ECLI:NL:RBNNE:2018:3375

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
18.840011-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor afpersing en diefstal met geweld in Delfzijl

Op 23 augustus 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2002, die samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadige afpersing en diefstal in Delfzijl op 1 november 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een groep meisjes in een fietstunnel hebben tegengehouden en hen onder bedreiging van geweld hebben gedwongen tot het afgeven van geld en persoonlijke bezittingen. De meisjes werden omringd door de jongens, die met half bedekte gezichten optraden, en er werd hen gevraagd om geld te betalen om door te mogen fietsen. Tijdens deze confrontatie zijn er ook donuts weggenomen en is er geweld gebruikt, waaronder het slaan van een van de meisjes. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een leerstraf van 50 uren en een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren, met bijzondere voorwaarden zoals het volgen van onderwijs en begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere tenlasteleggingen, waaronder poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, omdat niet bewezen kon worden dat er daadwerkelijk een vlam was waarmee letsel kon worden toegebracht. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een van de slachtoffers voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.840011-18
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 augustus 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 augustus 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Allersma, advocaat te Haren.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
(- zakelijk weergegeven -) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , (met half bedekte gezichten) heeft/hebben opgewacht in een fietstunnel en/of (aldaar) heeft/hebben tegen gehouden en/of ingesloten, dan wel de vrije doorgang heeft/hebben belemmerd/geblokkeerd, en/of (daarbij) de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgepakt en/of (één of meer van die fietsen) op slot heeft/hebben gezet en/of de fietssleutel(s) heeft/hebben
afgenomen en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben toegevoegd dat ze geld moesten betalen/afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] aan de kleding/het lichaam heeft/hebben onderzocht en/of bij hen/haar in de tas(sen) en/of portemonnee(s) heeft/hebben gekeken en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] op en/of tegen de billen/het lichaam heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (met half bedekte gezichten) op te wachten in een fietstunnel en/of (aldaar) tegen te houden en/of in te sluiten, dan wel de vrije doorgang te belemmeren/blokkeren, en/of (daarbij) de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] vast te pakken en/of (één of meer van die fietsen) op slot te zetten en/of de fietssleutel(s) af te nemen;
2.
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen donuts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) (met half bedekte gezichten) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben opgewacht in een fietstunnel en/of hen/haar (aldaar) heeft/hebben tegen gehouden en/of ingesloten, dan wel de vrije doorgang heeft/hebben belemmerd/geblokkeerd, en/of (daarbij) de fiets(en) van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben vastgepakt en/of (van één of meer) op slot heeft/hebben gezet en/of de fietssleutel(s) heeft/hebben afgenomen en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben toegevoegd dat ze geld moesten betalen/afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en/of die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] (overhoeds) aan de kleding/het lichaam heeft/hebben onderzocht en/of bij hen/haar in de tas(sen) en/of portemonnee(s) heeft/hebben gekeken en/of [slachtoffer 1] en/of en/of [slachtoffer 3] op en/of tegen de billen/het lichaam heeft/hebben geslagen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen donuts, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl, een ander, te weten [slachtoffer 4] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander (/ [slachtoffer 4] ) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het opgeven/afgeven van haar instagram (gebruikers-/contact- en/of account) gegevens, door (samen met medeverdachten) die [slachtoffer 4] , (met half bedekte gezichten) op te wachten in een fietstunnel en/of (aldaar) tegen te houden en/of in te sluiten, dan wel de vrije doorgang te belemmeren/blokkeren, en/of (daarbij) de fiets van die [slachtoffer 4] vast te pakken en/of op slot te zetten en/of de
fietssleutel af te nemen en/of aan die [slachtoffer 4] op te dragen haar (instagram) naam te geven en/of haar instagram (gebruikers-/contact- en/of account) gegevens af te staan en/of in zijn, verdachtes, telefoon te zetten en/of (daarbij) dreigend aan haar toe te voegen; "Beter lieg je niet";
4.
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 5] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (- zakelijk weergegeven -) een aansteker naar of in de richting van haar (hoofd)haar heeft gebracht en/of (vervolgens) die aansteker heeft geactiveerd, dan wel heeft willen aansteken/(laten) ontbranden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 01 november 2017 te Delfzijl [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een aansteker naar of in de richting van haar (hoofd)haar te brengen en/of (vervolgens) die aansteker te activeren, dan wel aan te (willen) steken/te willen (laten) ontbranden;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de feiten onder 1 en 2 verwezen naar de aangiftes waaruit naar voren komt dat de groep als één geheel heeft gefunctioneerd en dat de meisjes zich door de groep als geheel bedreigd hebben gevoeld. Verdachte maakte deel uit van die groep en is daarmee mede verantwoordelijk voor de verweten gedragingen van de groep.
Voor feit 4 primair dient vrijspraak te volgen nu niet kan worden bewezen dat er daadwerkelijk een vlam is geweest waarmee aan aangeefster zwaar lichamelijk letsel had kunnen worden toegebracht. Wel kan worden bewezen dat verdachte door zijn handelen aangeefster heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de feiten 1 primair en 2 primair met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van (het medeplegen van) het tegen de billen slaan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] .
Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3 omdat onvoldoende uit het dossier kan blijken dat de afgifte van de accountgegevens onder dwang heeft plaatsgevonden.
Voor feit 4 geldt dat de betreffende aansteker geen gas bevatte zodat het daarmee een ondeugdelijk middel was. Met die aansteker had verdachte dus nooit de haren van aangeefster in brand kunnen steken. Dat heeft verdachte bovendien ook nooit gewild. Daarmee ontbreekt dus het opzet -ook in voorwaardelijke zin- op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Verder blijkt uit de verklaring van aangeefster niet dat zij zich, op het moment van het handelen van verdachte of daarna, door dat handelen bedreigd heeft gevoeld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging het onder 4 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen nu niet is komen vast te staan dat er sprake was van een vlam. Daarmee is voorts niet komen vast te staan dat de handeling van verdachte had kunnen leiden tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangeefster.
De rechtbank acht ook het onder 4 subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De door verdachte verrichte gedraging is van dien aard geweest en onder zodanige omstandigheden geschied, dat onvoldoende is komen vast te staan dat deze gedraging bij de aangeefster in redelijkheid de vrees heeft doen ontstaan dat geweld tegen haar zou kunnen worden uitgeoefend. Er is dus geen sprake van een strafbare bedreiging, als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Verdachte zal daarom van feit 4 worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat met betrekking tot de feiten 1 primair en 2 primair uit de verklaringen van de aangeefsters -die op onderdelen steun vinden in de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten- het volgende naar voren komt.
Aangeefsters naderden het fietstunneltje en bij het binnenfietsen van de tunnel werd hun de weg versperd door een groep van in elk geval vijf jongens. De meisjes werden daardoor gedwongen te stoppen. De jongens liepen om hen heen, er werden fietsen vastgepakt, er werd om geld gevraagd, er werden fietsen op slot gezet, er werd in tassen/een portemonnee gekeken, er werden donuts weggenomen en opgegeten, er bleven jongens bij en/of vóór de fietsen staan, er werden meisjes op of tegen de billen geslagen, er werd naar de Instagram van één van de meisjes gevraagd, en er werd van één meisje de borst betast. Deze handelingen werden gepleegd door de (verschillende) leden van de groep waartoe verdachte behoorde.
De aangeefsters spreken over een -in hun beleving- grote groep jongens. Aangeefsters geven niet aan dat zich een of meerdere jongens afzijdig hebben gehouden.
De groep als geheel maakte het voor aangeefsters niet mogelijk door te kunnen fietsen, dat was wellicht anders geweest indien een of meerdere jongens zich daadwerkelijk afzijdig hadden gehouden. Dat de groep als geheel opereerde blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 4] die aangeeft dat de groep als geheel voor aangeefsters is gaan staan om hen tegen te houden. Aangeefsters [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] verklaren in soortgelijke bewoordingen.
Ook uit de verklaringen van de verdachten blijkt dat de verschillende door de meisjes genoemde handelingen door de verdachten zijn verricht, al verklaren zij wisselend op de vraag door wie precies welke handeling is verricht.
Naar het oordeel van de rechtbank zorgde de groep getalsmatig voor een overwicht waardoor het voor de groep mogelijk was om de verweten handelingen uit te voeren. Verdachte maakte deel uit van die groep en niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich daadwerkelijk (zichtbaar) afzijdig heeft gehouden.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende gebleken dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de verweten handelingen en dat kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking op grond waarvan feit 1 primair en feit 2 primair wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De mate waarin verdachte bij de feiten is betrokken komt tot uitdrukking in de strafmaat.
De rechtbank komt ook tot een bewezenverklaring van feit 3. Gelet op het geheel van de handelingen door de groep waarvan verdachte deel uitmaakte, kon bij aangeefster in redelijkheid de vrees ontstaan dat geweld tegen haar zou worden uitgeoefend als zij niet de gegevens van haar Instagramaccount aan verdachte zou afgeven. Dit temeer, gelet op de opmerking “Beter lieg je niet”, die verdachte aan aangeefster heeft toegevoegd, terwijl hij haar dwong haar gegevens in zijn telefoon te zetten. Dat verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, dit wellicht anders heeft bedoeld, doet daaraan niet af.
De bewijsmiddelen met betrekking tot de feiten 1 primair, 2 primair en 3 houden het volgende in.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 november 2017, opgenomen op pagina 111 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017316131 d.d. 4 december 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
Op 1 november 2017 waren ik en een paar vriendinnen onderweg naar Delfzijl.
We kwamen onder een tunneltje door. We werden tegengehouden door een groep jongens.
We moesten geld geven anders mochten we niet doorrijden, daar werden we mee bedreigd. Ze hielden mijn fiets vast en gingen in mijn tas kijken wat een bedreigd gevoel gaf. Op een gegeven moment sloegen ze me zonder reden op mijn kont. Die hele groep jongens stond toen rondom mij. Toen ik mocht doorrijden pakte een van die jongens mijn borst vast.
Bij mij waren [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] .
De jongens blokkeerden met hun fietsen de weg. Door alles bij elkaar voelde ik mij bedreigd.
Meerdere jongens keken in mijn tas. Ze hebben mijn oplader eruit gehaald en mijn etui maar die stopten ze er ook weer in, dat vond ik ook bedreigend.
Het was die jongen met de legerpet of [medeverdachte 1] die mij zonder reden op de kont sloeg. Ik reed al en toen kneep hij nog snel even in mijn rechterborst.
Een van die jongens had iets over zijn neus heen, ik meen zijn trui.
Ook die andere jongens hadden kleding over hun neus heen om niet herkend te worden.
Bij die andere meiden is de fiets op slot gezet.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2017, opgenomen op pagina 148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
Op woensdag 1 november 2017 fietste ik samen met drie vriendinnen over het Tunnelpad te Delfzijl. Dit waren [slachtoffer 4] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] .
Wij fietsten met ons vieren het tunneltje in en ineens gingen 6 of 7 mensen voor ons staan. Wij konden niet onze weg vervolgen omdat zij de weg versperden.
Er waren twee jongens die shirts voor hun mond hadden.
Eén van de jongens was [verdachte] . [medeverdachte 1] was één van de andere jongens die er bij waren.
Ze kwamen op ons af lopen. Bij een ieder van ons kwam in ieder geval één persoon staan. Ze liepen ook wat rond. Ze stonden naast ons en kwamen voor onze fietsen staan. De jongens zetten onze fietsen op slot en namen de fietssleutels af. Op het moment dat onze fietssleutels werden afgepakt werd er tegen ons gezegd dat we niet mochten gaan.
Bij [slachtoffer 4] pakte één van de jongens eten uit haar tas. Ze gaven de fietssleutels terug aan ons allemaal. Die jongens bleven nog bij [slachtoffer 1] staan.
Ik weet dat die [medeverdachte 1] aan de borsten van [slachtoffer 1] heeft gezeten. Die [medeverdachte 1] had bij [slachtoffer 3] aan haar kont gezeten. Die [verdachte] had mijn fietssleutels afgepakt.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2017, opgenomen op pagina 154 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
We zijn met ons vieren richting het tunneltje gefietst. Toen zag ik ineens ongeveer zes of zeven jongens tevoorschijn komen. Ik zag dat ze midden op het fietspad gingen staan en dat ze vervolgens onze fietsen vastpakten. Wij moesten stoppen en konden niet verder.
Ik hoorde ze zeggen dat ze vijftig cent van ons wilden hebben en anders mochten we er niet langs.
Ik zag dat twee jongens van die groep iets voor hun gezicht hadden en ik zag alleen de ogen.
Op een gegeven moment werden van twee vriendinnen de fietsen op slot gezet.
[slachtoffer 4] had een tas aan haar stuur hangen en ze wilden in haar tas kijken om te kijken of zij wat had. Ze wilden wat hebben voordat we weg konden gaan.
Ze zagen in haar tas een plastic bakje met eten en [slachtoffer 4] liet het toe dat ze die pakten.
Ze wilden ook in de portemonnee van [slachtoffer 4] kijken. Ik hoorde ze meerdere keren zeggen dat ze geld wilden hebben en dat we niet weg zouden gaan. Ze wilden in de portemonnee van [slachtoffer 4] kijken voor geld en [slachtoffer 4] zei dat er geen geld was. [slachtoffer 4] heeft toen onder dwang haar portemonnee uit haar tas gehaald en deze laten zien aan die jongens.
Een van die jongens heeft mijn telefoon uit mijn kontzak gepakt. Ik greep naar mijn telefoon en kreeg die te pakken en ik heb hem uit zijn handen getrokken. Toen ik dat gedaan had sloeg die jongen mij vervolgens heel hard op mijn kont.
We hadden het gevoel dat we echt niet wegkwamen als we niks aan die jongens zouden geven. Ik voelde mij beperkt in mijn vrijheid en ik kon niet weg.
We waren bijna bij de bocht en keken om en toen zagen we [slachtoffer 1] staan met al die jongens om zich heen. Ik zag dat jongens bezig waren met haar tas die achterop haar bagagedrager zat.
Ze hebben haar hele tas doorgekeken om zeker te zijn dat ze niets achterhield. Bijna alle jongens waren daar mee bezig. Ik zag vervolgens dat een van die jongens zijn hand omhoog deed en richting borsthoogte bij [slachtoffer 1] .
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2017, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
Toen we richting het tunneltje fietsten zagen we al fietsen in de berm liggen en daar stonden wat jongens bij.
Toen we bijna bij hen waren zag ik ze naar hun fietsen rennen en toen zag ik dat het een grote groep jongeren betrof. Ze namen hun fiets op en blokkeerden daarmee het fietspad zodat wij niet verder konden fietsen.
Toen ik hen wilde passeren werd mijn fietsstuur vastgepakt door twee jongens. Ze riepen dat we er door kwamen als we zouden betalen. Ik moest stoppen want ik had geen keuze en de rest stopte ook.
Ik hoorde die jongens zeggen dat we 50 cent moesten betalen maar dat wilden we niet.
Het was een grote groep van minimaal zes jongens maar volgens mij ongeveer acht. Ik werd bang toen ze om geld begonnen te vragen.
Ik stond met [slachtoffer 1] achter en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] stonden voor ons op enige afstand.
We waren als het ware in twee groepjes gesplitst en om ons heen stonden ongeveer drie jongens en de anderen stonden om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heen.
Ik zag dat twee jongens die om ons heen stonden hun trui omhoog hadden getrokken zodat hun gezichten bedekt waren. Beide jongens hadden de trui tot over hun neus opgetrokken en ze hadden capuchons opgedaan.
Ze hebben meerdere keren gevraagd om geld en het bedrag ging steeds verder omhoog. Ik had een portemonnee in mijn tas die aan mijn stuur hing. Ik had ook een plastic bakje in mijn tas met twee donuts erin.
Toen we daar dus stonden en niet weg konden trok een jongen mijn tas open en keek er in.
De ene keek in mijn tas en de andere jongens grepen naar ons fietsslot. Ik zag dat ze mijn fiets op slot deden en de sleutel eruit haalden. Ik zag dat ze ook de fiets van [slachtoffer 2] op slot deden en dat ze ook die sleutel eruit haalden.
Die [medeverdachte 1] zei toen tegen mij op heel gebiedende toon dat ik mijn portemonnee tevoorschijn moest halen. Ik durfde niet tegen te werken en ik heb mijn portemonnee uit mijn tas gehaald. Ik zag dat die dikkere jongen weer op mij af kwam lopen en die vroeg: "Wat heb je erin zitten". Ik had in mijn portemonnee nog een Engelse pond zitten en verder geen geld. Hij wilde die munt zien en ik moest hem eruit halen.
Ik zag dat het plastic bakje met mijn donuts werd opengemaakt en die [medeverdachte 1] en nog
iemand aten elk een donut op. Ik had hun daar geen toestemming voor gegeven.
Ze bleven tot het eind roepen om geld en we stonden zeker een kwartier omsingeld.
Ik heb op een gegeven moment gezien dat ze [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] allebei op hun kont sloegen.
De jongens bleven wat heen en weer lopen tussen ons en een jongen bleef consequent naast mij staan.
Toen ze geen geld kregen vroegen ze om mijn social media. Ik heb die aan die dikkere jongen gegeven. Ik durfde niet en had het gevoel dat het moest.
Omdat we daar werden vastgehouden en ons niet vrij konden bewegen was ik ontzettend bang dat ons iets zou overkomen als we niet meewerkten. Ik heb dus mijn social media onder dwang afgegeven.
Ik gaf mijn Instagram en hoorde die jongen nog dreigend zeggen; "Beter lieg je niet" .
Hij gaf zijn eigen telefoon aan mij met zijn notities geopend.
Hij zei tegen mij dat ik mijn gegevens moest intypen.
Dat heb ik gedaan want ik was bang en ik heb dat onder dwang gedaan.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 27 november 2017, opgenomen op pagina 116 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
Er kwamen vier meisjes aan. Ze gingen die meisjes stoppen. [medeverdachte 3] pakte de fietssleutel af. Hij keek ook in de tas van die meisjes. Hij zag twee donuts in de fietstas. Ze moesten ook vijftig cent betalen, anders mochten zij niet verder.
[medeverdachte 3] ging voor hen staan, de meisjes stopten toen. Hij hield zijn fiets over dwars over de weg.
De fietsen stonden op slot. [verdachte] vroeg de meisjes naar hun Instagram. Hij wordt ook wel [verdachte] genoemd.
Ik heb dat ene meisje bij de borsten aangeraakt.
Bij het fietstunneltje was ik met [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] .
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 27 november 2017, opgenomen op pagina 162 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
Ik word door mijn vrienden wel [verdachte] genoemd.
Er kwamen vier meisjes aan. Eén van de jongens waarmee ik was zette zijn fiets over de weg en hield de meisjes tegen. Er zijn door ons fietsen op slot gezet.
De jongen sprak de meisjes aan. Hij vroeg wat zij in de tas had. Er zijn door ons donuts opgegeten.
Het meisje gaf het geld aan mij. Ik zei dat het geen Nederlands geld was en gaf het terug.
Wij waren met z’n vijven. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en ik.
Ik praatte alleen met een meisje. Ik vroeg haar Instagram.
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 29 november 2017, opgenomen op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 4] .
Toen kwamen er vier meisjes voorbij. We wilden niet dat ze verder gingen. Ze moesten betalen en we hebben de fietsen op slot gezet. Later gaf 1 meisje haar Instagram. [medeverdachte 1] had donuts van een meisje gepakt en had dit samen opgegeten met [medeverdachte 5] .
Het is zo dat [medeverdachte 1] zei dat ze moesten betalen. Een van de meisjes haalde geld eruit maar dat was niet echt, maar Amerikaans. Hierna lieten we de meisjes gaan .
We stonden allemaal voor de meisjes.
Volgens mij hadden alleen mijn broer en ik een capuchon op.
De fietsen waren op slot gedaan door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 1] is in die tas gegaan om de donuts te pakken. Ik heb een donut in zijn handen gezien.
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte d.d. 28 november 2017, opgenomen op pagina 181 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 5] .
Op woensdag 1 november 2017 was ik bij het tunneltje te Delfzijl.
Dat wij die meisjes niet weg wilden laten gaan dat klopt. Ze hebben hun fietssleutels afgepakt. Dat waren [medeverdachte 3] en [verdachte] . Zij zijn voor hen gaan staan en hielden de meisjes tegen. Zij hebben de fietsen op slot gezet.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 01 november 2017 te Delfzijl ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] ,
-zakelijk weergegeven- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , met half bedekte gezichten heeft opgewacht in een fietstunnel en aldaar heeft tegen gehouden en de vrije doorgang heeft belemmerd, en daarbij de fietsen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en één of meer van die fietsen op slot heeft gezet en de fietssleutels heeft afgenomen en aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft toegevoegd dat ze geld moesten afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] in de tas en/of portemonnee heeft gekeken en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] tegen de billen heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 01 november 2017 te Delfzijl tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen donuts, toebehorende aan [slachtoffer 4] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededaders met half bedekte gezichten die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben opgewacht in een fietstunnel en hen aldaar hebben tegen gehouden en de vrije doorgang hebben belemmerd en daarbij de fietsen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben vastgepakt en één of meer van die fietsen op slot hebben gezet en de fietssleutels hebben afgenomen en aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben toegevoegd dat ze geld moesten afgeven omdat ze anders niet werden doorgelaten en bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] in de tas en/of portemonnee hebben gekeken en die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] tegen de billen hebben geslagen;
3.
hij op 01 november 2017 te Delfzijl, een ander, te weten [slachtoffer 4] , door geweld of enige andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander ( [slachtoffer 4] ) wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het opgeven van haar Instagram gebruikers-/contact- en/of accountgegevens, door samen met medeverdachten die [slachtoffer 4] , met half bedekte gezichten op te wachten in een fietstunnel en aldaar de vrije doorgang te belemmeren en daarbij de fiets van die [slachtoffer 4] vast te pakken en op slot te zetten en de fietssleutel af te nemen en aan die [slachtoffer 4] op te dragen haar Instagramnaam te geven en/of haar Instagram gebruikers-/contact- en/of accountgegevens af te staan en in zijn, verdachtes, telefoon te zetten en daarbij dreigend aan haar toe te voegen: "Beter lieg je niet".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
2. Primair: diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met
geweld tegen personen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen.
3. Een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of
enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot
- een leerstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie, inhoudende het volgen van de training So-Cool Verlengd;
- een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest;
- 3 maanden jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden een meldplicht, het volgen van onderwijs dan wel het hebben van een dagbesteding, ITB Criem gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd en het meewerken aan diagnostiek, onderzoek en (ambulante) behandeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor matiging van de eis van de officier van justitie en af te zien van het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie. De feiten 1, 2 en 3 zijn in de ogen van verdachte begonnen als een geintje doch zijn uitgemond in strafbare feiten.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht aansluiting te zoeken bij het strafadvies van de Raad voor de Kinderbescherming.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met 4 medeverdachten een viertal meisjes tegengehouden bij een fietstunneltje in Delfzijl. Om verder te mogen fietsen moesten de meisjes geld betalen aan de groep waartoe verdachte behoorde. Die eis werd kracht bijgezet door de fietsen van de meisjes vast te houden en door de fietsen van twee meisjes op slot te zetten en de sleutels af te nemen.
Ook werden tassen doorzocht en moest één meisje haar portemonnee open doen om aan te tonen dat ze geen geld had. Ook werden er twee donuts weggenomen en ter plekke opgegeten.
Op enig moment zagen drie meisjes kans weg te komen nadat er twee fietsers naderden en de groep daardoor werd afgeleid. Het vierde meisje kon even later wegkomen waarbij zij op het laatste moment nog in haar borst werd geknepen door een van verdachtes medeverdachten.
Tijdens het ophouden van de meisjes heeft verdachte [slachtoffer 4] bewogen haar Instagramgegevens af te geven. [slachtoffer 4] moest daartoe haar gegevens in de telefoon van verdachte typen. [slachtoffer 4] heeft dat -door de hele situatie- als zeer dwingend ervaren.
Dit betreft een uitermate naar incident. De groep jongens waarvan verdachte deel uitmaakte, heeft de meisjes die zij hebben staande gehouden in de tunnel, veel angst aangejaagd. Voor zover de verdachte de rechtbank heeft willen doen geloven dat het allemaal zou zijn begonnen als “een geintje”, overweegt de rechtbank dat de wijze waarop de meisjes zijn tegengehouden -waarbij er meteen gevraagd is om geld-, in de verste verte niet is aan te merken als (het begin van) “een geintje”. Daar komt bij dat het incident zich heeft afgespeeld in een tunnel, terwijl het al donker begon te worden, en waarbij twee leden van de groep gezichtsbedekking droegen (te weten een capuchon en een trui die tot over de neus was opgetrokken, zodat van hun gezichten alleen de ogen te zien waren). Al met al hebben de meisjes aldus, door toedoen van de groep waartoe verdachte behoorde, in de tunnel bedreigende en angstige momenten doorgemaakt.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte, die “first offender” is, sinds het plegen van de feiten waarvoor thans veroordeling volgt, zich niet aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarnaast is van belang dat verdachte, vanaf 18 december 2017, goed meewerkt aan vrijwillig toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering.
In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 7 augustus 2018 is vermeld dat verdachte zich de impact van zijn handelen op de slachtoffers onvoldoende realiseert. De kans op herhaling wordt als “midden” ingeschat.
Om de kans op herhaling te verlagen adviseert de Raad om verdachte de gedragsinterventie So-Cool (verlengde variant, bestaande uit 50 uren) op te leggen. Op die wijze leert verdachte sociale problemen op te lossen, wordt zijn zelfvertrouwen gesterkt en worden zijn sociale vaardigheden verbeterd.
Voorts acht de Raad het van belang dat verdachte gedurende twee jaren wordt begeleid door de jeugdreclassering waarvan de eerste drie maanden in het kader van ITB Criem. Er zal zicht blijven op het verloop van de ontwikkeling van verdachte en de culturele (gezins)aspecten die hier een rol in spelen. Voorts dient verdachte onderwijs te volgen dan wel een dagbesteding te hebben. Daarnaast dient verdachte zijn medewerking te verlenen aan de geïndiceerde hulp, behandeling en onderzoeken.
Deze bijzondere voorwaarden kunnen worden gekoppeld aan een voorwaardelijke werkstraf.
De rechtbank zal het advies van de Raad voor de Kinderbescherming volgen. Naar het oordeel van de rechtbank is de geadviseerde strafmodaliteit passend.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat, naast het opleggen van de geadviseerde leerstaf, volstaan kan worden met het opleggen van een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren met daaraan gekoppeld de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 900,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft aangegeven dat verdachte één vijfde deel van de schade dient te vergoeden oftewel € 180,--.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering.
Subsidiair zou qua afdoening het voorstel van de officier van justitie kunnen worden gevolgd waarbij het toe te kennen bedrag gematigd zou moeten worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De rechtbank zal dit bedrag, gelet op alle omstandigheden, enigszins matigen tot € 500,--.
De groep die de bewezen verklaarde feiten onder 1 primair en 2 primair heeft begaan bestond uit vijf personen.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat moet worden afgezien van het hoofdelijk toewijzen van de vordering. Gelet hierop zal de rechtbank (bij elke verdachte) de vordering toe wijzen tot een bedrag van € 100,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaat-regel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 27, 36f, 45, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 284, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 4 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf bestaande uit een leerstraf voor de duur van 50 uren, welke

leerstraf inhoudt dat verdachte de gedragsinterventie So-Cool Verlengd dient te
volgen.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.

een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende jeugddetentie van 40 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op uitnodiging zal melden bij Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis te Groningen. Hierna dient veroordeelde zich te blijven melden zo frequent en zolang de jeugdreclassering dit, tijdens de proeftijd, noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde volgens het lesrooster onderwijs zal volgen dan wel zal meewerken aan een adequate dagbesteding;
3. dat de veroordeelde mee zal werken aan geïndiceerde hulp, behandeling en onderzoeken, nader te bepalen door de jeugdreclassering;
4. dat veroordeelde mee zal werken aan de intensieve begeleiding in het kader van ITB Criem voor de duur van drie maanden.
Draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis te Groningen op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van 18.840011-18, feit 1 primair en feit 2 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 100,--(zegge: honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]te betalen een bedrag van
€ 100,--(zegge: honderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 0 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. B.I. Klaassens en mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 augustus 2018.