ECLI:NL:RBNNE:2018:3377

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
18.840013-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor poging tot afpersing en diefstal met geweld in Delfzijl

Op 23 augustus 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing en diefstal met geweld. De feiten vonden plaats op 1 november 2017 in Delfzijl, waar de verdachte samen met medeverdachten een groep meisjes in een fietstunnel tegenhielden en hen onder bedreiging vroegen om geld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, de meisjes had gedwongen tot het afgeven van geld en had gedreigd met geweld. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en de medeverdachten, die bevestigden dat de verdachte deel uitmaakte van de groep die de meisjes bedreigde en hun fietsen op slot zette. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een derde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De rechtbank legde een voorwaardelijke werkstraf op van 40 uren, met een proeftijd van 2 jaar en een meldplicht bij Jeugdbescherming Noord. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan een van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.840013-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 augustus 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Atema, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
(- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , (met half bedekte gezichten) heeft/hebben opgewacht in een fietstunnel en/of (aldaar) heeft/hebben tegen gehouden en/of ingesloten, dan wel de vrije doorgang heeft/hebben belemmerd/geblokkeerd, en/of (daarbij) de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgepakt en/of (één of meer van die fietsen) op slot heeft/hebben gezet en/of de fietssleutel(s) heeft/hebben
afgenomen en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben toegevoegd dat ze geld moesten betalen/afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] aan de kleding/het lichaam heeft/hebben onderzocht en/of bij hen/haar in de tas(sen) en/of portemonnee(s) heeft/hebben gekeken en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] op en/of tegen de billen/het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (met half bedekte gezichten) op te wachten in een fietstunnel en/of (aldaar) tegen te houden en/of in te sluiten, dan wel de vrije doorgang te belemmeren/blokkeren, en/of (daarbij) de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] vast te pakken en/of (één of meer van die fietsen) op slot te zetten en/of de fietssleutel(s) af te nemen;
2.
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen donuts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (met half bedekte gezichten) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben opgewacht in een fietstunnel en/of hen/haar (aldaar) heeft/hebben tegen gehouden en/of ingesloten, dan wel de vrije doorgang heeft/hebben belemmerd/geblokkeerd, en/of (daarbij) de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgepakt en/of (van één of meer) op slot heeft/hebben gezet en/of de fietssleutel(s) heeft/hebben afgenomen en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben toegevoegd dat ze geld moesten betalen/afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (overhoeds) aan de kleding/het lichaam heeft/hebben onderzocht en/of bij hen/haar in de tas(sen) en/of portemonnee(s) heeft/hebben gekeken en/of [slachtoffer 1] en/of en/of [slachtoffer 3] op en/of tegen de billen/het lichaam heeft/hebben geslagen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen donuts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door (met half bedekte gezichten) die (tevens nog nader te noemen) [slachtoffer 3] op te wachten in een fietstunnel en/of (aldaar) tegen te houden en/of in te sluiten, dan wel de vrije doorgang te belemmeren/blokkeren, en/of (daarbij) de fiets(en) van die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of (daarna) (onverhoeds) te slaan op de billen, [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de billen van die [slachtoffer 3] ;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , geboren op (respectievelijk) 31 januari 2002 en/of 20 augustus 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de billen en/of de borst(en);
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hen/haar (met kracht) op de billen te slaan en/of tegen de billen te schoppen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de feiten onder 1 en 2 verwezen naar de aangiftes waaruit naar voren komt dat de groep als één geheel heeft gefunctioneerd en dat de meisjes zich door de groep als geheel bedreigd hebben gevoeld. Verdachte maakte deel uit van die groep en is mede verantwoordelijk voor de verweten gedragingen van de groep.
De officier van justitie acht het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen. Bij haar ontbreekt de overtuiging dat verdachte de betreffende aangeefsters daadwerkelijk heeft aangeraakt dan wel daarin een doorslaggevende rol heeft gespeeld. De officier van justitie heeft daarbij aangegeven dat zij niet de overtuiging heeft dat de rol van verdachte, bij het betasten van de billen en/of een borst van de meisjes, zó groot is geweest als zou volgen uit de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daartoe verwezen naar de verklaringen van verdachte, waarin hij uitdrukkelijk ontkent bij enige uitvoeringshandeling betrokken te zijn geweest. Volgens de ter terechzitting afgelegde verklaring van verdachte was hij, op enige afstand van de groep, “wheely’s aan het trekken”.
De raadsman heeft voorts verzocht om, mocht de rechtbank niet komen tot een integrale vrijspraak van het ten laste gelegde, de zaak te verwijzen naar de rechter-commissaris voor het confronteren van aangeefsters met de verklaring van verdachte dat hij ten tijde van het voorval op een afstand stond en daar wheely’s aan het maken was en voorts met zijn verklaring dat er naast de vier medeverdachten nog een andere jongen bij het incident betrokken is geweest. Ook zou de rechter-commissaris onderzoek moeten doen naar het feit dat de medeverdachten verdachte hebben bedreigd. Voorts heeft de raadsman verzocht de resultaten van het nog uit de voeren onderzoek naar de persoon van verdachte af te wachten om deze mee te kunnen nemen in de beoordeling van de zaak.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen toewijzing van de subsidiair gedane verzoeken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken omdat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank overweegt dat met betrekking tot de feiten 1 primair en 2 primair uit de verklaringen van de aangeefsters -die op onderdelen steun vinden in de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten- het volgende naar voren komt.
Aangeefsters naderden het fietstunneltje en bij het binnenfietsen van de tunnel werd hun de weg versperd door een groep van in elk geval vijf jongens. De meisjes werden daardoor gedwongen te stoppen. De jongens liepen om hen heen, er werden fietsen vastgepakt, er werd om geld gevraagd, er werden fietsen op slot gezet, er werd in tassen/een portemonnee gekeken, er werden donuts weggenomen en opgegeten, er bleven jongens bij de fietsen staan, er werden meisjes op of tegen de billen geslagen, er werd naar de Instagram van één van de meisjes gevraagd, en er werd van één meisje de borst betast. Deze handelingen werden gepleegd door de (verschillende) leden van de groep.
Ook uit de verklaringen van de verdachten blijkt dat de verschillende door de meisjes genoemde handelingen door de verdachten zijn verricht, al verklaren zij wisselend op de vraag door wie precies welke handeling is verricht.
De aangeefsters spreken over een -in hun beleving- grote groep jongens. Aangeefsters geven niet aan dat (zij hebben gezien dat) een persoon (volgens zijn eigen verklaring zou dit verdachte zijn geweest) zich afzijdig heeft gehouden en, op een afstandje, “wheely’s” aan het maken was met zijn fiets. Ook in de verklaringen van de medeverdachten ziet de rechtbank geen aanleiding om de betrokkenheid van verdachte bij de feiten niet aan te nemen.
De rechtbank volgt verdachte dan ook niet in zijn stelling dat hij in het geheel geen uitvoeringshandelingen heeft gepleegd omdat hij zich afzijdig van de groep heeft gehouden. Daar komt bij dat verdachte deze verklaring eerst op de terechtzitting heeft gegeven.
Dat de groep als geheel opereerde blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 4] die aangeeft dat de groep als geheel voor aangeefsters is gaan staan om hen tegen te houden. Angeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verklaren in soortgelijke bewoordingen.
Naar het oordeel van de rechtbank zorgde de groep waarvan verdachte deel uitmaakte, getalsmatig voor een overwicht waardoor het voor de groep mogelijk was om de verweten handelingen uit te voeren.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende gebleken dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de verweten handelingen en dat kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking op grond waarvan feit 1 primair en feit 2 primair wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De mate waarin verdachte bij de feiten is betrokken komt tot uitdrukking in de strafmaat.
Nu de rechtbank niet komt tot een integrale vrijspraak zoals door de raadsman is bepleit, komt zij toe aan bespreking van het voor dat geval gedane verzoek de behandeling van de zaak aan te houden om de rechter-commissaris nader onderzoek te laten doen en de rapportage over verdachte af te wachten.
De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
De rechtbank acht de noodzaak voor nader onderzoek door de rechter-commissaris onvoldoende gespecificeerd en daarmee onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de zaak evenmin aanhouden om de resultaten van het onderzoek naar de persoon van verdachte af te wachten nu dat onderzoek wordt gedaan in het kader van een te starten behandeling van verdachte. Het betreft derhalve geen onderzoek dat van belang is voor de beantwoording van een of meer van de vragen als bedoeld in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering.
De gedane verzoeken worden dan ook afgewezen
De bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten 1 primair en 2 primair houden het volgende in.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 november 2017, opgenomen op pagina 111 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017316131 d.d. 4 december 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
Op 1 november 2017 waren ik en een paar vriendinnen onderweg naar Delfzijl.
We kwamen onder een tunneltje door. We werden tegengehouden door een groep jongens.
We moesten geld geven anders mochten we niet doorrijden, daar werden we mee bedreigd. Ze hielden mijn fiets vast en gingen in mijn tas kijken wat een bedreigd gevoel gaf. Op een gegeven moment sloegen ze me zonder reden op mijn kont. Die hele groep jongens stond toen rondom mij. Toen ik mocht doorrijden pakte een van die jongens mijn borst vast.
Bij mij waren [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] .
De jongens blokkeerden met hun fietsen de weg. Door alles bij elkaar voelde ik mij bedreigd.
Meerdere jongens keken in mijn tas. Ze hebben mijn oplader eruit gehaald en mijn etui maar die stopten ze er ook weer in, dat vond ik ook bedreigend.
Het was die jongen met de legerpet of [medeverdachte 2] die mij zonder reden op de kont sloeg. Ik reed al en toen kneep hij nog snel even in mijn rechterborst.
Een van die jongens had iets over zijn neus heen, ik meen zijn trui.
Ook die andere jongens hadden kleding over hun neus heen om niet herkend te worden.
Bij die andere meiden is de fiets op slot gezet.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2017, opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
Op woensdag 1 november 2017 fietste ik samen met drie vriendinnen over het Tunnelpad te Delfzijl. Dit waren [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] .
Wij fietsten met ons vieren het tunneltje in en ineens gingen 6 of 7 mensen voor ons staan. Wij konden niet onze weg vervolgen omdat zij de weg versperden.
Er waren twee jongens die shirts voor hun mond hadden.
Eén van de jongens was [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] was één van de andere jongens die er bij waren.
Ze kwamen op ons af lopen. Bij een ieder van ons kwam in ieder geval één persoon staan. Ze liepen ook wat rond. Ze stonden naast ons en kwamen voor onze fietsen staan. De jongens zetten onze fietsen op slot en namen de fietssleutels af. Op het moment dat onze fietssleutels werden afgepakt werd er tegen ons gezegd dat we niet mochten gaan.
Bij [slachtoffer 4] pakte één van de jongens eten uit haar tas. Ze gaven de fietssleutels terug aan ons allemaal. Die jongens bleven nog bij [slachtoffer 1] staan.
Ik weet dat die [medeverdachte 2] aan de borsten van [slachtoffer 1] heeft gezeten. Die [medeverdachte 2] had bij [slachtoffer 3] aan haar kont gezeten. Die [medeverdachte 3] had mijn fietssleutels afgepakt.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2017, opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
We zijn met ons vieren richting het tunneltje gefietst. Toen zag ik ineens ongeveer zes of zeven jongens tevoorschijn komen. Ik zag dat ze midden op het fietspad gingen staan en dat ze vervolgens onze fietsen vastpakten. Wij moesten stoppen en konden niet verder.
Ik hoorde ze zeggen dat ze vijftig cent van ons wilden hebben en anders mochten we er niet langs.
Ik zag dat twee jongens van die groep iets voor hun gezicht hadden en ik zag alleen de ogen.
Op een gegeven moment werden van twee vriendinnen de fietsen op slot gezet.
[slachtoffer 4] had een tas aan haar stuur hangen en ze wilden in haar tas kijken om te kijken of zij wat had. Ze wilden wat hebben voordat we weg konden gaan.
Ze zagen in haar tas een plastic bakje met eten en [slachtoffer 4] liet het toe dat ze die pakten.
Ze wilden ook in de portemonnee van [slachtoffer 4] kijken. Ik hoorde ze meerdere keren zeggen dat ze geld wilden hebben en dat we niet weg zouden gaan. Ze wilden in de portemonnee van [slachtoffer 4] kijken voor geld en [slachtoffer 4] zei dat er geen geld was. [slachtoffer 4] heeft toen onder dwang haar portemonnee uit haar tas gehaald en deze laten zien aan die jongens.
Een van die jongens heeft mijn telefoon uit mijn kontzak gepakt. Ik greep naar mijn telefoon en kreeg die te pakken en ik heb hem uit zijn handen getrokken. Toen ik dat gedaan had sloeg die jongen mij vervolgens heel hard op mijn kont.
We hadden het gevoel dat we echt niet wegkwamen als we niks aan die jongens zouden geven. Ik voelde mij beperkt in mijn vrijheid en ik kon niet weg.
We waren bijna bij de bocht en keken om en toen zagen we [slachtoffer 1] staan met al die jongens om zich heen. Ik zag dat jongens bezig waren met haar tas die achterop haar bagagedrager zat.
Ze hebben haar hele tas doorgekeken om zeker te zijn dat ze niets achterhield. Bijna alle jongens waren daar mee bezig. Ik zag vervolgens dat een van die jongens zijn hand omhoog deed en richting borsthoogte bij [slachtoffer 1] .
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2017, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
Toen we richting het tunneltje fietsten zagen we al fietsen in de berm liggen en daar stonden wat jongens bij.
Toen we bijna bij hen waren zag ik ze naar hun fietsen rennen en toen zag ik dat het een grote groep jongeren betrof. Ze namen hun fiets op en blokkeerden daarmee het fietspad zodat wij niet verder konden fietsen.
Toen ik hen wilde passeren werd mijn fietsstuur vastgepakt door twee jongens. Ze riepen dat we er door kwamen als we zouden betalen. Ik moest stoppen want ik had geen keuze en de rest stopte ook.
Ik hoorde die jongens zeggen dat we 50 cent moesten betalen maar dat wilden we niet.
Het was een grote groep van minimaal zes jongens maar volgens mij ongeveer acht. Ik werd bang toen ze om geld begonnen te vragen.
Ik stond met [slachtoffer 1] achter en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] stonden voor ons op enige afstand.
We waren als het ware in twee groepjes gesplitst en om ons heen stonden ongeveer drie jongens en de anderen stonden om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heen.
Ik zag dat twee jongens die om ons heen stonden hun trui omhoog hadden getrokken zodat hun gezichten bedekt waren. Beide jongens hadden de trui tot over hun neus opgetrokken en ze hadden capuchons opgedaan.
Ze hebben meerdere keren gevraagd om geld en het bedrag ging steeds verder omhoog. Ik had een portemonnee in mijn tas die aan mijn stuur hing. Ik had ook een plastic bakje in mijn tas met twee donuts erin.
Toen we daar dus stonden en niet weg konden trok een jongen mijn tas open en keek er in.
De ene keek in mijn tas en de andere jongens grepen naar ons fietsslot. Ik zag dat ze mijn fiets op slot deden en de sleutel eruit haalden. Ik zag dat ze ook de fiets van [slachtoffer 2] op slot deden en dat ze ook die sleutel eruit haalden.
Die [medeverdachte 2] zei toen tegen mij op heel gebiedende toon dat ik mijn portemonnee tevoorschijn moest halen. Ik durfde niet tegen te werken en ik heb mijn portemonnee uit mijn tas gehaald. Ik zag dat die dikkere jongen weer op mij af kwam lopen en die vroeg: "Wat heb je erin zitten". Ik had in mijn portemonnee nog een Engelse pond zitten en verder geen geld. Hij wilde die munt zien en ik moest hem eruit halen.
Ik zag dat het plastic bakje met mijn donuts werd opengemaakt en die [medeverdachte 2] en nog
iemand aten elk een donut op. Ik had hun daar geen toestemming voor gegeven.
Ze bleven tot het eind roepen om geld en we stonden zeker een kwartier omsingeld.
Ik heb op een gegeven moment gezien dat ze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] allebei op hun kont sloegen.
De jongens bleven wat heen en weer lopen tussen ons en een jongen bleef consequent naast mij staan.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 27 november 2017, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .
Er kwamen vier meisjes aan. Ze gingen die meisjes stoppen. [verdachte] pakte de fietssleutel af. Hij keek ook in de tas van die meisjes. Hij zag twee donuts in de fietstas. Ze moesten ook vijftig cent betalen, anders mochten zij niet verder.
[verdachte] ging voor hen staan, de meisjes stopten toen. Hij hield zijn fiets over dwars over de weg.
De fietsen stonden op slot. [medeverdachte 3] vroeg de meisjes naar hun Instagram. Hij wordt ook wel [medeverdachte 3] genoemd.
Ik heb dat ene meisje bij de borsten aangeraakt.
Bij het fietstunneltje was ik met [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] .
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 27 november 2017, opgenomen op pagina 162 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] .
Ik word door mijn vrienden wel [medeverdachte 3] genoemd.
Er kwamen vier meisjes aan. Eén van de jongens waarmee ik was zette zijn fiets over de weg en hield de meisjes tegen. Er zijn door ons fietsen op slot gezet.
De jongen sprak de meisjes aan. Hij vroeg wat zij in de tas had. Er zijn door ons donuts opgegeten.
Het meisje gaf het geld aan mij. Ik zei dat het geen Nederlands geld was en gaf het terug.
Wij waren met z’n vijven. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [verdachte] en ik.
Ik vroeg haar Instagram aan een meisje
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 4] .
Toen kwamen er vier meisjes voorbij. We wilden niet dat ze verder gingen. Ze moesten betalen en we hebben de fietsen op slot gezet. . Later gaf 1 meisje haar Instagram. [medeverdachte 2] had donuts van een meisje gepakt en had dit samen opgegeten met [medeverdachte 5] .
Het is zo dat [medeverdachte 2] zei dat ze moesten betalen. Een van de meisjes haalde geld eruit maar dat was niet echt, maar Amerikaans. Hierna lieten we de meisjes gaan .
We stonden allemaal voor de meisjes.
Volgens mij hadden alleen mijn broer en ik een capuchon op.
De fietsen waren op slot gedaan door [medeverdachte 2] en [verdachte] .
[medeverdachte 2] is in die tas gegaan om de donuts te pakken. Ik heb een donut in zijn handen gezien.
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 28 november 2017, opgenomen op pagina 181 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 5] .
Op woensdag 1 november 2017 was ik bij het tunneltje te Delfzijl.
Dat wij die meisjes niet weg wilden laten gaan dat klopt. Ze hebben hun fietssleutels afgepakt. Dat waren [verdachte] en [medeverdachte 3] . Zij zijn voor hen gaan staan en hielden de meisjes tegen. Zij hebben de fietsen op slot gezet.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 01 november 2017 te Delfzijl ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ,
-zakelijk weergegeven- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , met half bedekte gezichten heeft opgewacht in een fietstunnel en aldaar heeft tegen gehouden en de vrije doorgang heeft belemmerd, en daarbij de fietsen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en één of meer van die fietsen op slot heeft gezet en de fietssleutels heeft afgenomen en aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft toegevoegd dat ze geld moesten afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] in de tas en/of portemonnee heeft gekeken en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] tegen de billen heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen donuts, toebehorende aan [slachtoffer 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders met half bedekte gezichten die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben opgewacht in een fietstunnel en hen aldaar hebben tegen gehouden en de vrije doorgang hebben belemmerd en daarbij de fietsen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben vastgepakt en één of meer van die fietsen op slot hebben gezet en de fietssleutels hebben afgenomen en aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben toegevoegd dat ze geld moesten afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] in de tas en/of portemonnee hebben gekeken en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] tegen de billen hebben geslagen;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt begaan door twee of meer verenigde
personen.
2. Primair: diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met
geweld tegen personen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot
- een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest;
- 2 maanden jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde een meldplicht, uit te voeren door Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis te Groningen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over een op te leggen straf gelet op de bepleite vrijspraken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met 4 medeverdachten een viertal meisjes tegen gehouden bij een fietstunneltje in Delfzijl. Om verder te mogen fietsen moesten de meisjes geld betalen aan de groep waartoe verdachte behoorde. Die eis werd kracht bijgezet door de fietsen van de meisjes vast te houden en door de fietsen van twee meisjes op slot te zetten en de sleutels af te nemen.
Ook werden tassen doorzocht en moest één meisje haar portemonnee open doen om aan te tonen dat ze geen geld had. Ook werden er twee donuts weggenomen en ter plekke opgegeten.
Op enig moment zagen drie meisjes kans weg te komen nadat er twee fietsers naderden en de groep daardoor werd afgeleid. Het vierde meisje kon even later wegkomen waarbij zij op het laatste moment nog in haar borst werd geknepen door een van verdachtes medeverdachten.
Dit betreft een uitermate naar incident. De groep jongens waarvan verdachte deel uitmaakte, heeft de meisjes die zij hebben staande gehouden in de tunnel, veel angst aangejaagd. Die angst werd nog gevoed doordat het incident zich heeft afgespeeld in een tunnel, terwijl het al donker begon te worden, en waarbij twee leden van de groep gezichtsbedekking droegen (te weten een capuchon en een trui die tot over de neus was opgetrokken, zodat van hun gezichten alleen de ogen te zien waren). Al met al hebben de meisjes aldus, door toedoen van de groep waartoe verdachte behoorde, in de tunnel bedreigende en angstige momenten doorgemaakt.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, die “first offender” is, sinds het plegen van de thans bewezen feiten, zich niet schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. Ook heeft de rechtbank, ten voordele van verdachte, rekening gehouden met de omstandigheid dat, zoals de rechtbank is gebleken uit het -hierna nader te bespreken- rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, sinds februari 2018 het Centrum voor Jeugd en Gezin is betrokken bij het gezin waar verdachte deel van uitmaakt en dat verdachte en zijn ouders goed meewerken, opdat verdachte zoveel mogelijk profiteert van het contact.
In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 1 augustus 2018 is vermeld dat verdachte de komende tijd begeleiding krijgt voor zijn schoolsituatie. Daarnaast wordt psychologisch en psychiatrisch onderzoek aangevraagd. Op deze wijze kan er een nieuwe IQ-bepaling worden gedaan en kan er eventueel een behandeltraject worden uitgezet. Het is van belang dat verdachte leert om woede/agressie op een adequate manier te uiten. De Raad is van oordeel dat de problematiek van verdachte al geruime tijd speelt en mogelijk diep zit. Ambulante (langdurige) behandeling zou meer aangewezen (kunnen) zijn om de problematiek aan te pakken dan een leerstraf.
Ter terechtzitting heeft de Raad het uitgebrachte rapport nader toegelicht. De Raad heeft benadrukt dat de hulp die thans in het gezin aanwezig is (uitgevoerd door het Centrum Jeugd en Gezin) op zich voldoende is; het vrijwillige kader volstaat, mede gelet op de goede samenwerking met de ouders. Van groot belang is dat goed wordt uitgezocht wat de behandeling van verdachte zou moeten inhouden. Daartoe dient verdachte nader te worden onderzocht. Er is rondom verdachte al veel hulp ingezet. Mede gelet op de nog te verrichten onderzoeken door gedragsdeskundigen ziet de Raad, alles afwegende, wel een meerwaarde in een regiefunctie van de jeugdreclassering. De Raad adviseert de rechtbank om deze regiefunctie van de jeugdreclassering via het opleggen van de bijzondere voorwaarde “meldplicht” mogelijk te maken.
De rechtbank zal het advies van de Raad voor de Kinderbescherming volgen te meer nu de ouders met de regierol van de jeugdreclassering kunnen instemmen.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat, in het bijzonder gelet op de persoon van de minderjarige verdachte (die sedert het uitkomen van de bewezenverklaarde feiten door zijn ouders onder huisarrest is geplaatst en gehouden), volstaan kan worden met het opleggen van een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren met daaraan gekoppeld de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarde.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 900,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangegeven dat verdachte één vijfde deel van de schade dient te vergoeden oftewel € 180,--.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij nu hij vrijspraak heeft bepleit voor de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. . De rechtbank zal dit bedrag, gelet op alle omstandigheden, enigszins matigen tot € 500,--.
De groep die de bewezen verklaarde feiten onder 1 primair en 2 primair heeft begaan bestond uit vijf personen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat moet worden afgezien van het hoofdelijk toewijzen van de vordering. Gelet hierop zal de rechtbank (bij elke verdachte) de vordering toe wijzen tot een bedrag van € 100,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaat-regel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 27, 36f, 45, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren.
Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende jeugddetentie voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich op uitnodiging zal melden bij Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis te Groningen. Hierna dient veroordeelde zich te blijven melden zo frequent en zolang de jeugdreclassering dit, tijdens de proeftijd, noodzakelijk acht.
Draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis te Groningen op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van 18.840013-18, feit 1 primair en feit 2 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 100,--(zegge: honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]te betalen een bedrag van
€ 100,--(zegge: honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 0 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. E. Läkamp en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 augustus 2018.