ECLI:NL:RBNNE:2018:3429

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
18/930045-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van aanranding van minderjarige

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het aanranding van een zesjarig meisje op 11 maart 2018 in Hoogeveen, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken omdat het bewijs niet voldoende wettig en overtuigend was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen niet genoeg steun boden voor een veroordeling. De verdachte ontkende de beschuldigingen en er was geen forensisch bewijs dat hem verbond aan de feiten. De rechtbank concludeerde dat de herkenning van de verdachte door de meisjes op basis van filmbeelden niet betrouwbaar was, gezien de omstandigheden waaronder deze herkenning plaatsvond. De rechtbank oordeelde dat de enkele constatering dat de verdachte op het moment van het delict in de buurt was, niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat het feit niet bewezen was. De rechtbank hefte de voorlopige hechtenis van de verdachte op en verklaarde de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930045-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/930148-17

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

28 augustus 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Overijssel - HvB Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 augustus 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 maart 2018 in de gemeente Hoogeveen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2011, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, een en ander hierin bestaande dat verdachte onverwachts - die [slachtoffer] bij haar kleding heeft vastgepakt en/of - die [slachtoffer] op haar blote buik heeft betast/gewreven en/of - zichtbaar voor die [slachtoffer] , zijn penis tevoorschijn heeft gehaald en/of (vervolgens) over zijn penis heeft gewreven en/of - die [slachtoffer] over haar kleding over haar schaamstreek heeft gewreven/geaaid, hebbende verdachte vorenomschreven feit begaan tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd
gemaakt;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A.
hij op of omstreeks 11 maart 2018 in de gemeente Hoogeveen, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hierin bestaande dat verdachte
- die [slachtoffer] op haar blote buik heeft betast/gewreven en/of
- zichtbaar voor die [slachtoffer] , zijn penis tevoorschijn heeft gehaald en/of (vervolgens) over zijn penis heeft gewreven en/of
- die [slachtoffer] over haar kleding over haar schaamstreek heeft gewreven/geaaid, hebbende verdachte vorenomschreven feit begaan tegen een persoon beneden de leeftijd van achttien jaar en dat feit is voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld, doordat verdachte die [slachtoffer] bij haar kleding heeft vastgepakt;
en/of
B.
hij op of omstreeks 11 maart 2018 in de gemeente Hoogeveen, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2011, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, hierin bestaande dat verdachte
- zichtbaar voor die [slachtoffer] , zijn penis tevoorschijn heeft gehaald en/of (vervolgens) over zijn penis heeft gewreven, hebbende verdachte vorenomschreven feit begaan tegen een persoon bij wie misbruik van een kwetsbare positie werd gemaakt, en/of waarbij dat feit is voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld, doordat verdachte die [slachtoffer] bij haar kleding heeft vastgepakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De officier van justitie heeft aan het voorwaardelijke deel van de straf naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden verbonden zoals die zijn omschreven in het reclasseringsrapport van 12 juli 2018. De officier geeft aan dat één van de bijzondere voorwaarden inhoudt een klinische opname voor de duur van maximaal 12 maanden.
De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De officier van justitie gaat bij haar bewezenverklaring uit van de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ). [slachtoffer] heeft haar verklaring direct na het voorval, op de plaats delict in aanwezigheid van twee gecertificeerde zedenrechercheurs, afgelegd. De verklaring is consistent, authentiek en geloofwaardig en is daarom als betrouwbaar aan te merken.
Het verhaal van [slachtoffer] vindt volgens de officier van justitie voldoende steun in andere bewijsmiddelen, te weten de verklaringen van [getuige] , het vriendinnetje dat die middag met [slachtoffer] aan het spelen was. [getuige] heeft verdachte ook gezien en heeft een beschrijving van de dader gegeven die overeenkomt met het signalement dat [slachtoffer] heeft gegeven. Voorts heeft de moeder van [slachtoffer] verklaard over de gemoedstoestand van haar dochter. Zij was volgens moeder erg overstuur en huilde toen ze na het voorval, rond 16:00 uur thuis kwam, hetgeen past bij wat haar zou zijn overkomen.
Voorts blijkt dat de telefoon van verdachte om 16:05 uur, contact maakt met een zendmast te Hoogeveen welke is gelegen in de nabijheid van de locatie waar [slachtoffer] is aangerand.
Tot slot heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de historische telefoongegevens van verdachte blijkt dat er op 11 maart 2018 tot 16 maart 2018 veelvuldig op het internet zoekvragen zijn gedaan op onder andere 112, burgernet, politie en meldingen in Hoogeveen.
Daarna nemen de zoekvragen af tot na de confrontatie op 25 maart 2018 met de vader van [getuige] . Dan blijkt dat verdachte opnieuw actief is op het internet en daarbij gebruik maakt van de zoektermen; beschuldigt aanranding, valse beschuldiging zedendelict en onterecht beschuldigen kindermisbruik.
Verdachte heeft geen alibi rond de tijd waarop het voorval op 11 maart 2018 heeft plaatsgevonden.
Tot slot heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte op 5 december 2017 is veroordeeld voor aanranding van twee jonge meisjes.
Gelet op zijn gedragingen destijds en gelet op het handelen van verdachte in onderhavige zaak is er naar het oordeel van de officier van justitie sprake van een zelfde modus operandi.
Gelet op vorenstaande gaat de officier van justitie daarom geheel uit van de lezing van [slachtoffer] op grond waarvan wettig en overtuigend het primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdedigingDe raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair tenlastegelegde. Er is in het dossier onvoldoende steunbewijs voor handen op basis waarvan tot een bewezenverklaring kan worden gekomen. Er is daarom niet voldaan aan het bewijsminimum ex artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt ervan verdacht [slachtoffer] , 6 jaar oud, op 11 maart 2018 te Hoogeveen
– kort gezegd – te hebben aangerand. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting het hem ten laste gelegde stellig ontkend.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting dient de rechtbank te beoordelen of voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit het proces-verbaal en de daarin afgelegde verklaringen en processen-verbaal van bevindingen leidt de rechtbank het volgende af.
Op 11 maart 2018 rond 16.15 uur komt de dan 6 jarige [slachtoffer] thuis en vertelt haar moeder over een man in het bosje bij de school, die haar vriendinnetje [getuige] en haar had aangesproken over een zwart hondje Remy dat zoek was. Hij vroeg de meisjes met hem te zoeken en stuurde beide meisjes een andere kant op. De man is met [slachtoffer] meegelopen en heeft haar vastgepakt, wreef met zijn hand over haar (blote) buik en toen over haar broek tussen haar benen. De man haalde zijn piemel “uit de rits” en wreef er over. [slachtoffer] loopt achteruit tegen prikkelbosjes aan, roept “au, au” en kan dan weglopen. Moeder en [slachtoffer] gaan [getuige] zoeken, en gaan dan samen naar [getuige] ’s huis, waar [getuige] ’s moeder thuis is. Beide meisjes doen hun verhaal en komen samen tot een signalement van de man in kwestie.
Op 25 maart 2018 merkt de vader van [getuige] in het bosje bij de school een man op die past binnen het signalement dat de meisjes hebben gegeven. Hij maakt van deze man film- en geluidsopnamen en foto’s van deze man en zijn auto.
Hij toont diezelfde middag de filmfragmenten aan beide meisjes en de meisjes verklaren hierin de man van 11 maart te herkennen.
Na politieonderzoek blijkt de man op de film en foto’s van 25 maart 2018 de verdachte te betreffen. Verdachte is daarop aangehouden. Hij ontkent ten stelligste de man van de gebeurtenissen van 11 maart 2018 te zijn.
De rechtbank trekt de verklaring van [slachtoffer] over hetgeen haar op 11 maart 2018 te Hoogeveen is overkomen, niet in twijfel. De betrouwbaarheid van haar verklaring is dan ook, naar het oordeel van de rechtbank, niet aan de orde.
De verklaring van de moeder van [slachtoffer] over de gemoedstoestand van haar dochter, kort nadat het ten laste gelegde heeft plaatsgevonden, is volstrekt aannemelijk.
Voorts staat niet ter discussie dat het verdachte is geweest van wie door de vader van [getuige] film- en geluidsopnamen en foto’s zijn gemaakt op 25 maart 2018.
De vraag die beantwoord moet worden is of het verdachte is geweest die de ontuchtige handelingen en gedragingen, zoals naar voren gekomen in de verklaring van [slachtoffer] , op 11 maart 2018 heeft gepleegd.
Technisch bewijs ontbreekt in deze zaak. Het forensische DNA onderzoek van het referentie materiaal van het slachtoffer met het DNA profiel van verdachte heeft geen DNA match opgeleverd.
De verbindende schakel tussen beide data, 11 en 25 maart, wordt gevormd door de herkenning door beide meisjes van verdachte als dader van de gebeurtenissen op 11 maart .
Met betrekking tot de herkenning van de meisjes op grond van de filmbeelden overweegt de rechtbank dat de omstandigheden waaronder beide meisjes met die beelden zijn geconfronteerd afbreuk doen aan de betekenis die aan die herkenningen kan worden gehecht. [getuige] is blijkens de verklaring van haar vader gevraagd te kijken naar een opname van een man die veel leek op de man die zij had omschreven van twee weken eerder. [slachtoffer] is door haar moeder gevraagd te kijken naar een filmpje van een meneer; zij moest zeggen of ze die meneer ook kende. De moeder van [slachtoffer] heeft daaraan toegevoegd dat zij niet wist of [getuige] de man op het filmpje herkende.
De rechtbank wijst er in dit verband op dat het herkennen van verdachten aan de hand van een fotoconfrontatie aan strenge regels is gebonden om te voorkomen dat er beïnvloeding van een aangever of getuige plaatsvindt. Deze regels houden onder andere in dat er een confrontatie plaats moet vinden met beelden van meerdere personen en dat degenen die zijn betrokken bij de fotoconfrontatie niet weten wie de verdachte is. Dit om (on)bewuste beïnvloeding te vermijden.
De vraag rijst dan of er meer is dan deze herkenning van de beelden op basis waarvan tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
Met betrekking tot het signalement overweegt de rechtbank dat het door de meisjes opgegeven signalement (kleine man, donkerblauw petje op, bruine zonnebril met ronde glazen, baardje) op verdachte van toepassing zou kunnen zijn, maar onvoldoende specifiek is om het hoogst onaannemelijk te achten dat het een ander zou kunnen betreffen.
Met betrekking tot de mastgegevens is de rechtbank van oordeel dat de enkele constatering dat een door verdachte gebruikte mobiele telefoon een zendmast aanstraalt in de (min of meer directe) omgeving van een plaats delict, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van het aan verdachte ten laste gelegde feit. Het dossier geeft geen exacte informatie inzake het zendbereik van de betreffende mast, maar zeker is dat dit een veel groter gebied bestrijkt dan enkel het bosje waar het misbruik heeft plaatsgevonden
In de dagen van 11 maart zou verdachte voorts op het internet hebben gezocht naar informatie over een mogelijk gepleegd zedenmisdrijf en/of politieactiviteiten daaromtrent. Ook de omstandigheid dat de verdachte deze zoektermen heeft gebruikt op het internet heeft, mede gelet op verdachtes verklaring op dit punt, naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zeggingskracht.
Het voorgaande overziend en in aanmerking genomen dat geen ander (direct) bewijsmateriaal in het dossier is aangetroffen om buiten redelijke twijfel te doen staan dat het verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer] , spreekt de rechtbank verdachte vrij van het hem ten laste gelegde. De rechtbank zal dientengevolge de voorlopige hechtenis waar verdachte zich in bevindt met ingang van heden opheffen

Benadeelde partij van de ouders van de minderjarige [slachtoffer]

[naam] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 462,46 ter vergoeding van materiële schade en € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 5 december 2017 gewezen door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Noord-Nederland te, Assen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 154 dagen waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 december 2017. De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Nu de rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen acht zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van de hem bij voornoemd vonnis voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, afwijzen.

Beslag.

De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen dienen te worden teruggegeven aan verdachte.

Uitspraak

De rechtbank

- Verklaart niet bewezen hetgeen is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
- Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Vordering benadeelde partij
- Bepaalt dat de benadeelde partij [naam] in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/930148-17
- Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, d.d. 5 december 2017.
Beslag
- Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven
- T-mobile, usb-stick nummer 994995
- computer, xbox 360 nummer 994972
- computer, merk, Acer nummer 995019.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 augustus 2018.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.