2.6.Daarop is op 16 september 2015 een gesprek met eiser gevoerd. Tijdens dit gesprek is van de zijde van de werkgever meegedeeld dat eiser zijn opleiding niet mocht vervolgen en dat zijn aanstelling zou worden beëindigd. Hieraan is ten grondslag gelegd dat Bos het vertrouwen in het handelen van eiser in het kader van de patiëntveiligheid was verloren, dat het kennisniveau van eiser tekort is geschoten met betrekking tot respiratie, dat uit het werkplan van eiser onvoldoende is gebleken hoe hij zijn leerdoelen wenste te behalen en dat eiser onvoldoende verbetering in zijn communicatie had laten zien.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder op grond van artikel 12.7, eerste lid, van de Cao-UMC het dienstverband van eiser per 1 november 2015 beëindigd, omdat de opleiding, in welk kader eiser was aangesteld, was stopgezet wegens een onvoldoende praktijkbeoordeling.
4. In bezwaar heeft eiser naar voren gebracht - voor zover hier van belang en samengevat - dat de gronden voor het beëindigen van de aanstelling onjuist zijn. Eiser heeft gewezen op de afspraken en voorwaarden die op 5 augustus 2015 zijn opgesteld en heeft zich op het standpunt gesteld dat hij die afspraken is nagekomen. Bovendien heeft hij betoogd dat hij onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om zijn verwerkingsopdrachten af te maken en zijn portfolio compleet aan te leveren.
5. Verweerder heeft bij het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd, onder verwijzing naar het advies van de Commissie Regeling Rechtspositionele Besluiten UMCG van 24 februari 2016. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat aan het voorval, waarbij de patiëntveiligheid in het gedrang kwam, zwaar gewicht moet worden toegekend. Ten aanzien van de afspraken en voorwaarden die op 5 augustus 2015 zijn opgesteld heeft verweerder uiteengezet dat dit niet een limitatieve opsomming betreft, maar dat het gaat om doelstellingen die zijn gesteld in het kader van de herkansing die eiser is geboden. Voorts heeft verweerder meegewogen dat eiser in de periode juni tot 16 september 2015 te weinig een actieve rol heeft gespeeld in de verbetering van zijn resultaten en houding. Ook heeft verweerder de moeizame wijze waarop zijn werkplan tot stand is gekomen een rol laten spelen bij de besluitvorming.
6. Eiser voert in beroep aan dat mevrouw Bos hem niet een eerlijke kans heeft gegeven, omdat zij zich bij voorbaat openlijk afvroeg of eiser wel zou kunnen slagen voor zijn herkansing praktijk VH3, dat hij zich daardoor onzeker is gaan voelen, dat hij op 14 september 2015 nog om aanvullende coaching heeft verzocht, dat er - afgezien van het voorval met de maagsonde - geen kritiek op hem was over zijn functioneren van 14 tot en met 16 september 2015 en dat het onzorgvuldig is dat hij in zijn herkansingsperiode al na twee dagen is ontslagen.
7. Verweerder benadrukt in reactie op de gronden van beroep dat eiser na een onvoldoende beoordeling een herkansing onder voorwaarden heeft gekregen. In de periode 14 tot en met 16 september 2015 vonden echter meerdere incidenten plaats, die zodanig ernstig waren dat eiser niet meer vertrouwd werd. Eiser hield zich daarbij niet aan de instructies, luisterde niet naar zijn begeleider en handelde op basis van onjuiste aannames. Verweerder stelt dat het incident met de maagsonde de druppel was die de emmer deed overlopen. De kern van de zaak is volgens verweerder dat de veiligheid van de patiënten in geding kwam. Daaraan is een groter gewicht toegekend dan aan het belang van eiser bij handhaving van zijn leerlingenaanstelling. Verder is verweerder van mening dat eiser geen duidelijk zicht had op zijn leerdoelen en zich onvoldoende bewust was van het belang daarvan.
8. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
9. In geding is of verweerder terecht en op goede gronden de opleiding van eiser heeft beëindigd en hem op grond daarvan ontslag kon verlenen.