddelde normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid, overeenkomstig een dergelijk besef, te bepalen. De psychiater meent dan ook dat dit feit, indien bewezen, verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Verdachte heeft zijn agressie en emotie niet onder controle, waarbij hij plotseling opvliegend en agressief kan worden door de confrontatie met dominante, intimiderende mannen of door iets dat hem aan vroegere trauma's herinnert. Het is de onvoorspelbaarheid in zijn handelen die het risico op geweld zo hoog maakt. Daarbij spelen verschillende factoren mee, zoals onverwerkte trauma's, het te kort schieten in het hanteren van agressie, zijn beperkte cognitieve vermogens en de ontremmende invloed van alcohol en cannabis, welke middelen verdachte gebruikt, op diens handelen en emotie. Ook wordt verdachte onvoldoende bijgestuurd in zijn gedrag door een gebrekkig geweten.
Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, dan kan het recidiverisico worden verlaagd door adequate behandeling van verdachtes omgang met agressie, trauma en verslaving, rekening houdend met zijn verstandelijke beperking. Die behandeling dient vanuit de aard en ernst van de problematiek in eerste instantie klinisch van aard te zijn.
Stapsgewijs denkend kan als eerste gedacht worden aan een klinische behandeling in het kader van een (deels) voorwaardelijk strafdeel met toezicht door de reclassering. Een TBS met voorwaarden is dan, gezien het hoge risico op geweld en de noodzaak van behandeling, de volgende stap, maar dan moet verdachte wel instemmen met de voorwaarden. Geadviseerd wordt om verdachte te behandelen in een FPK. Mocht verdachte op zitting te kennen geven dat hij niet met de voorwaarden instemt, dan is TBS met dwangverpleging van overheidswege het enige passende juridische kader dat de psychiater de rechtbank in overweging wil geven.
Volgens de (aanvullende) psychologische onderzoeksrapportage d.d. 20 maart 2018, opgesteld door mevr. drs. A.M. Hertig, GZ-psycholoog, is bij verdachte sprake van een licht verstandelijke beperking, een narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, chronische PTSS en een lichte stoornis in cannabis- en alcoholgebruik. Deze geconstateerde ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens waren tijdens het tenlastegelegde feit aanwezig.
Mocht het tenlastegelegde feit bewezen worden geacht, dan zou het gewelddadige gedrag van verdachte in verband gebracht kunnen worden met bovengenoemde problematiek. Verdachte zou de situatie waarin een vreemde man op het balkon van zijn vriendin sprong, als wantrouwend en intimiderend kunnen hebben ervaren. Dat de voor hem vreemde man 'dominant en bij de hand ging doen' triggerde hem waardoor hij 'vurig' werd en zijn boosheid onvoldoende kon beheersen. Mogelijk had alcoholgebruik voorafgaande aan het tenlastegelegde feit een meer ontremmende invloed op zijn emoties en zelfbeheersing. Door de verstandelijke beperkingen had verdachte moeite om de sociale situatie te overzien en ontbrak het hem aan adequaat probleemoplossend vermogen.
De psycholoog kan geen precieze uitspraak doen over de mate van toerekenbaarheid omdat verdachte zich ontkennend opstelt en er in het onderzoek niet meer over heeft willen praten. Er is op grond van het onderzoek geen sprake van niet toerekenen en ook geen sprake van het geheel wel toerekenen.
Verwacht wordt dat als er geen interventies worden ingezet, sprake is van een verhoogd risico dat verdachte opnieuw tot strafbaar handelen komt vanwege de zeer beperkte mate van beheersing van boosheid, krenkingsgevoeligheid, tekortschietende copingvaardigheden, egocentrisme, wantrouwend handelen, problematisch middelengebruik en gebrekkig empathisch vermogen. Het risico is aanwezig dat verdachte zich aan een vrijwillige (ambulante) behandeling zal onttrekken. Verdachte heeft zich in de afgelopen jaren ongrijpbaar gemaakt voor ambulante behandeling en begeleidingscontacten en behandeling is daardoor niet eerder echt van de grond gekomen. Het risico op toekomstig gewelddadig gedrag is hoog. Om die reden is het van belang dat behandeling in een klinisch strafrechtelijk kader plaatsvindt. De behandeling zal primair gericht moeten zijn op de persoonlijkheidsdynamiek, de chronische PTSS en rekening houdend met de verstandelijke beperking en secundair op de verslavingsproblematiek. Deze behandeling zal moeten plaatsvinden in een daartoe gespecialiseerde forensische kliniek met een hoog beveiligingsniveau en hoog zorgniveau.
Op grond van het aanvullende onderzoek adviseert de psycholoog een TBS met voorwaarden op te leggen. Dit is gezien het hoge risico op toekomstig gewelddadig gedrag en de noodzaak van behandeling een meer passende optie. Verdachte moet wel instemmen met de voorwaarden en goed doordrongen zijn wat er van hem verwacht wordt. Mocht verdachte ter zitting te kennen geven dat hij niet met de TBS met voorwaarden instemt, dan is TBS met dwangverpleging van overheidswege het enige passende juridische kader dat de psycholoog de rechtbank in overweging kan geven.
De rechtbank kan zich met de conclusies van de psychiater en psycholoog met betrekking tot de toerekenbaarheid van verdachte verenigen en concludeert dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Uit het rapport van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 21 juni 2018, opgesteld door mevrouw [naam] blijk het volgende. Verdachte is gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis klinisch geobserveerd in de Transfore te Balkbrug.
De observatieperiode heeft geleid tot een advies voor een plaatsing in een kliniek gericht op LVB, agressie-regulatie en verslavingsproblematiek. Hij is dan ook geïndiceerd voor plaatsing in ‘t Wold van Trajectum. Zoals uit het behandeladvies van Transfore blijkt is er een lange behandelduur nodig met veel geduld en veel herhaling en zal verdachte slechts mondjesmaat mensen toelaten omdat hij niet snel iemand durft te vertrouwen.
Het kader TBS met voorwaarden biedt perspectief op een langere behandelduur dan bij een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden het geval is en deze zal, bij stagnaties, mogelijk te kort zijn.
De reclassering heeft in het advies de voorwaarden genoemd welke het recidivegevaar minimaliseren.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard zich aan de voorwaarden te houden.
Alles afwegende acht de rechtbank ter vergelding van wat verdachte aangever heeft aangedaan en ter normbevestiging de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest aangewezen.
Teneinde het bestaande hoge risico op recidive in te dammen, is een langdurige behandeling van verdachte nodig. De rechtbank is van oordeel dat deze behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden moet plaatsvinden, om ervoor te zorgen dat de noodzakelijk geachte behandeling daadwerkelijk plaats zal vinden.
Aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling is voldaan. Het bewezen verklaarde is een misdrijf als bedoeld in artikel 37a, eerste lid aanhef en onder 1˚, van het Wetboek van Strafrecht en betreft een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een ander. De rechtbank is, gelet op de inhoud van de deskundigenadviezen, van oordeel dat de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Ter bescherming van de veiligheid van anderen zal de rechtbank voorwaarden stellen betreffende het gedrag van de veroordeelde, zoals die hieronder in het dictum worden weergegeven. De rechtbank zal overeenkomstig de vordering van de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel met voorwaarden gelasten.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.641,06 ter vergoeding van materiële schade en € 9.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de vordering van de benadeelde partij betwist. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de post zorgkosten voor rekening van de benadeelde partij komt, nu deze geen zorgverzekering over 2017 had afgesloten. De post zorgkosten dient derhalve te worden afgewezen. Ook de post reiskosten dient te worden afgewezen, nu uit de stukken niet blijkt dat de benadeelde partij daadwerkelijk op de aangegeven locaties is geweest. Voor wat betreft de post overhemd heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het om een vergelijkbaar overhemd gaat. Evenmin valt vast te stellen dat het beschadigde overhemd in nieuwstaat was en dat de benadeelde partij het overhemd voor € 70,00 heeft gekocht. Nu deze post onvoldoende is onderbouwd, dient deze eveneens te worden afgewezen. Ten aanzien van de post ambulancekosten verwijst de raadsman naar hetgeen hij onder de post zorgkosten heeft opgemerkt.
Het gevorderde bedrag aan immateriële schade dient aanzienlijk gematigd te worden. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de benadeelde partij zijn inkomstenderving niet heeft onderbouwd.
Nu uit de letselverklaring blijkt dat slechts sprake zou kunnen zijn van krachtsvermindering en/of gevoelsvermindering kan bovendien niet gesproken worden van een beperkte (blijvende) bewegingsvrijheid van de benadeelde partij.
Voorts lijkt het er voor gehouden te moeten worden dat de benadeelde partij niet meewerkt aan het herstel, althans dat hij dit niet bevordert, nu gebleken is dat benadeelde partij een paar maal niet is komen opdagen bij afspraken op de pijnpoli. Ook heeft de raadsman aangegeven dat de benadeelde partij al grotendeels bij zijn vriendin in Harlingen verbleef, zodat de angstklachten niet meegenomen kunnen worden in de berekening. Tot slot heeft de raadsman nog verwezen naar twee uitspraken uit de ANWB-Smartengeldgids 2018, te weten nr. 724 en 725 en daarbij aangegeven dat de gevolgen voor de benadeelde partijen in deze uitspraken te vergelijken zijn met de gevolgen die de benadeelde partij heeft ondervonden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde.
De stelling van de raadsman dat de benadeelde partij zelf de zorg- en ambulancekosten moet betalen omdat hij geen zorgverzekering had gaat niet op, nu deze schade ook zou zijn opgetreden als de benadeelde partij wel een zorgverzekering had gehad. Het afsluiten van een verzekering voorkomt, dan wel het ontstaan van schade niet, maar verlegt de betalingsverplichting van die schade naar de verzekeraar.
De post reiskosten acht de rechtbank onvoldoende betwist en voor toewijzing vatbaar.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de post overhemd onvoldoende is onderbouwd. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade aan het overhemd wordt geschat op € 35,00.
Tot slot acht de rechtbank een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade redelijk en billijk.
De vordering zal daarom tot een bedrag van € 3.606,06 aan materiële schade en een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade worden toegewezen, zijnde in totaal € 6.606,06 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 juli 2017. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 249 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1. de veroordeelde verleent, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
2. de veroordeelde laat zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling opnemen in de FPA ‘t Wold van Trajectum te Boschoord of een soortgelijke instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels van de kliniek. Bij overtreding van de huisregels door veroordeelde neemt hij zijn verantwoordelijkheid en voegt zich naar de gegeven gedragsaanwijzingen van de kliniek;
3. de veroordeelde laat zich na zijn klinische behandeling opnemen in een RIBW indien dit door de behandelaars en/of reclassering nodig wordt geacht en/of ambulant begeleiden in een door een IFZ/DIZ geïndiceerde geschikte woonplek/instelling;
4. de veroordeelde werkt mee (al dan niet na afloop van zijn klinische behandeling) aan een ambulante behandeling/begeleiding door een forensische instelling, of soortgelijke instelling door IFZ/DIZ geïndiceerd en zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
5. de veroordeelde werkt mee aan een Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT), ook als dit betekent een time-outopname van maximaal 14 weken per kalenderjaar in een nog nader te bepalen instelling of bij een soortgelijke instelling door IFZ/DIZ geïndiceerd;
6. de veroordeelde heeft op aanwijzing van de reclassering en naar vermogen een structurele dagbesteding. Elke wisseling in dagbesteding gaat in overleg met de reclassering;
7. de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de reclassering. De veroordeelde heeft een ‘inspanningsverplichting’. Hij zal initiatieven moeten tonen om de aanwijzingen en afspraken die hij maakt met de reclassering uit te voeren;
8. de veroordeelde houdt frequent contact met de toezichthouder van de reclassering, waarbij de frequentie door de reclassering wordt bepaald en waarbij de veroordeelde de reclassering informeert over de leefgebieden die de reclassering wenselijk acht;
9. er geldt een algeheel middelenverbod; alcohol, cocaïne, speed, cannabis etcetera. De veroordeelde verleent zijn medewerking aan urinecontroles die het doel hebben om eventueel middelengebruik op te sporen;
10. de veroordeelde houdt de reclassering op de hoogte van een eventuele wijzigingen in de leefsituatie en woonsituatie en/ of andere relevante wijzigingen in zijn omgeving/gedrag;
11. de veroordeelde geeft toestemming aan medewerkers van de reclassering en aan de behandelende zorginstanties om informatie over hem uit te wisselen en is bereid om in overleg tot nadere afspraken te komen;
12. de veroordeelde geeft inzicht in zijn vrienden- en kennissenkring. Hij geeft openheid van zaken over zijn partnerrelatie en verleent de reclassering toestemming met zijn partner te spreken. Wanneer geïndiceerd zal de veroordeelde meewerken aan relatiegesprekken;
13. de veroordeelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de opgelegde maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
6.606,06(zegge: zesduizend zeshonderdzes euro en zes cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 juli 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 6.606,06 (zegge: zesduizend zeshonderdzes euro en zes cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 68 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 3.606,06 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2018.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.