ECLI:NL:RBNNE:2018:321

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 januari 2018
Publicatiedatum
1 februari 2018
Zaaknummer
18/830303-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot diefstal met bedreiging met geweld in casino te Groningen

Op 29 januari 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot diefstal met bedreiging met geweld. De verdachte, geboren in 1988 en gedetineerd in de P.I. Ter Apel, werd ervan beschuldigd op 17 augustus 2017 in Groningen een casino te hebben binnengegaan met de intentie om geld te stelen. Hij droeg een namaakpistool en heeft een medewerker van het casino benaderd met de vraag om geld te wisselen, waarbij hij de indruk wekte dat hij een echt wapen bij zich had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een begin van uitvoering van de diefstal had gemaakt, ondanks dat hij niet in staat was om zijn plan te voltooien door de alertheid van de medewerker. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een straf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de poging tot diefstal met bedreiging met geweld en legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830303-17

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

29 januari 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
15 januari 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Wierts, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2017 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan casino/gokgelegenheid [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een (namaak)pistool, in elk geval met (een) wapen(s) en/of mes(sen), dat/die casino/gokgelegenheid binnen is gegaan, en/of aldaar de gang van zaken in de gaten heeft gehouden/bestudeerd, en/of (vervolgens) een medewerker, [slachtoffer], van dat/die casino/gokgelegenheid heeft benaderd om geld te wisselen/pinnen, teneinde hem naar de kassa te lokken/krijgen, waarbij hij, verdachte, onder zijn sweater/kleding dat/een pistool, in elk geval (een) wapen(s) en/of mes(sen), heeft vastgehouden en/of (daardoor) bij die [slachtoffer] de indruk heeft gewekt, althans willen wekken, dat hij, verdachte (daar) een wapen (vast)had, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer] (be)dreigende situatie heeft doen ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
of
hij op of omstreeks 17 augustus 2017 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk de bevooroordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan casino/gokgelegenheid [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met een (namaak) pistool, in elk geval met (een) wapen(s) en/of mes(sen), dat/die casino/gokgelegenheid binnen is gegaan, en/of aldaar de gang van zaken in de gaten heeft gehouden/bestudeerd, en/of (vervolgens) een medewerker, [slachtoffer], van dat/die casino/gokgelegenheid heeft benaderd om geld te wisselen/pinnen, teneinde hem naar de kassa te lokken/krijgen, waarbij hij, verdachte, onder zijn sweater/kleding dat/een pistool, in elk geval (een) wapen(s) en/of mes(sen), heeft vastgehouden en/of (daardoor) bij die [slachtoffer] de indruk heeft gewekt, althans willen wekken, dat hij, verdachte (daar) een wapen (vast)had, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer] (be)dreigende situatie heeft doen ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 augustus 2017 te Groningen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld en/of afpersing, opzettelijk een (namaak)pistool en/of een of meer messen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de primair tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde nu er geen sprake is geweest van een begin van uitvoering. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de gedragingen van verdachte, bestaande uit het naar binnen gaan bij het [bedrijf], het rondkijken, het bij de werknemer gaan staan met een hand onder zijn jas en een stap in diens richting zetten, niet naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van een diefstal/afpersing.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 augustus 2017, opgenomen op pagina 6 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017219346 d.d. 24 augustus 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer]:
Op 17 augustus 2017 was ik aan het werk in het casino, genaamd [bedrijf], te Groningen. Mijn collega zag dat er een man was die niet aan het spelen was. Hij vertelde mij dat hij had gezien dat de man mij kennelijk in de gaten hield. Na enige tijd gebaarde de man in mijn richting dat hij geld wilde wisselen. Ik ben om de man heen gelopen om de kassadeur te openen. Toen ik de sleutel pakte om de kassa te openen, zag ik dat de man een stap terug deed. Ik zag dat hij daarbij zijn rechterhand onder zijn kleding hield ter hoogte van zijn middel. Ik heb als reactie de man toen direct weggeduwd. Ik heb toen tegen de man gezegd: wegwezen nu. Er ging namelijk door me heen dat de man iets anders wilde dan geld wisselen. Ik kreeg de indruk dat de man een wapen onder zijn kleding had. Op het moment dat ik tegen de hand van de man duwde zette hij het gelijk op een lopen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 augustus 2017, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte]:
Ik heb vandaag, 17 augustus 2017, een gokhal/casino bezocht. Ik wilde ze beroven. U vraagt mij waarmee ik ze wilde beroven. Met een plastic pistool. Deze was niet van echt te onderscheiden. Ik ben het casino binnengekomen. Ik heb gekeken hoeveel mensen er binnen waren. Ik ben achter een apparaat gaan zitten om beter zicht te hebben op de kassa. Ik heb gewacht tot er iemand, die bij de kassa werkte, de kassa opendeed. Ik heb aan de kassamedewerker gevraagd dat ik wilde pinnen. Hij heeft toen gezien dat ik het plastic pistool vasthield. Ik had het pistool onder mijn sweater ter hoogte van mijn navel. Toen de medewerker merkte dat ik een pistool had, heb ik mij omgedraaid en ben ik de trap afgelopen om het casino te verlaten. Ik zag dat die persoon niet van plan was om de deur van de kassa te openen. Op dat moment heb ik er vanaf gezien. U vraagt mij wat ik gedaan zou hebben als de medewerker niet zo alert gereageerd had. Ja, ik zou dan doen waarvoor ik daar gekomen was. Ik zou het casino beroven. Het casino leek mij de plek om op dat moment aan geld te komen. U vraagt mij of ik met de intentie naar het casino ben toegekomen gegaan om dat te beroven. Ja. U vraagt mij waarom ik voor het [bedrijf] heb gekozen. Het leek mij makkelijker, omdat ik er al een paar keer geweest was. Ik wist hoe de situatie daar binnen was. Het wapen ziet er best goed en overtuigend uit.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten dat verdachte het [bedrijf] is binnengegaan en een (namaak)vuurwapen bij zich droeg en dat deze niet van een echt vuurwapen te onderscheiden is. Verdachte heeft verklaard dat hij achter een apparaat is gaan zitten waarbij hij zicht had op de kassa. Vervolgens heeft verdachte naar een medewerker gebaard dat hij geld wilde wisselen/pinnen. De medewerker van het [bedrijf] die hierop reageerde heeft verklaard dat toen hij de sleutel pakte om de kassa te openen, verdachte een stap terug deed en zijn hand onder zijn kleding hield ter hoogte van zijn middel. Verdachte heeft bekend dat hij het [bedrijf] wilde beroven en dit plan ook had uitgevoerd als hij niet door de medewerker was tegengehouden. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte als een begin van uitvoering van een poging tot diefstal met bedreiging met geweld kan worden aangemerkt, nu deze gedraging naar zijn uiterlijke verschijningsvorm in voldoende concrete mate gericht was op de voltooiing van dat misdrijf. Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot diefstal met bedreiging met geweld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot diefstal met bedreiging met geweld wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 augustus 2017 de Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, toebehorende aan [bedrijf] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, met een namaakpistool [bedrijf] is binnengegaan en aldaar de gang van zaken in de gaten heeft gehouden en vervolgens een medewerker, [slachtoffer], heeft benaderd om geld te wisselen/pinnen, teneinde hem naar de kassa te krijgen, waarbij hij, verdachte, onder zijn sweater/kleding een namaakpistool heeft vastgehouden en (daardoor) bij die [slachtoffer] de indruk heeft gewekt dat hij, verdachte (daar) een wapen (vast)had en (aldus) voor die [slachtoffer] (be)dreigende situatie heeft doen ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Vrijwillige terugtred
De raadsvrouw heeft betoogd dat wanneer de rechtbank van oordeel is dat er wél sprake is van een begin van uitvoering er ten aanzien van het primair ten laste gelegde ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat er in dat geval sprake is van vrijwillig terugtred, nu verdachte enkel een stapje in de richting van de aangever heeft gezet met zijn hand onder zijn jas. Op dat moment bestond voor verdachte nog steeds de keuze tussen het staken van zijn handelingen of deze door te zetten. Verdachte besloot vervolgens zelf om te stoppen.
De rechtbank overweegt dat het voor het antwoord op de vraag of verdachte vrijwillig is teruggetreden zoals bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, bepalend is of deze terugtred het gevolg is geweest van een van de verdachte afhankelijk wilsbesluit. Het gaat er om dat een verdachte uit eigen beweging niet verder gaat met de uitvoering van zijn voornemen, zonder dat omstandigheden buiten de dader zelf gelegen die beslissing in overwegende mate hebben bepaald.
De rechtbank is evenals de officier van justitie van oordeel dat verdachte geen beroep op vrijwillige terugtred toekomt. Verdachte is immers op de vlucht geslagen nadat de medewerker van het [bedrijf] zag dat verdachte zijn hand onder diens kleding, ter hoogte van zijn middel, had gedaan, hiervan schrok en hem een duw gaf. Naar het oordeel van de rechtbank is deze omstandigheid, die de beslissing om weg te gaan in overwegende mate heeft bepaald, een omstandigheid buiten de dader zelf gelegen
.De terugtred van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank derhalve niet vrijwillig geweest, zodat een beroep op de omstandigheid als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht faalt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ten aanzien van de primair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van het feit, de gevolgen die het feit voor (de medewerker van) het [bedrijf] heeft gehad en het feit dat verdachte geen justitiële documentatie heeft. Daarnaast heeft de officier van justitie het ad informandum gevoegde feit meegenomen in de strafeis.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor het opleggen van een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest. De raadsvrouw heeft aangegeven dat het ad informandum gevoegde feit kan worden meegenomen in de strafmaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met bedreiging met geweld. Verdachte is met onder zijn kleding een namaakvuurwapen, dat niet van een echt vuurwapen te onderscheiden was, een openbare gelegenheid, het [bedrijf], binnengegaan en heeft daar geprobeerd het casino geld afhandig te maken. Door met zijn hand onder zijn trui te gaan, alwaar verdachte het namaakvuurwapen droeg, heeft hij bij een medewerker van het [bedrijf] de indruk gewekt dat er gevaar dreigde. Met deze handelwijze heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van deze medewerker, maar deze ook bedreigd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Zij acht een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout ingaat. De proeftijd zal worden vastgesteld op drie jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart de primair ten laste gelegde poging tot diefstal met bedreiging met geweld bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mrs. A.L.J.M.A. Janssens en M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. A. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 januari 2018.