ECLI:NL:RBNNE:2018:3614

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 september 2018
Publicatiedatum
7 september 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 255
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering na beoordeling van arbeidsongeschiktheid en medische beperkingen

Op 6 september 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een huishoudelijk medewerker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld vanwege chronische darmklachten. Het primaire besluit van 25 juli 2017, waarin haar aanvraag werd afgewezen, werd door het Uwv gehandhaafd in het bestreden besluit van 27 november 2017. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 26 juli 2018 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat niet alle beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) zijn meegenomen. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen P.J. English-Bijlsma en M.J. de Lange beoordeeld, die concludeerden dat eiseres meer dan 65% van haar loon kan verdienen en dat er geen indicatie is voor een WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsartsen zorgvuldig was en dat de door eiseres aangedragen argumenten niet voldoende waren om aan te nemen dat haar beperkingen niet juist waren vastgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit zorgvuldig was voorbereid en dat het Uwv op goede gronden heeft geweigerd eiseres met ingang van 29 augustus 2017 in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 18/255

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2018 in de zaak tussen

[naam] , te Leeuwarden, eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: P.J. Langius).

Procesverloop

Bij besluit van 25 juli 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij per 29 augustus 2017 geen uitkering krijgt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 27 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juli 2018. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft zich op 1 september 2015 in verband met chronische darmklachten ziekgemeld voor haar werk. Eiseres was werkzaam als huishoudelijk medewerker gedurende 9 uren per week bij Stichting Reik. Dit bedrijf is eigenrisicodrager.
2. Op 7 juni 2017 heeft verweerder een aanvraag voor een WIA-uitkering van eiseres ontvangen. In het kader van de beoordeling van deze aanvraag heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Op basis van deze onderzoeken heeft verweerder geconcludeerd dat sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden, maar dat eiseres meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarom komt eiseres niet in aanmerking voor een WIA-uitkering.
3. Eiseres voert aan dat in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die is opgesteld door de verzekeringsarts, naar haar mening niet alle beperkingen zijn meegenomen. Dit heeft zowel te maken met items die niet als beperkt zijn aangemerkt als met items die beperkt zijn aangemerkt, waarbij er volgens eiseres sprake is van zwaardere beperkingen. Ook maakt eiseres bezwaar tegen de beoordeling door de arbeidsdeskundige met betrekking tot haar arbeidsongeschiktheidspercentage.
4. Verweerder heeft zijn besluiten gebaseerd op een rapport van 17 juli 2017 van verzekeringsarts P.J. English-Bijlsma en een rapport van 24 november 2017 van verzekeringsarts bezwaar en beroep M.J. de Lange. English-Bijlsma heeft overwogen dat er in het kader van de WIA-beoordeling geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, noch bestaat er, gezien de aard en ernst van de aandoening en de huidige daginvulling, een indicatie voor een duurbeperking. Volgens English-Bijlsma is eiseres beperkt op het vlak van persoonlijk functioneren, te weten voor veelvuldige deadlines en productiepieken, waarbij zij met name is aangewezen op een duidelijke taakomschrijving en taakbegrenzing. Ook is eiseres beperkt voor fysiek zwaardere belasting zoals zwaar tillen en dragen, duwen en trekken en dienen zitten, staan en lopen regelmatig afgewisseld te worden. English-Bijlsma overweegt verder dat eiseres werkzaamheden dient te kunnen onderbreken voor toiletbezoek, wat soms mogelijk iets vaker kan zijn dan gebruikelijk. De conclusie van English-Bijlsma is dat er sprake is van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek en zij heeft voor eiseres beperkingen vastgelegd in een FML. De Lange beschikte over informatie van de behandelaars van eiseres en heeft geconcludeerd dat er geen verzekeringsgeneeskundige argumenten zijn om af te wijken van het oordeel van English-Bijlsma. Volgens De Lange is in de FML voldoende rekening gehouden met de bij eiseres bestaande beperkingen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich heeft kunnen baseren op de rapporten van English-Bijlsma en De Lange. English-Bijlsma heeft eiseres haar verhaal laten doen. Verder heeft zij het dossier bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur van 17 juli 2017. English-Bijlsma vond het niet nodig om informatie te vragen aan de artsen van eiseres, omdat voldoende informatie aanwezig was om tot een zorgvuldig oordeel te kunnen komen. Ook De Lange heeft het dossier bestudeerd, de hoorzitting bijgewoond en eiseres onderzocht op 26 oktober 2017. De rapporten van English-Bijlsma en De Lange zijn begrijpelijk en inzichtelijk gemotiveerd.
6. De rechtbank ziet, zonder af te doen aan de door eiseres ervaren klachten, geen
aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsartsen en om aan te nemen dat in de FML van 17 juli 2017 onvoldoende rekening zou zijn gehouden met de beperkingen van eiseres. De door eiseres in beroep genoemde beperkingen, die volgens haar niet zijn meegenomen in de FML of waarvoor zij meer beperkt moet worden geacht dan is aangenomen, zijn gebaseerd op haar eigen ervaring. De rechtbank heeft kennis genomen van de door eiseres ter zitting overgelegde beschrijving van haar dagelijkse bestaan en heeft op zitting ook wel gezien dat eiseres grote moeite heeft met het feit dat verweerder haar situatie heel anders inschat dan zij die zelf beleeft. De rechtbank heeft begrip voor deze gevoelens van eiseres, maar benadrukt dat volgens de wettelijke criteria klachten, hoe ernstig deze ook worden ervaren, moeten worden vertaald in medisch objectiveerbare beperkingen. Op dat punt is de rechtbank, zoals zij boven heeft overwogen, van oordeel dat verweerder die beperkingen in de FML juist heeft neergelegd. Deze beroepsgrond van eiseres faalt.
7. Eiseres voert verder in beroep aan dat zij bezwaar maakt tegen de beoordeling door de arbeidsdeskundige met betrekking tot haar arbeidsongeschiktheidspercentage. Op zitting heeft zij desgevraagd verduidelijkt dat zij geen 40 uren per week kan werken maar dat verweerder hier wel vanuit gaat bij de functies die zijn geduid.
8. Verweerder heeft zich voor zijn arbeidskundige standpunt gebaseerd op het rapport van 24 juli 2017 van arbeidsdeskundige J. Eerhart en heeft in het bestreden besluit de arbeidskundige aspecten heroverwogen. Op grond hiervan concludeert verweerder dat eiseres in staat moet worden geacht de geduide functies te verrichten en dat de mate van arbeidsongeschiktheid juist is vastgesteld.
9. De rechtbank volgt op dit punt de conclusies van de arbeidsdeskundige, nu deze begrijpelijk en goed gemotiveerd zijn. Eiseres komt in beroep niet met concrete gegevens op grond waarvan kan worden geoordeeld dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage niet juist zou zijn. In reactie op de stelling van eiseres dat zij geen 40 uren per week kan werken heeft verweerder op zitting aangegeven dat er door de arbeidsdeskundige geen rekening is gehouden met het aantal te werken uren, omdat er door de verzekeringsartsen geen urenbeperking is aangenomen. Dit betekent echter niet dat eiseres meer uren zou moeten werken dan dat zij voorheen deed. Ook deze beroepsgrond van eiseres faalt.
10. Het vorenstaande dient naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit zorgvuldig is voorbereid en dat verweerder op goede gronden heeft geweigerd eiseres met ingang van 29 augustus 2017 in aanmerking te brengen voor een WIA-uitkering.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Maring, rechter, in aanwezigheid van H.M. Eleveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 september 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.