Bij beschikking van 19 februari 2016 zijn alle kinderen voorlopig onder toezicht gesteld en werd de eerste machtiging tot uithuisplaatsing verleend.
Op 2 mei 2016 rapporteerde de Raad. In dat rapport is onder meer informatie verwerkt van het Jugendamt Berlijn over de periode 2010-2013 en over de staat waarin de woning van ouders in februari 2016 door de politie werd aangetroffen. Ook is informatie verwerkt afkomstig van de gezinsvoogden. Vermeld wordt dat de gezinsvoogden grote zorgen hebben over de opvoedingssituatie van de kinderen bij de ouders thuis en dat zij zich afvragen of zij nog wel weer bij één van de ouders kunnen wonen. Dat zou betekenen dat de gezinsvoogden op zoek moeten naar perspectief biedende pleeggezinnen, aldus het rapport. De ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing is daarna definitief uitgesproken.
Bij beschikking van 3 mei 2017 zijn ondertoezichtstellingen en machtigingen uithuisplaatsing verlengd tot 18 november 2017. De beschikking meldt dat de GI nog veel vragen heeft over de opvoeding en verzorging van de kinderen en dat er zorgen zijn over wat de kinderen hebben meegemaakt. Onder meer wordt de vraag opgeroepen of de problemen die gezien worden geheel of gedeeltelijk cultureel bepaald zijn. De beschikking meldt ook dat moeder met de kinderen bij Accare is geweest en dat het verslag van Accare heel positief is. De GI gaat inzetten op terugplaatsing van de kinderen bij moeder. Moeder zal een grotere woning in Duitsland krijgen nu vaststaat dat de kinderen bij haar terugkeren, meldt de beschikking als mededeling van de GI.
Op 14 juni 2017 diende de GI voor alle kinderen een verzoek toestemming tot wijziging in het verblijf in het kader van de ondertoezichtstelling in. De GI achtte moeder in staat om de opvoeding van de vier kinderen weer op zich te nemen en wilde de kinderen in de zomer bij moeder thuis plaatsen zodat ze 4 augustus 2017 in Duitsland op school zouden kunnen starten.
Bij beschikking van 5 juli 2017 is dat verzoek door de kinderrechter afgewezen. De beschikking meldt dat de GI meent dat moeder leerbaar is. De zorgen die destijds zijn geuit zijn volgens de GI voornamelijk uit de relatie tussen ouders voortgekomen. Moeder heeft daar niet tegen kunnen opboksen. De GI twijfelt niet aan de expertise van Accare. Moeder heeft aan haar persoonlijke problematiek gewerkt en heeft met behulp van hulpverlening haar opvoedingsvaardigheden vergroot. De kinderrechter was daar nog niet van overtuigd en motiveert waarom wordt geoordeeld dat het besluit de kinderen terug te plaatsen te vroeg is genomen. De kinderrechter motiveert waarom wordt geoordeeld dat het verslag van Accare de beslissing niet kan dragen en waarom met een onderzoek van die beperkte omvang door deze instantie niet kan worden volstaan.
Bij beschikking van 8 november 2017 is de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing voor alle kinderen verlengd tot 18 augustus 2018 en is door de kinderrechter opdracht gegeven voor onderzoek door het NIFP. De GI had geen aanvullend onderzoek laten doen, achtte dat niet nodig en was het niet eens met de kinderrechter. Andere mogelijkheden tot onderzoek zijn wel overwogen, maar dan zouden financiële hiaten ontstaan.
Na ontvangst van de rapporten van het NIFP is aanleiding gezien om de zaak verder meervoudig te behandelen. Voor de leesbaarheid wordt in deze beschikking gekozen voor "de rechtbank" in plaats van "de meervoudige kamer" of "de kinderrechters".
Ter zitting van 16 juli 2018 zijn de door de psycholoog opgestelde rapporten en de gegeven adviezen besproken. Ter zitting werd door de GI gesteld dat de GI meer waarde hecht aan de bevindingen van Accare en nog steeds inzet op terugplaatsing van zowel (Kind B) als (Kind C) en (Kind D). Dat de GI niet inzet op terugplaatsing van (Kind A) wordt ingegeven door de wens van (Kind A) om in het pleeggezin te blijven wonen en de instemming van moeder met een verder verblijf in het pleeggezin.
Ter zitting van 31 juli 2018 werd namens de GI medegedeeld dat de casus na ontvangst van de reactie van de Raad op de rapporten van het NIFP nogmaals in een Multi Disciplinair Overleg was besproken. De GI was naar aanleiding daarvan van standpunt veranderd. De GI is er niet meer van overtuigd dat er kinderen terug kunnen worden geplaatst bij moeder en dat geldt ook voor (Kind C) en (Kind D). De GI denkt dat nader onderzoek nodig is, maar kon ter zitting niet benoemen welk onderzoek men dan wil (laten) doen.
De GI had verzuimd om moeder of tenminste haar advocaat voor de zitting op de hoogte te brengen van die wijziging in het standpunt. Moeder werd daar ter zitting door overvallen. De rechtbank heeft de behandeling ter zitting enige tijd onderbroken om moeder en haar advocaat de gelegenheid te geven voor overleg. De rechtbank heeft ter zitting al uitgesproken er geen begrip voor te hebben dat de GI moeder niet voor de zitting op de hoogte heeft gesteld dat het standpunt ingrijpend anders zou zijn dan anderhalve week eerder. Bijster zorgvuldig is dit niet geweest. Een telefoontje naar moeders advocaat, die voor de rechtbank goed bereikbaar bleek bij het organiseren van de zitting van 31 juli, was een kleine moeite geweest en dat had moeder gezien de geschetste voorgeschiedenis ook mogen verwachten. Dat de GI van standpunt is veranderd is niet waar de rechtbank over valt, de manier waarop de GI moeder daar pas op zitting mee heeft geconfronteerd acht de rechtbank onzorgvuldig. Ter zitting werd ook al wel duidelijk dat moeders vertrouwen in de GI een gevoelige knauw heeft opgelopen.