Op 10 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 27 december 2017 te Veendam. De verdachte werd beschuldigd van roekeloos rijden, wat zou hebben geleid tot een aanrijding met een fietser, die daarbij zwaar lichamelijk letsel opliep. Tijdens de zitting op 27 augustus 2018 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. G. Bakker, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.
De officier van justitie vorderde veroordeling op basis van de tenlastelegging, waarbij hij stelde dat de verdachte te hard had gereden in een situatie die dat niet toeliet. De verdediging betoogde echter dat er onvoldoende bewijs was voor de snelheid van de verdachte en dat de getuigenverklaringen niet betrouwbaar waren. De rechtbank oordeelde dat er geen objectieve bewijsmiddelen waren die de snelheid van de verdachte konden bevestigen en dat de conclusie van de officier van justitie niet voldoende onderbouwd was.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het veroorzaken van gevaar op de weg door onoplettendheid, wel bewezen. De rechtbank legde een taakstraf op van 25 uren, subsidiair 12 dagen vervangende hechtenis, en oordeelde dat er geen voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid nodig was, gezien de andere bewezenverklaring. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters.