ECLI:NL:RBNNE:2018:3168
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- H.H.A. Fransen
- E. Läkamp
- M. van den Steenhoven
- Rechtspraak.nl
Integrale vrijspraak van verdachte in vermogensdelicten door onduidelijke betrokkenheid
Op 31 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, die betrekking hadden op vermogensdelicten, waaronder diefstal en heling. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de vermogensdelicten onduidelijk was gebleven en dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte hooguit in aanraking was gekomen met de gestolen goederen, maar dat niet aannemelijk was geworden dat hij deze had gestolen of dat hij had meegewerkt aan de diefstal.
De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], behandeld. Beide benadeelde partijen hadden vorderingen tot schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank verklaarde hen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de feiten niet bewezen waren verklaard. De rechtbank bepaalde dat de vorderingen enkel bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend. De uitspraak van de rechtbank benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.