ECLI:NL:RBNNE:2018:3498

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
LEE 18-361
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet met schending inlichtingenplicht

In deze zaak hebben eisers, die een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (PW) hebben aangevraagd, hun aanvragen niet kunnen onderbouwen. De rechtbank Noord-Nederland heeft op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in de bodemzaak, waarin de aanvragen van eisers voor bijstandsuitkeringen van 13 september 2016, 28 september 2016, 7 november 2016 en 13 maart 2017 zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eisers niet hebben aangetoond waar zij in de in geding zijnde periode van hebben geleefd, wat leidt tot een schending van de inlichtingenplicht. De verweerder, het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa, heeft de aanvragen afgewezen omdat eisers onvoldoende inzicht hebben gegeven in hun financiële situatie. Dit is bevestigd door eerdere uitspraken van de rechtbank, waarin werd geoordeeld dat eisers niet met objectieve en verifieerbare gegevens hebben aangetoond hoe zij in hun levensonderhoud hebben voorzien. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers niet alle gevraagde informatie hebben verstrekt, waaronder een overzicht van hun maandelijkse inkomsten en uitgaven. De rechtbank concludeert dat de aanvragen terecht zijn afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 18/361

uitspraak van de meervoudige kamer van 25 juli 2018 in de zaak tussen

[eisers] ,te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. J.W. Brouwer),
en
het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa, verweerder
(gemachtigden: J.W. Heidergott en R.W. Kiewiet).

Procesverloop

Bij besluit van 23 september 2016 heeft verweerder de aanvraag van eisers voor een uitkering op grond van de Participatiewet (PW) van 13 september 2016 afgewezen. Bij besluit van 2 november 2016 heeft verweerder het bezwaar van eisers kennelijk ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen deze beslissing op bezwaar beroep ingesteld. Dit beroep staat geregistreerd onder zaaknummer LEE 17/175.
Bij besluit van 19 oktober 2016 heeft verweerder de aanvragen van eisers voor een uitkering ingevolge de PW van 28 september 2016 afgewezen. Bij besluit van 6 december 2016 heeft verweerder de aanvraag van eisers voor een uitkering ingevolge de PW van 7 november 2016 afgewezen. Bij besluit van 7 februari 2017 heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de besluiten van 19 oktober 2016 en 6 december 2016 kennelijk ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen deze beslissing op bewaar beroep ingesteld. Dit beroep staat geregistreerd onder zaaknummer LEE 17/644.
Bij besluit van 18 april 2017 heeft verweerder de aanvragen van eisers voor een uitkering op grond van de PW van 13 maart 2017 en de aanvragen van eisers voor bijzondere bijstand op grond van de PW van 19 maart 2017 afgewezen. Bij besluit van 13 juni 2017 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 18 april 2017 kennelijk ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld. Dit beroep staat geregistreerd onder zaaknummer LEE 17/2563.
Bij uitspraak van 23 augustus 2017 heeft de rechtbank de tegen voormelde beslissingen op bezwaar van 2 november 2016 en 7 februari 2017 ingediende beroepen gegrond verklaard, deze beslissingen op bezwaar vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak (LEE 17/175 en LEE 17/644).
Bij besluit van 19 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 23 augustus 2017 de bezwaren van eisers tegen de besluiten van 23 september 2016, 19 oktober 2016, 6 december 2016 en 18 april 2017 ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen deze beslissing op bezwaar beroep ingediend op 29 januari 2018.
De gronden van beroep zijn ingediend op 8 maart 2018.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend op 5 april 2018.
Op 17 april 2018 is het beroep met zaaknummer LEE 17/2563 ter zitting van de rechtbank behandeld. Verweerder heeft ter zitting de beslissing op bezwaar van 13 juni 2017 ingetrokken, omdat het besluit van 19 december 2017 daarvoor in de plaats is gekomen. Eisers hebben het beroep met zaaknummer LEE 17/2563 daarop ingetrokken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eisers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij uitspraak van 3 januari 2017 (LEE 16/2123) heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder terecht de bijstandsuitkering van eisers over de periode van 1 mei 2009 tot en met 1 oktober 2015 heeft ingetrokken en van eisers heeft teruggevorderd.
1.2.
Voorts heeft de rechtbank bij uitspraak van 3 januari 2017 (LEE 16/1883) geoordeeld dat verweerder terecht de bijstandsaanvraag van eisers van 23 november 2015 heeft afgewezen, omdat eisers niet met objectieve en verifieerbare gegevens hebben aangetoond hoe zij in hun levensonderhoud hebben kunnen voorzien en het daardoor niet duidelijk is of zij in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeren.
1.3.
In de onderhavige procedure gaat het om de aanvragen voor een bijstandsuitkering van eisers van 13 september 2016, 28 september 2016, 7 november 2016 en 13 maart 2017.
1.4.
De rechtbank heeft in de uitspraak van 23 augustus 2017 (LEE 17/175 en LEE 17/644) de beroepen van eisers tegen de beslissingen op bezwaar, waarbij de afwijzende beslissingen op de aanvragen zijn gehandhaafd, gegrond verklaard, de beslissingen op bezwaar vernietigd en bepaald dat verweerder nieuwe beslissingen op bezwaar moet nemen met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet uitgesloten is dat eisers thans in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeren en dat verweerder niet zonder meer kan blijven verwijzen naar de omstandigheid dat eisers ten tijde van de intrekking en terugvordering van de eerdere uitkering geen duidelijkheid hebben verschaft over de inkomsten van eiser in de periode van 20 november 2010 tot 1 oktober 2015. De rechtbank heeft, voor zover van belang, overwogen dat eisers ter ondersteuning van hun stelling dat zij bijstand nodig hebben een compleet overzicht dienen te geven van de wijze waarop zij sinds de intrekking van de uitkering in hun levensonderhoud hebben voorzien. De rechtbank heeft in dit verband verwezen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4061).
1.5.
Verweerder heeft eisers bij brief van 13 september 2017 verzocht voor 4 oktober 2017 gegevens in te dienen over de periode van 23 november 2015 tot 15 september 2017.
1.6.
Eisers hebben op 3 oktober 2017 verschillende gegevens overgelegd.
1.7.
Bij brief van 11 oktober 2017 heeft verweerder eisers bericht dat zij niet alle gevraagde inlichtingen hebben gegeven die noodzakelijk zijn om het recht op bijstand te kunnen vaststellen. Verweerder heeft eisers verzocht de gegevens alsnog voor 26 oktober 2017 in te leveren.
1.8.
Eisers hebben bij brief van 24 oktober 2017 gereageerd. Voor zover van belang hebben zij het volgende aangevoerd en toegelicht.
Zij hebben nog ontbrekende bankafschriften overgelegd. De bankrekening met nummer [nummer bankrekening] ten name van eiser heeft eiser pas vanaf 1 juni 2016 geopend en daarom kan hij alleen vanaf deze datum afschriften overleggen.
Voorts hebben eisers een overzicht gegeven van de leningen die zij hebben ontvangen. Zij geven aan dat zij ook geld contact hebben ontvangen, omdat het vanwege roodstand op de bankrekeningen niet meer mogelijk was om geld op te nemen. Eisers stellen echter dat de meeste geldbedragen traceerbaar zijn.
Wat betreft de auto’s geldt dat eiser een Opel heeft gekocht voor € 1.400,- van geld dat hij geleend heeft van [naam] . Dit blijkt uit de overschrijvingen van 24 mei 2013, 7 januari 2014 en 16 mei 2014. Deze Opel heeft eiser ingeruild voor een Ford met een waarde van
€ 1.600,-, waarvoor hij de opbrengst van de Opel heeft gebruikt.
Uit de bankafschriften van eisers blijkt welk inkomen eisers over de periode van november 2015 tot en met september 2017 hebben gehad. Zo hebben zij huurtoeslag, zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderbijslag ontvangen. Voorts leven zij van de leningen die hun familie en hun vrienden hen verstrekken.
Uit de bankafschriften blijkt, anders dan verweerder stelt, dat er betalingen zijn gedaan voor huur, water, gas, licht, verzekering, waterschapslasten en gemeentelijke lasten en dergelijke. Ook zijn er contante opnames waarvan de boodschappen betaald worden. Eisers hebben ook bij de ouders van eiseres gegeten, zodat zij geen kosten voor eten hadden. Eisers proberen zo zuinig mogelijk te leven om niet in financiële problemen te raken, welke inmiddels wel zijn ontstaan door de vele schulden die zij hebben moeten maken.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard en de primaire besluiten tot afwijzing van de bijstandsaanvragen gehandhaafd. Verweerder blijft zich op het standpunt stellen dat eisers onvoldoende inzicht hebben verschaft in hun financiële situatie en daarmee niet hebben voldaan aan de op hen rustende inlichtingenverplichting met als gevolg dat verweerder het recht op bijstand over de periode van 23 november 2015 tot 15 september 2017 niet kan vaststellen.
Wat betreft de rekening van eiser blijkt dat er op 1 juni 2016 al een saldo was van € 93,46. Verweerder leidt hieruit af dat de rekening al bestond op 1 juni 2016. Eiser heeft niet, zoals verzocht, een openingsbewijs verstrekt waaruit blijkt wanneer de rekening is geopend. Voorts hebben eisers leenovereenkomsten overgelegd van de leningen die zij zijn aangegaan. Verweerder heeft echter vastgesteld dat de bedragen niet (volledig) zijn terug te vinden in de bankafschriften. Verweerder heeft eisers verzocht om de bankafschriften van de geldverstrekkers om de geldleningen aannemelijk te maken, maar heeft deze niet van eisers ontvangen.
Ook heeft verweerder vastgesteld dat eiser een aankoopbewijs van de Opel heeft overgelegd, maar stelt verweerder zich op het standpunt dat niet valt te begrijpen dat pas meer dan een jaar na ontvangst van de leningen van [naam] ten bedrage van in totaal
€ 1.400,- precies van dit bedrag een auto zou zijn gekocht. Verder stellen eisers dat de Opel is ingeruild voor de Ford, maar verweerder heeft opgemerkt dat dit niet blijkt uit de aankoopnota waar eisers naar verwijzen.
Gelet op het voorgaande hebben eisers niet alle gevraagde informatie verstrekt, ondanks twee verzoeken daartoe van verweerder. Voorts hebben eisers geen overzichten verstrekt van hun maandelijkse lasten en inkomsten over de periode van november 2015 tot en met september 2017. Bovendien kan op grond van de wel door eisers verstrekte informatie worden aangenomen dat eisers hebben beschikt over overige middelen waar geen inzicht in is verleend. Eisers hebben niet aangetoond dat de kosten voor levensonderhoud zijn voldaan uit het bedrag aan leningen ter hoogte van € 7.485,- dat niet traceerbaar is op de bankafschriften. Uit informatie van het Nibud blijkt dat dit niet mogelijk is. De omstandigheid dat eisers ook wel bij hun ouders hebben gegeten is onvoldoende om het tekort aan financiële middelen voor het levensonderhoud te verklaren.
3. Eisers stellen in beroep dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat eisers onvoldoende inzicht hebben verschaft in hun financiële situatie en dat zij daarom niet hebben voldaan aan hun inlichtingenplicht. Eisers hebben alle in hun bezit zijnde financiële gegevens overgelegd, waaruit voldoende kan worden afgeleid hoe hun financiële situatie is geweest. Uit hun bankafschriften kunnen hun inkomsten en uitgaven worden vastgesteld. Voor zover dit niet kan, komt dit doordat deze betalingen dan wel ontvangsten contant zijn geschied. Voor zover eisers hier nog bewijzen van hebben, hebben zij die overgelegd. Eisers verwijzen naar de toelichting in de brief van 24 oktober 2017.
4. De rechtbank overweegt dat het in het kader van de bijstandsaanvragen van eisers aan eisers is om aan te tonen dat zij in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, om het recht op bijstand te kunnen vaststellen, van eisers kunnen verlangen dat zij de door verweerder gevraagde informatie verstrekken. De rechtbank stelt vast dat eisers niet alle gevraagde informatie hebben verstrekt. De rechtbank wijst op het ontbreken van het openingsbewijs van de bankrekening van eiser, waardoor voor verweerder niet valt te controleren of, zoals eiser heeft gesteld, de bankrekening pas op 1 juni 2016 is geopend dan wel dat de rekening daarvoor ook al bestond. Voorts heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eisers geen deugdelijke verklaring hebben gegeven over de aankoop van de motorvoertuigen. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers niet inzichtelijk hebben gemaakt dat de door eisers ontvangen leningen corresponderen met overschrijvingen dan wel contante opnamen van de leningverstrekkers. Verder hebben eisers naar het oordeel van de rechtbank niet in afdoende mate voldaan aan het verzoek een overzicht te geven van hun maandelijkse inkomsten en uitgaven in de periode van november 2015 tot en met september 2017. Uit het voorgaande volgt dat eisers niet hebben aangetoond waar zij in de in geding zijnde periode van hebben geleefd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de informatie van het Nibud waarnaar hij heeft verwezen, de verklaring van eisers, dat zij hebben geleefd van de toeslagen van de Belastingdienst en van leningen, niet afdoende hoeven achten. Ook de enkele stelling dat eisers bij familie hebben gegeten, heeft verweerder niet tot een ander standpunt hoeven brengen.
5. Gelet op het voorgaande hebben eisers niet voldaan aan de inlichtingenplicht. Verweerder heeft daardoor het recht op bijstand niet kunnen vaststellen. Verweerder heeft de aanvragen terecht afgewezen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.W.J. Vinkes, voorzitter, en mrs. C.H. de Groot en
R.B. Maring, leden, in aanwezigheid van mr. M.J.C. ten Hoopen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2018.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.