1.8.Eisers hebben bij brief van 24 oktober 2017 gereageerd. Voor zover van belang hebben zij het volgende aangevoerd en toegelicht.
Zij hebben nog ontbrekende bankafschriften overgelegd. De bankrekening met nummer [nummer bankrekening] ten name van eiser heeft eiser pas vanaf 1 juni 2016 geopend en daarom kan hij alleen vanaf deze datum afschriften overleggen.
Voorts hebben eisers een overzicht gegeven van de leningen die zij hebben ontvangen. Zij geven aan dat zij ook geld contact hebben ontvangen, omdat het vanwege roodstand op de bankrekeningen niet meer mogelijk was om geld op te nemen. Eisers stellen echter dat de meeste geldbedragen traceerbaar zijn.
Wat betreft de auto’s geldt dat eiser een Opel heeft gekocht voor € 1.400,- van geld dat hij geleend heeft van [naam] . Dit blijkt uit de overschrijvingen van 24 mei 2013, 7 januari 2014 en 16 mei 2014. Deze Opel heeft eiser ingeruild voor een Ford met een waarde van
€ 1.600,-, waarvoor hij de opbrengst van de Opel heeft gebruikt.
Uit de bankafschriften van eisers blijkt welk inkomen eisers over de periode van november 2015 tot en met september 2017 hebben gehad. Zo hebben zij huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderbijslag ontvangen. Voorts leven zij van de leningen die hun familie en hun vrienden hen verstrekken.
Uit de bankafschriften blijkt, anders dan verweerder stelt, dat er betalingen zijn gedaan voor huur, water, gas, licht, verzekering, waterschapslasten en gemeentelijke lasten en dergelijke. Ook zijn er contante opnames waarvan de boodschappen betaald worden. Eisers hebben ook bij de ouders van eiseres gegeten, zodat zij geen kosten voor eten hadden. Eisers proberen zo zuinig mogelijk te leven om niet in financiële problemen te raken, welke inmiddels wel zijn ontstaan door de vele schulden die zij hebben moeten maken.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard en de primaire besluiten tot afwijzing van de bijstandsaanvragen gehandhaafd. Verweerder blijft zich op het standpunt stellen dat eisers onvoldoende inzicht hebben verschaft in hun financiële situatie en daarmee niet hebben voldaan aan de op hen rustende inlichtingenverplichting met als gevolg dat verweerder het recht op bijstand over de periode van 23 november 2015 tot 15 september 2017 niet kan vaststellen.
Wat betreft de rekening van eiser blijkt dat er op 1 juni 2016 al een saldo was van € 93,46. Verweerder leidt hieruit af dat de rekening al bestond op 1 juni 2016. Eiser heeft niet, zoals verzocht, een openingsbewijs verstrekt waaruit blijkt wanneer de rekening is geopend. Voorts hebben eisers leenovereenkomsten overgelegd van de leningen die zij zijn aangegaan. Verweerder heeft echter vastgesteld dat de bedragen niet (volledig) zijn terug te vinden in de bankafschriften. Verweerder heeft eisers verzocht om de bankafschriften van de geldverstrekkers om de geldleningen aannemelijk te maken, maar heeft deze niet van eisers ontvangen.
Ook heeft verweerder vastgesteld dat eiser een aankoopbewijs van de Opel heeft overgelegd, maar stelt verweerder zich op het standpunt dat niet valt te begrijpen dat pas meer dan een jaar na ontvangst van de leningen van [naam] ten bedrage van in totaal
€ 1.400,- precies van dit bedrag een auto zou zijn gekocht. Verder stellen eisers dat de Opel is ingeruild voor de Ford, maar verweerder heeft opgemerkt dat dit niet blijkt uit de aankoopnota waar eisers naar verwijzen.
Gelet op het voorgaande hebben eisers niet alle gevraagde informatie verstrekt, ondanks twee verzoeken daartoe van verweerder. Voorts hebben eisers geen overzichten verstrekt van hun maandelijkse lasten en inkomsten over de periode van november 2015 tot en met september 2017. Bovendien kan op grond van de wel door eisers verstrekte informatie worden aangenomen dat eisers hebben beschikt over overige middelen waar geen inzicht in is verleend. Eisers hebben niet aangetoond dat de kosten voor levensonderhoud zijn voldaan uit het bedrag aan leningen ter hoogte van € 7.485,- dat niet traceerbaar is op de bankafschriften. Uit informatie van het Nibud blijkt dat dit niet mogelijk is. De omstandigheid dat eisers ook wel bij hun ouders hebben gegeten is onvoldoende om het tekort aan financiële middelen voor het levensonderhoud te verklaren.
3. Eisers stellen in beroep dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat eisers onvoldoende inzicht hebben verschaft in hun financiële situatie en dat zij daarom niet hebben voldaan aan hun inlichtingenplicht. Eisers hebben alle in hun bezit zijnde financiële gegevens overgelegd, waaruit voldoende kan worden afgeleid hoe hun financiële situatie is geweest. Uit hun bankafschriften kunnen hun inkomsten en uitgaven worden vastgesteld. Voor zover dit niet kan, komt dit doordat deze betalingen dan wel ontvangsten contant zijn geschied. Voor zover eisers hier nog bewijzen van hebben, hebben zij die overgelegd. Eisers verwijzen naar de toelichting in de brief van 24 oktober 2017.
4. De rechtbank overweegt dat het in het kader van de bijstandsaanvragen van eisers aan eisers is om aan te tonen dat zij in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, om het recht op bijstand te kunnen vaststellen, van eisers kunnen verlangen dat zij de door verweerder gevraagde informatie verstrekken. De rechtbank stelt vast dat eisers niet alle gevraagde informatie hebben verstrekt. De rechtbank wijst op het ontbreken van het openingsbewijs van de bankrekening van eiser, waardoor voor verweerder niet valt te controleren of, zoals eiser heeft gesteld, de bankrekening pas op 1 juni 2016 is geopend dan wel dat de rekening daarvoor ook al bestond. Voorts heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eisers geen deugdelijke verklaring hebben gegeven over de aankoop van de motorvoertuigen. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers niet inzichtelijk hebben gemaakt dat de door eisers ontvangen leningen corresponderen met overschrijvingen dan wel contante opnamen van de leningverstrekkers. Verder hebben eisers naar het oordeel van de rechtbank niet in afdoende mate voldaan aan het verzoek een overzicht te geven van hun maandelijkse inkomsten en uitgaven in de periode van november 2015 tot en met september 2017. Uit het voorgaande volgt dat eisers niet hebben aangetoond waar zij in de in geding zijnde periode van hebben geleefd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de informatie van het Nibud waarnaar hij heeft verwezen, de verklaring van eisers, dat zij hebben geleefd van de toeslagen van de Belastingdienst en van leningen, niet afdoende hoeven achten. Ook de enkele stelling dat eisers bij familie hebben gegeten, heeft verweerder niet tot een ander standpunt hoeven brengen.
5. Gelet op het voorgaande hebben eisers niet voldaan aan de inlichtingenplicht. Verweerder heeft daardoor het recht op bijstand niet kunnen vaststellen. Verweerder heeft de aanvragen terecht afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.