Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
28 augustus 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
Tenlastelegging
Beoordeling van het bewijs
De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Het verhaal van [slachtoffer] vindt volgens de officier van justitie voldoende steun in andere bewijsmiddelen, te weten de verklaringen van [getuige] , het vriendinnetje dat die middag met [slachtoffer] aan het spelen was. [getuige] heeft verdachte ook gezien en heeft een beschrijving van de dader gegeven die overeenkomt met het signalement dat [slachtoffer] heeft gegeven. Voorts heeft de moeder van [slachtoffer] verklaard over de gemoedstoestand van haar dochter. Zij was volgens moeder erg overstuur en huilde toen ze na het voorval, rond 16:00 uur thuis kwam, hetgeen past bij wat haar zou zijn overkomen.
Voorts blijkt dat de telefoon van verdachte om 16:05 uur, contact maakt met een zendmast te Hoogeveen welke is gelegen in de nabijheid van de locatie waar [slachtoffer] is aangerand.
Tot slot heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de historische telefoongegevens van verdachte blijkt dat er op 11 maart 2018 tot 16 maart 2018 veelvuldig op het internet zoekvragen zijn gedaan op onder andere 112, burgernet, politie en meldingen in Hoogeveen.
Daarna nemen de zoekvragen af tot na de confrontatie op 25 maart 2018 met de vader van [getuige] . Dan blijkt dat verdachte opnieuw actief is op het internet en daarbij gebruik maakt van de zoektermen; beschuldigt aanranding, valse beschuldiging zedendelict en onterecht beschuldigen kindermisbruik.
Tot slot heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte op 5 december 2017 is veroordeeld voor aanranding van twee jonge meisjes.
Gelet op zijn gedragingen destijds en gelet op het handelen van verdachte in onderhavige zaak is er naar het oordeel van de officier van justitie sprake van een zelfde modus operandi.
Gelet op vorenstaande gaat de officier van justitie daarom geheel uit van de lezing van [slachtoffer] op grond waarvan wettig en overtuigend het primair ten laste gelegde kan worden bewezen.