ECLI:NL:RBNNE:2018:3162
Rechtbank Noord-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontbinding arbeidsovereenkomst en beschuldigingen van fraude bij zaalverhuur door conciërge
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting voor Christelijk Voortgezet Onderwijs in Zuid-West Fryslân (CVO) en een conciërge, hierna aangeduid als [verweerder]. CVO had een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder], waarbij beschuldigingen van fraude rondom de verhuur van zaalruimte in een school werden geuit. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van getuigenverklaringen en schriftelijke stukken.
De procedure begon met een tussenbeschikking op 20 december 2017, waarin [verweerder] werd toegelaten tot bewijsvoering over de omstandigheden waaronder hij zaalruimte mocht verhuren. Tijdens de getuigenverhoren kwamen verschillende getuigen aan het woord, waaronder [getuige A] en [getuige B], die verklaarden dat er in het verleden afspraken waren gemaakt over de verhuur van zaalruimte aan derden. CVO stelde echter dat [verweerder] niet in zijn bewijsopdracht was geslaagd en dat er geen toestemming was gegeven voor de verhuur.
De kantonrechter concludeerde dat de beschuldigingen van CVO niet voldoende onderbouwd waren en dat de verwijten aan [verweerder] niet als grondslag voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst konden dienen. De kantonrechter wees het verzoek van CVO af en oordeelde dat de proceskosten voor rekening van CVO kwamen. Dit leidde tot de beslissing dat [verweerder] recht had op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 1.200,-- voor het salaris van de gemachtigde en € 95,-- voor de getuigen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken en transparantie in de omgang met arbeidsovereenkomsten en de gevolgen van beschuldigingen van fraude in een professionele context.