ECLI:NL:RBNNE:2018:3630
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering tot achterwege laten van voorwaardelijke invrijheidstelling
Op 17 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarbij de officier van justitie een vordering had ingediend om de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde achterwege te laten. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de einddatum van de detentie van de veroordeelde niet bekend was. De veroordeelde was namelijk preventief gehecht in het kader van een nieuwe strafzaak, waardoor de rechtbank niet kon beoordelen of de vordering tijdig was ingediend. De officier van justitie had op 8 augustus 2018 gevorderd dat de voorwaardelijke invrijheidstelling zou worden uitgesteld, onder verwijzing naar het hoge recidiverisico en de weigering van de veroordeelde om mee te werken aan onderzoek. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de veroordeelde sinds 15 februari 2018 in voorlopige hechtenis zat en dat de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling niet kon worden vastgesteld zolang deze voorlopige hechtenis voortduurde. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de officier van justitie prematuur was en dat er geen basis was om de vordering te beoordelen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.