ECLI:NL:RBNNE:2018:3168

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
6 augustus 2018
Zaaknummer
18/930025-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak van verdachte in vermogensdelicten door onduidelijke betrokkenheid

Op 31 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, die betrekking hadden op vermogensdelicten, waaronder diefstal en heling. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de verdachte bij de vermogensdelicten onduidelijk was gebleven en dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte hooguit in aanraking was gekomen met de gestolen goederen, maar dat niet aannemelijk was geworden dat hij deze had gestolen of dat hij had meegewerkt aan de diefstal.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], behandeld. Beide benadeelde partijen hadden vorderingen tot schadevergoeding ingediend, maar de rechtbank verklaarde hen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de feiten niet bewezen waren verklaard. De rechtbank bepaalde dat de vorderingen enkel bij de burgerlijke rechter konden worden ingediend. De uitspraak van de rechtbank benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930025-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma, advocaat te Spier. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2018 tot en met 11 januari 2018
te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een
bedrijfspand aan/nabij de [adres 1] een aantal zakken hondenvoer en/of een trilplaat, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder
zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking,
inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2018 tot en met 19 februari 2018
te Assen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een aantal zakken hondenvoer en/of een trilplaat, heeft
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 18 januari 2018
te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een
bedrijfspand aan/nabij de [adres 2] een koelkast, een plotter, gereedschap, installatiemateriaal en/of een of meer
velgen met banden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder
zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking,
inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 19 februari 2018
te Assen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een plotter en/of installatiemateriaal, heeft verworven,
voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 19 februari
2018 te Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een auto (Mercedes, kenteken [kenteken] ), heeft verworven,
voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden,
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor integrale vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de betrokkenheid van verdachte niet blijkt uit de stukken en dat verdachte het ten laste gelegde stellig heeft ontkend.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van het dossier onvoldoende grond biedt voor het oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat verdachte hooguit in aanraking is gekomen met de gestolen goederen zoals ten laste is gelegd onder 1,2 en 3. De rechtbank overweegt dat de betrokkenheid van verdachte bij de vermogensdelicten dusdanig onduidelijk is gebleven, dat niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van (enige vorm van) medeplegen van diefstal dan wel opzet- of schuldheling, dan wel dat verdachte ten aanzien van de hem verweten gedragingen alleen gehandeld zou hebben. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van alle primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
Ten aanzien van feit 1:
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.000,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, te weten 10 januari 2018.
Ten aanzien van feit 2:
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5000,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, te weten 17 januari 2018.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie heeft de toewijzing gevorderd van de vordering van [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 7.750,00 en voor het overige de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie de toewijzing gevorderd van de vordering van [slachtoffer 3] . Bij beide vorderingen heeft zij gevorderd dat hierbij de hoofdelijkheidsclausule en de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op de door haar bepleitte vrijspraken, op het standpunt gesteld dat beide benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd onder 1, 2 en 3 en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. M. van den Steenhoven, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Kanhai, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2018.