ECLI:NL:RBNNE:2018:3114

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
18/930028-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldheling en diefstal door verdachte in meerdere inbraken en diefstallen

Op 31 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen verdachte [verdachte 1], die werd beschuldigd van meerdere inbraken en diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling en diefstal, waarbij hij in vereniging met anderen goederen heeft weggenomen uit verschillende bedrijfspanden. De tenlastelegging omvatte onder andere de diefstal van kook- en bakvoorwerpen, hondenvoer, gereedschap en een mobiele compressor. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele primair ten laste gelegde feiten, maar achtte de subsidiaire tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overwoog dat er onvoldoende bewijs was dat verdachte op de plaatsen delict aanwezig was, maar dat hij wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen van diefstal afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 243 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank enkele vorderingen niet-ontvankelijk verklaarde en andere gedeeltelijk toewijsde. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930028-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 96/164674-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 31 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte 1] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.P Plasman, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 6 januari 2018 tot en met 14 januari 2018 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een bedrijfspand aan/nabij de [adres 1] een of meer kook- en/of bakvoorwerpen, een of meer kassaladen, een of meer compressors, videoapparatuur, kabels, gereedschap, een heteluchtkanon, een aggregaat, een veegmachine, een grasmaaier, een mover, een quad, een hogedrukreiniger, een bosmaaier, gasflessen, een radio en/of een pompwagen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen dat
hij in of omstreeks de periode van 6 januari 2018 tot en met 21 februari 2018 te Assen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een of meer kook- en/of bakvoorwerpen, een of meer kassaladen, een of meer compressors, videoapparatuur, kabels, gereedschap, een heteluchtkanon, een aggregaat, een veegmachine, een grasmaaier, een mover, een quad, een hogedrukreiniger, een bosmaaier, gasflessen, een radio en/of een pompwagen, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten
vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2018 tot en met 11 januari 2018 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een bedrijfspand aan/nabij de [adres 2] een aantal zakken hondenvoer en/of een trilplaat, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2018 tot en met 21 februari 2018
te Assen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een aantal zakken hondenvoer en/of een trilplaat, heeft
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 18 januari 2018 te Assen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een bedrijfspand aan/nabij de [adres 3] een koelkast, een plotter, gereedschap, installatiemateriaal en/of een of meer velgen met banden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2018 tot en met 21 februari 2018
te Assen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een plotter en/of installatiemateriaal, heeft verworven,
voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2018 tot en met 25 januari 2018 te Hooghalen, gemeente Midden-Drenthe tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een bedrijfspand aan/nabij de Asserweg een hoeveelheid leidingen, gereedschap en/of een of meer trilstampers, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijfsnaam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2018 tot en met 21 februari 2018
te Assen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een hoeveelheid leidingen, gereedschap en/of een of meer
trilstampers, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op of omstreeks 16 januari 2018 te Groningen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vanaf een met een hekwerk afgesloten/omgeven terrein aan/nabij de [adres 4] een (mobiele) compressor, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde te weten aan [bedrijfsnaam 2] , heeft wegenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 16 januari 2018 tot en met 21 februari 2018 te Assen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een (mobiele) compressor, heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet mogelijk is gebleken om wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte op het tijdstip van het plegen van het feit aanwezig was op de plaats delict. Naar de mening van de officier van justitie geldt hetzelfde voor feit 4 primair.
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1 subsidiair en onder 4 subsidiair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft voorts veroordeling gevorderd van het onder 2, 3 en 5 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle primair ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het enkele feit dat de Volkswagen Transporter bus die mede door verdachte wordt gebruikt, enkele malen in de buurt is geweest van de plaatsen delict ten tijde van de vermoedelijke tijdstippen van de diefstallen onvoldoende is om wettig en overtuigend bewezen te achten dat ook verdachte daar toen was, nu immers verdachte heeft verklaard dat deze Volkswagen Transporter door verschillende mensen wordt gebruikt. Op geen andere wijze kan worden bewezen dat verdachte aanwezig was op de plaatsen delict ten tijde van de diefstallen.
Ook heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde opzetheling van de ten laste gelegde feiten. Niet is komen vast te staan dat verdachte daadwerkelijk wist dat het om gestolen goederen ging.
Wat betreft de schuldheling heeft de raadsman gezegd dat verdachte heeft bekend dat hij zorgvuldiger had moeten zijn. De raadsman heeft verwezen naar het reclasseringsrapport waar verdachte ook in die zin heeft verklaard. De raadsman laat het oordeel over schuldheling over aan de rechtbank, met uitzondering van feit 5 (zaak 10). Wat betreft deze zaak heeft de raadsman aangevoerd dat de compressor niet in de macht van verdachte is geweest en van de voor dit feit ten laste gelegde subsidiaire variant dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Er is geen wettig bewijs voor de vaststelling dat verdachte op de plaatsen delict is geweest. De enkele omstandigheid dat de Volkswagen Transporter die mede door verdachte werd gebruikt in de buurt van de plaatsen delict is geweest ten tijde van de ten laste gelegde feiten is daartoe onvoldoende. Verdachte heeft betrokkenheid bij de diefstallen stellig ontkend. Er zijn geen getuigen die hem op de plaatsen delict hebben gezien en ook blijkt zijn aanwezigheid daar op die tijdstippen niet uit camerabeelden of op andere wijze.
De rechtbank acht wel het volgende wettig en overtuigend bewezen:
- schuldheling voor het onder 1 (voor de hierna te noemen goederen), 2, 3 en 4 (gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft het gereedschap en de trilstampers; hierna aan te duiden als feit 4B) ten laste gelegde;
- diefstal voor het onder 4 (gedeeltelijk, namelijk voor zover het betreft een hoeveelheid leidingen; hierna aan te duiden als feit 4A) en 5 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde voor zover het betreft de daarin genoemde kook- en/of bakvoorwerpen, het heteluchtkanon, de veegmachine, de mover en de Kärcher hogedrukreiniger. Daartoe overweegt zij het volgende.
[slachtoffer 1] heeft bij hem ontvreemde goederen herkend toen die hem worden getoond na in beslag genomen te zijn. De kook- en/of bakvoorwerpen, het heteluchtkanon, de mover en de Kärcher hogedrukreiniger zijn alle aangetroffen in de door verdachte gebruikte garageboxen 26 of 40. Verdachte heeft de veegmachine via zijn marktplaats-account verkocht.
In de verhoren bij de politie noch ter terechtzitting heeft verdachte openheid van zaken willen geven over de wijze waarop hij deze goederen heeft verkregen. Verdachte heeft geen aankoopbewijzen van de genoemde goederen kunnen overleggen. Zijn verklaringen over de verwerving blijven vaag en zijn niet verifieerbaar. Zo heeft verdachte volstaan met het noemen van een oud-ijzerhandel waar hij de goederen heeft gekocht, zonder dat hij een naam kon noemen van de verkoper. Evenmin heeft verdachte een sluitende verklaring gegeven voor de vraag hoe de genoemde goederen in de door hem gehuurde dan wel mede gebruikte garageboxen terecht zijn gekomen. Verdachte heeft verklaard dat garagebox 26 sinds een paar maanden niet op slot was, dat er verschillende mensen waren die daar goederen in zetten en dat het die mensen zullen zijn geweest die deze gestolen goederen erin hebben geplaatst. Deze verklaring strookt niet met de bevinding van de politie op 25 januari 2018, die garagebox 26 op slot aantrof.
Gezien deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, gaat de rechtbank er daarom vanuit dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 januari 2018, opgenomen op pagina 994 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018012341-1, inhoudende als verklaring van de heer [slachtoffer 1] :

Ik ben eigenaar van [bedrijfsnaam 3] [slachtoffer 1] . Ik heb ook een loods aan de [adres 1] die ik gebruik voor opslag van spullen van de bakkerij. Ik doe aangifte van inbraak.
Op zaterdag 6 januari 2018, omstreeks 21.00 uur was ik bij mijn loods aan de [adres 1] te Hoogeveen, toen ik daar vertrok heb ik de loods goed afgesloten. Toen ik binnen zag ik meteen dat er was ingebroken. Ik zag dit doordat ik een aantal spullen miste die in de loods stonden.
Achter deze roldeur met daarin de loopdeur, staat een oliebollenverkoopkar, aan de voorzijde van de dissel van deze kar zit een witte bak, welke was afgesloten door middel van een hangslot, hierin zat een videorecorder die was aangesloten op twee videocamera's in de kar. Ik zag dat het slot was doorgeknipt/geslepen. De videorecorder is weggenomen. Op de bak stond een losse accu, deze accu is ook weggenomen.

2. Bijlage bij het onder 1 genoemde proces-verbaal, waarop de uit de loods van [slachtoffer 1] weggenomen goederen zijn opgenomen (pagina 998 tot en met 1003 van voornoemd dossier).

3. Een beslaglijst, opgenomen op pagina 194 e.v. van voornoemd dossier, waaruit blijkt op welke plaatsen de weggenomen goederen van [slachtoffer 1] zijn aangetroffen (garageboxen 26 en 40).

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2018, opgenomen op pagina 1025 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Op woensdag 17 januari 2018 kwam omstreeks 19.25 de volgende melding binnen:
(…)
Ziet melder [ [slachtoffer 1] , toevoeging rechtbank] nu de gestolen Veegmachine op MP [Marktplaats, toevoeging rechtbank] staan bij [bedrijfsnaam 4] .

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2018, opgenomen op pagina 1031 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Ik vroeg de melder naar unieke kenmerken van de veegmachine.
Ik hoorde de melder zeggen:
"Het rode ding waar de borstel onder zit daar is aan een kant de bescherming af. De pennen voorop daar zitten bouten op, daar kan de sneeuwschuiver op aangesloten. De rol is ingesleten. De startkabel zit niet, die moet je vasthouden als je gas wilt geven. Op de voorkant heeft een sticker op gezeten van [bedrijfsnaam 5] . Het is em 100%."

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2018, opgenomen op pagina 1050 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Op maandag 22 januari 2018 heb ik contact opgenomen met aangever [slachtoffer 1] . Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen dat hij op marktplaats twee advertenties had zien staan waarbij zijn goederen aangeboden werden. Het zou gaan om een Kärcher hogedrukspuit en een Hitachi professionele stofzuiger. De goederen zouden aangeboden worden door ' [bedrijfsnaam 4] '.

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2018, opgenomen op pagina 1056 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Op 23 januari 2018 heb ik telefonisch contact gehad met [slachtoffer 1] .
Ik heb aan hem gevraagd of hij specifieke kenmerken kon benoemen van zijn Karcher hogedrukreiniger welke bij hem was weggenomen ten tijde van de inbraak.
(…) Ik hoorde hem samengevat het volgende aan mij verklaren:
De Karcher is zo goed als nieuw, deze werd circa 2 keer per jaar gebruikt. Op Marktplaats is de Karcher tezamen te zien met en wasborstel, zo één welke je ook voor auto's gebruikt. Op één van de foto's op Marktplaats is de Karcher tezamen met deze borstel te zien, deze borstel heeft een aluminium steel. Een dergelijke borstel behoort officieel niet bij zo'n dergelijke Karcher. Dit is officieel geen setje, echter wordt dit wel als setje aangeboden. Bij de inbraak zijn bij mij zo'n Karcher en zo'n zelfde wasborstel weggenomen. Deze had ik in het verleden apart van elkaar aangeschaft en zijn zoals gezegd beide weggenomen bij de inbraak. Dit wordt nu dus als een setje aangeboden."

8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2018, opgenomen op pagina 1058 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Binnen het onderzoek Hemla is er sprake van het aanbieden van goederen op marktplaats die zeer waarschijnlijk van diefstal afkomstig zijn. Deze goederen worden aangeboden door de gebruiker ' [bedrijfsnaam 4] '. Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat de handelsnaam [bedrijfsnaam 4] een eenmanszaak betreft waaraan de volgende gegevens zijn gekoppeld:
Bezoekadres: [adres 5]
Telefoonnummer: [telefoonnummer 1]
E-mailadres: [e-mailadres]
Eigenaar naam: [verdachte 1]
Geboortedatum en -plaats: [datum] , [plaats]
Adres: [adres 6]
Twee van deze goederen, te weten een ladder en een Karcher machine zijn op de foto gezet in de buurt van garageboxen.
Op donderdag 25 januari 2018 kreeg ik een whatsapp van een collega dat hij de locatie mogelijk herkende als zijnde garageboxen aan de [adres 7] te Assen.
Bij navraag van het Kadaster bleek Dhr. [naam 1] eigenaar was van de garageboxen aan de [adres 7] te Assen en vermoedelijk als verhuurder optrad. Hierop heb ik, verbalisant, Dhr. [naam 1] telefonisch benaderd. Ik vroeg hem of hij eigenaar en verhuurder was van de garageboxen aan de [adres 7] te Assen. [naam 1] antwoordde bevestigend hierop. Ik hoorde Dhr. [naam 1] zeggen dat hem wat te binnen schoot, en dat hij wel twee garageboxen verhuurde op de naam van [naam 2] , maar dat deze twee garageboxen door haar vriend genaamd [verdachte 1] werden gebruikt. Ik hoorde Dhr. [naam 1] zeggen dat hij de sleutels heeft van alle garageboxen en dat iedereen waaraan hij een box verhuurt weet dat hij af en toe een kijkje neemt in de garagebox wanneer hij dat nodig acht. Hij had dit ook gedaan bij een garagebox van [verdachte 1] en [naam 2] omdat hij het niet helemaal vertrouwde en ik hoorde Dhr. [naam 1] zeggen dat er toen een heleboel hondenvoer in de garagebox had gelegen. Ik, verbalisant Reinders, wist vanuit de informatie uit het politiesysteem BVH dat er vanuit een loods aan de [adres 8] te Assen een grote hoeveelheid hondenvoer van het merk Canivera was weggenomen tussen 10 en 11 januari 2018. Hierop heb ik met Dhr. [naam 1] afgesproken om ter plaatse te komen.
Dhr. [naam 1] gaf aan dat hij twee garageboxen verhuurde aan [naam 2] maar dat deze boxen werden gebruikt door haar vriend [verdachte 1] . [naam 1] gaf aan dat de nummer 40 en 26 werden gehuurd door [verdachte 1] / [naam 2] . Ik hoorde [naam 1] tevens zeggen dat [verdachte 1] rijdt in een bruinkleurige Volkswagen transporter bus.
Bij het openen van garagebox nummer [nummer 1] zag ik, verbalisant, dat er onder andere een grote hoeveelheid installatiemateriaal lag opgeslagen. Daarnaast zat ik onder andere een grote plotter/printer en zakken hondenvoer liggen van het merk Canivera. In de tweede garagebox met nummer 26 zag ik onder andere een Karcher hogedruk reiniger staan met daar in de buurt een lange autowasborstel. (…). Op basis van deze bevindingen had ik het vermoeden dat beide garageboxen vol stonden met gestolen dan wel goederen afkomstig van heling.

9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 januari 2018, opgenomen op pagina 1070 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de heer [naam 1] :

Ik ben nu ongeveer 5 jaar eigenaar van deze garageboxen. [verdachte 1] huurt garagebox 26 sinds ongeveer 1,5 tot 2 jaar. Nummer [nummer 1] huren [verdachte 1] en [medeverdachte 1] samen sinds ongeveer 3 weken.
[verdachte 1] komt de laatste tijd dagelijks bij deze boxen. De hele dag door, soms ook 's nachts. Eerder had hij alleen oud ijzer in de box, maar sinds [medeverdachte 1] erbij is heb ik het idee dat er dingen gebeuren die niet door de beugel kunnen. Er stonden dure spullen in, onder andere een zitmaaier en stratenmakersgereedschap. Ik zag ook een caravan mover en een veegmachine.
Van geen van beide boxen is een ondertekend huurcontract.

10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 29 januari 2018, opgenomen op pagina 1084 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de heer [naam 3] :

Ik ben dus al een tijdje op zoek naar een veegmachine. Ik kwam er eentje op Marktplaats tegen die binnen mijn budget viel. Ik zag dat het om een veegmachine van het merk Limpar, type 69, ging die te koop werd aangeboden via ' [bedrijfsnaam 4] '. Ik heb toen in ieder geval een bod gedaan van Euro 350,-. Ik kreeg een bericht terug van de verkoper en hij zei dat ik hem op mocht komen halen voor dat bedrag.
Ik sta daar dus. 12:00 uur afgesproken maar de mannen kwamen pas omstreeks 12:30 uur aanrijden. Er kwamen twee personen aanrijden. Die [verdachte 1] of [verdachte 1] zat achter het stuur. Die andere persoon die heeft zich niet voorgesteld. Ik vond het een hele aparte bus. Volgens mij een Volkswagen Transporter, beetje een glimmende mokka kleur. Ik hoorde dat de bestuurder zeggen dat ik achter hem aan moest rijden omdat de veegmachine in opslag stond in een garagebox een paar straten verderop. Het was een hele serie boxen met een wit/groene deur erin. Het was ook vlak bij de woning van de verkoper. De jongens deden een garagebox open. Ik weet niet welk nummer dat was. Toen ze de deur open deden zag ik de veegmachine staan. Er stonden nog veel meer goederen in. De box stond helemaal vol.
Hij haalde die veegmachine eruit en vroeg mij of ik ook belang bij een sneeuwschuif had. Ik had daar geen belang bij. Het is een Limpar, type 69 veegmachine. Hij heeft een rode kap over de motor en witte beplating aan de zijkant. [verdachte 1] of [verdachte 1] was de verkoper.

11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2018, opgenomen op pagina 1089 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):

Als aanvulling op de gegevens van de veegmachine geeft getuige [ [naam 3] , toevoeging rechtbank] de volgende gegevens op:
Limpar Quatro 40
Bijzonderheden:
Er ontbreekt een beschermrubber aan een kant van de kap
De werking van de gaskabel is niet deugdelijk.
Gas geven met de kabel kan wel maar terug moet met de hand via het handeltje op de carburateur gebeuren.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
De rechtbank acht het onder 2 subsidiair ten laste gelegde op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Een aanzienlijk deel (170 van de 400 zakken) van het gestolen hondenvoer is aangetroffen in de garageboxen 26 (gehuurd door verdachte) en - vooral - 40 (mede gebruikt door verdachte). Verdachte heeft geen andere verklaring kunnen geven voor de wijze waarop het hondenvoer in de (mede) door hem gebruikte terecht kan zijn gekomen dan dat de garagebox 26 niet op slot waren en verschillende mensen daarin goederen konden neerzetten. Wat dit betreft verwijst de rechtbank naar wat zij hierboven bij feit 1 heeft overwogen.
De verklaring van [naam 4] wijst erop dat verdachte wist dat het hondenvoer gestolen was.
[naam 2] , de vriendin van verdachte, heeft verklaard dat alleen zij, verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de Volkswagen Transporter reden.
In de nacht van 10 op 11 januari 2018 heeft mevrouw [naam 1] twee personen gezien in de Volkswagen Transporter bij de garageboxen. Op basis van de verklaring van [naam 2] moeten dit verdachte en [medeverdachte 1] zijn geweest.
Verdachtes andersluidende verklaring dat er meer mensen in de Volkswagen Transporter reden, waaronder familieleden, die de bus mee konden nemen wanneer zij dat maar wilden omdat de bus niet op slot stond, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Immers, verdachte heeft ook verklaard dat hij de bus nodig had voor zijn werk. Hij was dus dagelijks afhankelijk van de bus. Niet goed voorstelbaar is dat verdachte zijn werk kon doen als hij dagelijks in onzekerheid zou verkeren over de vraag of hij de bus wel zou kunnen gebruiken of dat een familielid het had behaagd de bus mee te nemen.
De twee door mevrouw [naam 1] in de nacht van 10 op 11 januari 2018 in het oog gehouden personen waren steeds ongeveer 20 minuten bij de garagebox en dan 25 minuten weg, zo heeft zij verklaard. Dit ging een aantal uren zo door. Dit valt te rijmen met de diefstal van een groot aantal goederen, die niet allemaal tegelijkertijd in de Volkswagen Transporter pasten, waardoor verdachte en zijn mededader verschillende malen hebben moeten rijden. Gezien de overige omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat het hier verschillende ritten betrof met zakken hondenvoer. Verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat dit hondenvoer van diefstal afkomstig was.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 januari 2018, opgenomen op pagina 1155 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Op donderdag 11 januari 2018 kwam ik ter plaatse van het misdrijf op de locatie [adres 8] bij een persoon die mij opgaf te zijn:
Achternaam: [slachtoffer 2]
Voornamen: [slachtoffer 2]
(…)
Hij deed aangifte mede namens het slachtoffer:
Achternaam: [slachtoffer 3]
Voornamen: [slachtoffer 3]
(…)
en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaatsvond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen woensdag 10 januari 2018 te 21:30 uur en donderdag 11 januari 2018 te 9:00 uur:
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik doe aangifte van inbraak. Het weggenomen goed behoort mij geheel in eigendom toe.
Ik gebruik deze loods voor opslag. In de loods lagen pallets vol hondenvoer van het merk Canivera Nederland en onder andere een trilplaat. Omstreeks 21:30 uur ben ik weggegaan uit de loods, ik heb de loods die voorzien is van een deur en een roldeur beiden afgesloten. Op donderdag 11 januari omstreeks 09:00 uur kreeg ik een telefoontje van de eigenaar van de loods meneer [slachtoffer 3] . Hij vertelde mij dat er geprobeerd was in te breken. Omstreeks 11:00 uur ben ik samen met de Politie de loods binnen gegaan. Ik zag direct dat al het hondenvoer was meegenomen en dat de trilplaat die achterin de loods stond ook was meegenomen.
Ik had in de loods ongeveer 400 zakken hondenvoer liggen verdeeld over ongeveer 14 pallets.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2018, opgenomen op pagina 1058 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Binnen het onderzoek Hemla is er sprake van het aanbieden van goederen op marktplaats die zeer waarschijnlijk van diefstal afkomstig zijn. Deze goederen worden aangeboden door de gebruiker ' [bedrijfsnaam 4] '. Uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat de handelsnaam [bedrijfsnaam 4] een eenmanszaak betreft waaraan de volgende gegevens zijn gekoppeld:
Bezoekadres: [adres 5]
Telefoonnummer: [telefoonnummer 1]
E-mailadres: [e-mailadres]
Eigenaar naam: [verdachte 1]
Geboortedatum en -plaats: [datum] , [plaats]
Adres: [adres 6]
Twee van deze goederen, te weten een ladder en een Karcher machine zijn op de foto gezet in de buurt van garageboxen.
Op donderdag 25 januari 2018 kreeg ik een whatsapp van een collega dat hij de locatie mogelijk herkende als zijnde garageboxen aan de [adres 7] te Assen.
Bij navraag van het Kadaster bleek Dhr. [naam 1] eigenaar was van de garageboxen aan de [adres 7] te Assen en vermoedelijk als verhuurder optrad. Hierop heb ik, verbalisant, Dhr. [naam 1] telefonisch benaderd. Ik vroeg hem of hij eigenaar en verhuurder was van de garageboxen aan de [adres 7] te Assen. [naam 1] antwoordde bevestigend hierop. Ik hoorde Dhr. [naam 1] zeggen dat hem wat te binnen schoot, en dat hij wel twee garageboxen verhuurde op de naam van [naam 2] , maar dat deze twee garageboxen door haar vriend genaamd [verdachte 1] werden gebruikt. Ik hoorde Dhr. [naam 1] zeggen dat hij de sleutels heeft van alle garageboxen en dat iedereen waaraan hij een box verhuurt weet dat hij af en toe een kijkje neemt in de garagebox wanneer hij dat nodig acht. Hij had dit ook gedaan bij een garagebox van [verdachte 1] en [naam 2] omdat hij het niet helemaal vertrouwde en ik hoorde Dhr. [naam 1] zeggen dat er toen een heleboel hondenvoer in de garagebox had gelegen. Ik, verbalisant Reinders, wist vanuit de informatie uit het politiesysteem BVH dat er vanuit een loods aan de [adres 8] te Assen een grote hoeveelheid hondenvoer van het merk Canivera was weggenomen tussen 10 en 11 januari 2018. Hierop heb ik met Dhr. [naam 1] afgesproken om ter plaatse te komen.
Dhr. [naam 1] gaf aan dat hij twee garageboxen verhuurde aan [naam 2] maar dat deze boxen werden gebruikt door haar vriend [verdachte 1] . [naam 1] gaf aan dat de nummer 40 en 26 werden gehuurd door [verdachte 1] / [naam 2] . Ik hoorde [naam 1] tevens zeggen dat [verdachte 1] rijdt in een bruinkleurige Volkswagen transporter bus. Hierop hebben wij gevraagd of [naam 1] voor ons de deur kon openen van de garageboxen die gehuurd werden door [verdachte 1] / [naam 2] .
Bij het openen van garagebox nummer 40 zag ik, verbalisant, dat er onder andere een grote hoeveelheid installatiemateriaal lag opgeslagen. Daarnaast zat ik onder andere een grote plotter/printer en zakken hondenvoer liggen van het merk Canivera.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 januari 2018, opgenomen op pagina 1070 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van de heer [naam 1] :

Ik ben nu ongeveer 5 jaar eigenaar van deze garageboxen. Meneer [verdachte 1] huurt garagebox 26 sinds ongeveer 1,5 tot 2 jaar. Nummer 40 huren [verdachte 1] en [medeverdachte 1] samen sinds ongeveer 3 weken.
[verdachte 1] komt de laatste tijd dagelijks bij deze boxen. De hele dag door, soms ook 's nachts, hoorde ik van mijn dochter en schoonzoon. Eerder had hij alleen oud ijzer in de box, maar sinds [medeverdachte 1] erbij is heb ik het idee dat er dingen gebeuren die niet door de beugel kunnen. Er stonden dure spullen in, onder andere een zitmaaier en stratenmakersgereedschap. Ik zag ook een caravan mover en een veegmachine.
Van geen van beide boxen is een ondertekend huurcontract.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 februari 2018, opgenomen op pagina 1257 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring [naam 2] :

De Volkwagen Transporter met kenteken [kenteken] is mijn auto. Alleen [medeverdachte 1] , [verdachte 1] en ik rijden in de Volkswagen Transporter.

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 februari 2018, opgenomen op pagina 1190 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van mevrouw [naam 4] :

[medeverdachte 1] was bang dat ik informatie ging delen over de gestolen spullen en de loods van [verdachte 1] . Hij heeft mij verteld over gestolen hondenvoer, dat van de bakkerij en gereedschap. Hij vertelde mij dat hij dat allemaal had gestolen en dat zou allemaal in de loods liggen. Hij vertelde mij ook dat er gestolen hondenvoer instond. Hij vertelde dat hij het hondenvoer in Assen had gestolen, dat zou om wel 10.000 euro gaan.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 22 februari 2018, opgenomen op pagina 1194 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van mevrouw [naam 5] :

Ik weet dat [medeverdachte 1] hondenvoer had gekocht en doorverkocht.
[verdachte 1] en [medeverdachte 1] hebben daar veel geld aan verdiend zei [medeverdachte 1] .

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 30 januari 2018, opgenomen op pagina 1185 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van mevrouw [naam 6] :

Ik woon in een woning die vanuit de badkamer uitzicht biedt op de in- en uitgang van de oprit van de garageboxen aan de [adres 7] in Assen. Ik kan een goede 100 meter van de ingang zien, daarna splitst het terrein zich in een linker- en rechterweg. Die linker en rechterzijde kan ik dus niet zien. Aan deze zijden bevinden zich ook garageboxen, waaronder de box waar de politie bij is geweest op donderdag 25 januari. Het terrein waar de garageboxen zich bevinden is verlicht. De afstand van mijn woning naar de garageboxen is circa 8 meter. Mijn woning grenst eigenlijk direct aan de oprit van het terrein. Mijn ogen zijn goed, ik ben niet nachtblind of brildragend.
In de nacht van woensdag 10 op donderdag 11 januari 2018 heb ik een donkere Volkswagen Transporter gezien op het terrein van de boxen. Ik weet dat nog zo precies omdat ik die nacht niet heb kunnen slapen van het lawaai dat er werd gemaakt. Dit duurde wel van ongeveer 00:30 uur tot 04:00 uur. Ik hoorde het geluid van een dieselmotor die draaide en een deur die vrij hard geopend werd.
Er zaten in ieder geval twee personen in de bus. Hij reed de oprit op naar achteren en sloeg linksaf. Verder kon ik niet zien waar ze heen reden maar ik weet dat [verdachte 1] twee boxen gebruikt op dat terrein en beiden bevinden zich aan de rechterzijde dus links had hij niets te zoeken. De bus werd uit het zicht gezet dus maar ik zag kort daarna een persoon lopen op het terrein. Deze had donkere kleding aan en een slank postuur. Ik kon niet precies zien wie het was want daarvoor was de afstand te groot. Deze persoon liep richting de garageboxen van [verdachte 1] . De Volkswagen bus volgde deze persoon. Ik heb het kenteken van de bus genoteerd en deze heb ik aan uw collega, [verbalisant 1] , gegeven. Ik weet het kenteken zo even niet uit mijn hoofd te noemen.
Het viel mij op dat gedurende de genoemde nacht van 10 op 11 januari, dat de personen en de bus telkens ongeveer 20 minuten op het terrein waren en dat weer ongeveer 25 minuten weg waren. Als ik er nu op terug kijk vermoed ik dat ze op dat moment misschien wel gestolen sullen aan het vervoeren waren.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair
De rechtbank acht het onder 3 subsidiair ten laste gelegde op grond van de hierna te bespreken bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Uit de hierna te bespreken bewijsmiddelen blijkt dat de Volkswagen Transporter in de nacht van 17 op 18 januari 2018 meerdere malen wordt gezien op camerabeelden in de buurt van de plaats delict. De bij [slachtoffer 4] in die nacht ontvreemde goederen zijn vervolgens aangetroffen in de garageboxen 26 en 40, (mede) gehuurd dan wel gebruikt door verdachte. Verdachte heeft geen sluitende verklaring gegeven als antwoord op de vraag hoe deze goederen in de (mede) door hem gehuurde dan wel gebruikte garageboxen terecht zijn gekomen. De rechtbank verwijst wat dit betreft naar hetgeen zij heeft overwogen bij feit 1.
Twee van deze goederen zijn via [bedrijfsnaam 4] , de onderneming van verdachte, op Marktplaats aangeboden en gekocht door [naam 7] , die verdachte heeft herkend ten tijde van de koop, terwijl de aangeboden machines door aangever [slachtoffer 4] zijn herkend als zijnde twee van de bij hem ontvreemde goederen. Gezien het voorgaande had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat het hier om door een misdrijf verkregen goederen betrof.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 januari 2018, opgenomen op pagina 1265 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Op donderdag 18 januari 2018 kwam ik ter plaatse van het misdrijf op de locatie [adres 3] bij een persoon die mij opgaf te zijn:
Achternaam: [slachtoffer 4]
Voornaam: [slachtoffer 4]
(..)
Ik doe aangifte van diefstal middels braak.
Ik ben eigenaar van ' [bedrijfsnaam 6] '. Mijn magazijn is gevestigd aan de [adres 3] te Assen.
Op woensdag 17 januari 2018 te 17.15 uur verliet ik mijn opslag aan de [adres 3] . Op donderdag 18 januari om 04:28 uur werd ik gebeld door mijn medewerker [naam 8] . Hij vertelde mij dat hij bij het magazijn stond en dat er was ingebroken. Ik zag aan de voorzijde van mijn pand dat er een raam gebroken was. Een koelkast en plotter zijn weggenomen.
Vanuit de kantine kom je uit in het magazijn/opslag. Ook staan in deze ruimte diverse kledingkastjes voor mijn werknemers. Hier konden zij hun eigen gereedschap inzetten. De lockers welke op slot zaten zijn met een breekvoorwerp opengemaakt.
Tevens lag er in mijn pand nog vloerverwarmingsmaterialen van [bedrijfsnaam 7] te Stadskanaal. Hierbij werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.

2. Bijlage bij het onder 1 genoemde proces-verbaal, waarop de uit de bedrijfsruimte van [slachtoffer 4] weggenomen goederen zijn opgenomen (pagina 1268 tot en met 1272 van voornoemd dossier).

3. Een beslaglijst, opgenomen op pagina 194 e.v. van voornoemd dossier, waaruit blijkt op welke plaatsen de weggenomen goederen van [slachtoffer 4] zijn aangetroffen (garageboxen [nummer 2] en [nummer 1] ).

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2018, opgenomen op pagina 1313 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Op 30 januari 2018 kwam aangever/benadeelde [slachtoffer 4] bij het Keten Beslaghuis
Noord Nederland, gevestigd aan de Sontweg 8 te Groningen. Hier stonden goederen op
gestald die afkomstig waren van een bij de aangever gepleegde inbraak. Met de
aangever werd afgesproken dat hij zijn goederen terug kon krijgen in overleg met de
officier van justitie en de districtsrecherche Hoogeveen. De aangever werd afgesproken dat hij door de politie werd aangesteld als bewaarder van de door hem ontvangen goederen tot de officier van justitie een definitieve beslissing had genomen.
De aangever heeft in zijn aangifte een goederenlijst opgesteld maar kwam tijdens het
ophalen van zijn goederen meer spullen tegen die van hem waren maar waarvan hij nog
niet had vernomen dat ze ook waren weggenomen bij de diefstal. Het betreft de volgende goederen [de rechtbank volstaat met verwijzing naar de goederen zoals opgenomen op pagina 1313 tot en met 1321 van voornoemd dossier].

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 7] d.d. 25 januari 2018, opgenomen op pagina 1403 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verdachte:

Ik weet dat ik als verdachte van heling van twee (2) vlechtmachines wordt
gehoord. Ik handel in gebruikte machines. Ik koop machines op, eventueel worden deze opgeknapt, om ze vervolgens door te verkopen.
Op maandag 22 januari 2018 ontving ik via de berichtendienst van de website Marktplaats.nl een bericht van het account ' [bedrijfsnaam 4] ', zie foto's 1 tot en met 4. [1] Ik kreeg nu het aanbod om twee (2) vlechtmachines van het type RB441t op te kopen.
Ik heb via de berichtendienst ook om de serienummers gevraagd, ik heb toen één serienummer ontvangen. Daarop sloot ik via de berichtenservice van Marktplaats.nl een koopovereenkomst met [bedrijfsnaam 4] om de twee vlechtmachines te kopen voor 2100 euro. We maakten de afspraak dat beide machines op woensdag 24 januari omstreeks 19.45 uur bij mijn bedrijf zouden worden afgeleverd.
Op woensdag 24 januari 2018 om 19.24 uur werd ik gebeld door [verdachte 1] met het
mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Vervolgens zag ik dat er twee
jongemannen aan de zaak kwamen om de machines af te leveren. [Eén ervan, toevoeging rechtbank] stelde zichzelf voor als zoon van metaalhandel [verdachte 1] .
Ik heb het bedrag van 2100 euro vervolgens via internetbankieren overgemaakt naar [verdachte 1] op [bankrekeningnummer] .
Ik heb te goeder trouw gehandeld en ik wist niet dat de vlechtmachines gestolen waren.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 april 2018, opgenomen op pagina 1401 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

In verband met de in Losser in beslag genomen vlechtmachines van aangever [slachtoffer 4] had
ik via de mail contact met aangever [slachtoffer 4] . Uit het onderzoek bleek dat verdachte
[naam 7] van [bedrijfsnaam 8] een klaagschrift had ingediend bij de Rechtbank Oost in verband met de in beslagname van de vlechtmachines bij hem. [naam 7] had aangegeven deze machines te goeder trouw te hebben gekocht. Aangever [slachtoffer 4] had mij, verbalisant, reeds eerder laten weten dat hij vond dat [naam 7] deze machines niet te goeder trouw had gekocht. Dit heeft aangever [slachtoffer 4] ook aangegeven in een mail naar het onderzoeksteam toe. De tekst van deze mail wordt hieronder weergegeven:
"Zoals je weet, zijn mijn splinternieuwe en 1 week oude vlechtmachine (MAX RB441T)
teruggevonden bij iemand die ze gekocht heeft. De serienummers komen overeen met de
serienummers van mijn gestolen machines."
Ten aanzien van feit 4A
De rechtbank acht het onder 4 primair ten laste gelegde op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen voor zover het de daarin genoemde leidingen betreft en overweegt daartoe als volgt.
Op camerabeelden is te zien dat de leidingen op 23 januari 2018 in de Volkswagen Transporter aanwezig zijn. [naam 9] koopt het koper dat in die leidingen aanwezig is van [medeverdachte 1] en verdachte, die het met die bus hebben gebracht. Verdachte heeft zichzelf herkend op de foto van de camerabeelden van [naam 9] . Een medewerker van [bedrijfsnaam 1] heeft de leidingen herkend als zijnde de gestolen leidingen. Op de vraag aan verdachte hoe hij aan de leidingen kwam heeft hij geantwoord dat die de avond van tevoren bij hem waren gebracht. Hij heeft geen duidelijkheid gegeven over de persoon of personen die de leidingen bij hem hebben afgeleverd. Gezien de korte tijdsspanne tussen de diefstal en het aanbieden van de leidingen aan [naam 9] (de diefstal is gepleegd tussen 22 januari 2018 16.00 uur en 23 januari 2018 6.30 uur en verdachte heeft de ontvreemde leidingen in de ochtend van 23 januari 2018 bij [naam 9] aangeboden om ze te verkopen) gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte degene is die de leidingen bij [bedrijfsnaam 1] heeft weggenomen. De rechtbank acht wat betreft het bij feit 4A primair ten laste gelegde bewezen voor zover het om de in de tenlastegelegde genoemde leidingen gaat.
Dat geldt niet voor de goederen die in de nacht van 24 op 25 januari 2018 bij [bedrijfsnaam 1] zijn ontvreemd (feit 4B). Een deel van die goederen (twee trilplaten en gereedschap) is aangetroffen in de garagebox die verdachte huurde, dan wel mede gebruikte. Voor de aanwezigheid van die goederen heeft verdachte geen sluitende verklaring gegeven. Hij heeft verklaard dat hij deze goederen heeft gekocht en dat deze bij hem zijn afgeleverd maar heeft niet willen zeggen van wie hij deze heeft gekocht. Hij heeft eveneens verklaard dat hij die goederen zelf in de garagebox heeft neergezet. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij bij feit 1 hierover heeft vermeld. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat deze zaken van diefstal afkomstig waren en daarom acht de rechtbank wat betreft de trilplaten en het gereedschap het bij feit 4 subsidiair ten laste bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
feite 4A en 4B

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 januari 2018, opgenomen op pagina 1477 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 10] namens [bedrijfsnaam 1] :

Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik doe aangifte van diefstal door middel van braak. Hetgeen is weggenomen behoort
[bedrijfsnaam 1] geheel in eigendom toe. Niemand had het recht of de toestemming deze goederen
weg te nemen en zich toe te eigenen. De diefstal vond als volgt plaats:
Het bedrijf [bedrijfsnaam 1] heeft een aantal containers en voertuigen staan aan de [adres 9]
. Deze containers en voertuigen staan binnen een omheining van hekken.
In deze containers zitten allerlei gereedschappen.
Op maandag 22 januari 2018, omstreeks 16.00 uur, zijn de containers afgesloten met
een hangslot en is het hekwerk afgesloten met een kettingslot.
Op dinsdag 23 januari 2018, omstreeks 06.30 uur, kwam een collega van mij bij de
[adres 9] . Hij zag dat het kettingslot van het hek kapot was. Op het
bouwterrein bleek dat er een (1) container open was gebroken en dat er een (1)
container gepoogd was open te breken. In deze container zat een aggregaat. Uit de
container welke open gebroken is zijn de volgende goederen weggenomen:
- Ongeveer 80 meter koper leidingen
- Ongeveer 100 meter Peko leidingen
- Ongeveer 35 a 36 aansluitparketten voor de gasmeter
Deze diefstal is dinsdag niet gemeld bij de politie. [bedrijfsnaam 1] was van plan om vandaag,
25 januari 2018, camera's op deze locatie op te hangen om een eventuele volgende
diefstal te filmen.
Op woensdag 24 januari 2018, omstreeks 16.00 uur, zijn de containers afgesloten met
een hangslot en is het hekwerk afgesloten met een kettingslot. Voor de zekerheid is er
nog een grote tractor voor de containers geplaatst zodat de containers niet open
konden.
Op donderdag 25 januari 2018, omstreeks 06.30 uur, kwam een collega van mij bij de
[adres 9] . Hij zag dat het kettingslot kapot was. Op het bouwterrein
bleek dat er twee (2) containers open waren gebroken en dat er een (1) keet open
gebroken was. Ook was de grote tractor voor de containers weggesleept. Uit deze
containers en keet zijn de volgende goederen weggenomen:
- Gasblazenset Ro/Gr/Ro 1+2 (12-55-25-021)
- Reciprozaag accu Hitachi CR18dsl (77-60-81-117)
- Accuboormachine 18V hitachi DS18DSL (77-61-51-056)
- Boorhamer Metabo KHE 76 (12-60-73-145)
- Gasdetectie Extec PM4 (12-62-39-052)
- Acculader Hitachi (77-61-51-596)
- Acculader Hitachi (77-61-51-865)
- Trilstamper 66KG (12-00-04-370)
- Trilstamper 66KG (12-00-04-373)
voor feit 4A en 4B

2. Bijlage bij het onder 1 genoemde proces-verbaal, waarop de uit de containers van [bedrijfsnaam 1] weggenomen goederen zijn opgenomen (pagina 1480 tot en met 1481 van voornoemd dossier).

voor feit 4B

3. Een beslaglijst, opgenomen op pagina 194 e.v. van voornoemd dossier, waaruit blijkt op welke plaatsen de weggenomen goederen van [bedrijfsnaam 1] als bedoeld in feit 4B zijn aangetroffen (garageboxen 26 en 40).

voor feit 4A

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2018, opgenomen op pagina 1497 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Op donderdag 25 januari 2018 te 15.45 uur sprak ik, verbalisant, telefonisch
met [slachtoffer 4] . [slachtoffer 4] is aangever in verband met een inbraak gelegen aan
de [adres 3] te Assen. [slachtoffer 4] verklaarde mij dat hij op dinsdag 23 januari 2018 het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] enkele uren heeft laten volgen. [slachtoffer 4] verklaarde mij dat hij het voertuig, voorzien van het kenteken [kenteken] op dinsdagmorgen een lange tijd bij Metaalhandel [naam 9] aan de [adres 10] te Assen heeft gestaan. Tevens verklaarde [slachtoffer 4] dat hetzelfde voertuig geweest was aan de [adres 7] te Assen, bij een plein waar allemaal garageboxen staan. [slachtoffer 4] kon niet aangeven welke garagebox het betrof.
Op donderdag 25 januari 2018 omstreeks 16.45 uur werd ik, verbalisant, gebeld door [verbalisant 1]
van de Districtsrecherche. Ik hoorde hem zeggen dat hij aan de [adres 7] te
Assen diverse gestolen goederen zijn aangetroffen. Ik hoorde hem zeggen dat de
garageboxen werden gehuurd door [naam 2] en dat er werd betaald door [verdachte 1] .
In de garageboxen werden onder andere gestolen goederen aangetroffen van [bedrijfsnaam 1] .
Op vrijdag 26 januari 2018 te 11:00 uur hebben wij, verbalisanten, een
onderzoek ingesteld bij [bedrijfsnaam 9] gelegen aan de [adres 13]
. Ter plaatse spraken wij met de eigenaar, [naam 9] . Ik, verbalisant, vroeg of [verdachte 1] dinsdag 23 januari 2018 goederen heeft gebracht. Ik hoorde [naam 9] zeggen dat [verdachte 1] koper had gebracht en hij verklaarde daar ook camerabeelden van te hebben. [naam 9] liet ons de camerabeelden zien van dinsdagmorgen. Hierop is duidelijk te zien dat een bruin kleurige Volkswagen Transporter, voorzien van het kenteken [kenteken] , achteruit het terrein op rijdt. Op de beelden in duidelijk zichtbaar dat de gehele laadruimte van de Volkswagen Transporter tot het dak toe gevuld is met geel kleurige leidingen. Ik, verbalisant, heb hiervan schermafbeeldingen gemaakt, zie bijgevoegde foto's 1 en 2. [2] [naam 9] verklaarde dat [verdachte 1] en een jongen die van achternaam [medeverdachte 1] heet, de geelkleurige omhulsels hebben verwijderd en het koper wat daar uit weg komt hebben ingeleverd. [naam 9] verklaarde dat het koper wat uit deze leidingen kwam niet meer aanwezig was op zijn bedrijf. Hij verklaarde dit koper verkocht te hebben aan een metaalhandelaar [bedrijfsnaam 12] te Emmen.
Tevens verklaarde [naam 9] dat er nog meer koperen leidingen waren gebracht door [verdachte 1]
. Zie hiervoor foto 3. [3] Deze leidingen zaten in een metalen bak.
Op vrijdag 26 januari 2018 heb ik, verbalisant, de bijgevoegde foto's laten zien aan
aangever [naam 10] . Hij verklaarde dat hij de koperen leidingen herkent als degene
die bij hun gestolen zijn. Hij verklaarde dat geel gekleurde leidingen afkomstig
waren uit een afgeslote bouwcontainer. Tevens verklaarde hij de leidingen welke op
foto 3 waren afgebeeld, afkomstig waren uit de blauwe afvalcontainer. Dit betreft een
open bak.
voor feit 4A en 4B

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 maart 2018, opgenomen op pagina 1511 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte 1] :

Ik herken mijzelf op de foto die u mij toont (PL0100- 2018015444 onder screenshot 4). Die bus is ook van mij. Dit is in Assen, bij oud ijzerbedrijf [naam 9] . Ik was daar met [medeverdachte 1] . Ik weet niet wanneer. We sorteren daar rommel; oud ijzer, kabel, koper. Ik kan niet zeggen hoe ik daaraan kwam. Dat hebben ze mij 's avonds gebracht, achter het huis. Ik wil niet vertellen wie dat was.
U houdt mij het proces-verbaal voor van de verbalisant over het bezoek aan [naam 9] en de verkoop van koper door mij aan hem. Ik wil niet zeggen hoe ik aan het materiaal kom dat ik aan [naam 9] heb verkocht. Het is mij gebracht. Het zegt me niets dat het is herkend door een aangever van bedrijf [bedrijfsnaam 1] .
Het klopt dat bij mij in de box twee trilplaten en nog wat gereedschap stond dat blijkbaar ook daar is gestolen. Ik heb dat van die jongens gekocht. Ik heb de spullen daar zelf neergezet. Ik wilde dat te zijner tijd op marktplaats zetten.
Als u mij zegt dat het niet kan dat ik het heb gekocht van iemand omdat de spullen die nacht zijn ontvreemd, zeg ik u dat er dan iets niet klopt. Het spul zal dan niet van hun afkomstig zijn.
Ten aanzien van feit 5
De rechtbank komt gezien de hierna te bespreken bewijsmiddelen tot het oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 5 primair ten laste gelegde diefstal. Daartoe overweegt zij het volgende.
De door de verbalisant bekeken camerabeelden laten zien dat een Volkswagen Transporter met kenmerken die overeenkomen met de Volkswagen Transporter waarin [verdachte 1] rijdt (kleur, ontbrekende velg rechtsvoor en geblindeerde ramen) de compressor in de nacht van de diefstal aan de trekhaak meevoert. Ook is deze Volkswagen Transporter, met daarachter de compressor, gefotografeerd door [slachtoffer 4] , aangever van de diefstal tenlastegelegd als feit 3. Gezien de bijzondere kenmerken, de verklaring van [naam 2] dat alleen zij, verdachte en [medeverdachte 1] in de Volkswagen Transporter rijden en de omstandigheid dat de compressor is gevonden in de directe nabijheid van de woning van verdachte, terwijl verdachte hiervoor geen verklaring heeft, en deze omstandigheden in onderling verband en samenhang beziend, acht de rechtbank het onder feit 5 primair ten laste gelegde bewezen. De enkele niet verder onderbouwde stelling dat de compressor niet in de macht van verdachte is geweest, doet hieraan niet af.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 17 januari 2018, opgenomen op pagina 1905 e.v. van voornoemd dossier, door Jan Alberts namens [bedrijfsnaam 2] :

Ik doe hierbij aangifte van diefstal van een mobiele compressor, merk CompAir ,type
Cl80TS-9//DLT2101, kleur geel/blauw. De mobiele compressor is eigendom van [bedrijfsnaam 2] uit Rotterdam. Ik heb aan niemand de toestemming gegeven om de mobiele compressor, op welke wijze dan ook, weg te nemen en zich toe te eigenen.
Op maandag 15 januari 2018 omstreeks 17.00 uur verliet ik het bedrijfspand aan de
[adres 11] te Groningen. Ik heb het bedrijfspand van [bedrijfsnaam 1]
afgesloten met sleutel. Aan de achterzijde van het pand bevind zich een oprit, waar
wij onze aanhangers, bedrijfsauto en een compressor achter slot en grendel plaatsen
op het moment dat wij het bedrijf afsluiten. Het hekwerk van de oprit was afgesloten met sleutel op het moment dat ik het bedrijfsterrein verliet.
Op dinsdag 16 januari 2018 omstreeks 06.30 uur kwam ik op mijn werk aan de [adres 11]
te Groningen. Ik zag dat de mobiele compressor, die achter de bedrijfsauto geparkeerd stond weg was.
Ik zag dat het stalen hek, die de oprit aan de weg zijde afsluit, tegen de zijkant
van het pand stond. Ik zag dat het stalen hek totaal niet meer in de ophanging hing.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 februari 2018, opgenomen op pagina 934 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam 2] :

De Volkwagen Transporter met kenteken [kenteken] is mijn auto. Alleen [medeverdachte 1] , [verdachte 1] en ik rijden in de Volkswagen Transporter.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 april 2018, opgenomen op pagina 1935 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Bij het buurtonderzoek in de directe omgeving van de plaats delict bleek, dat
er bij het bedrijf [bedrijfsnaam 10] , [adres 12] ,
camerabeelden voorradig waren. Deze werden gevorderd.
Ik, verbalisant, heb deze camerabeelden bekeken. Hieronder volgen een aantal
screenshots van deze camerabeelden van het bedrijf [bedrijfsnaam 10] De
camerabeelden werden als hieronder afgebeeld weergegeven. [4]
Ik, verbalisant, zag dat de bus die betrokken was bij de diefstal van de mobiele compressor qua uiterlijk overeenkwam met de Volkswagen Transporter die gebruikt werd door de verdachten [verdachte 1] , [medeverdachte 1] en [naam 2] . Deze betreffende Volkswagen Transporter heeft het kenteken [kenteken] .
Op donderdag 18 januari 2018 werden er door een andere verbalisant enkele foto's van de
Volkswagen bus met kenteken [kenteken] genomen, die bij het proces-verbaal van bevindingen 2018009804-11 werden gevoegd. Een van deze foto's wordt hieronder door mij weergegeven. [5] Opvallende gelijkenissen tussen de bus op de beelden van de [adres 12] en onderstaande bus zijn de geblindeerde achterramen en het rechter voorwiel dat niet is voorzien van een licht metalen velg. Opvallend is ook dat bovengenoemde aan de [adres 11] te Groningen gestolen compressor op 22 februari 2018 werd aangetroffen vlakbij de toenmalige woning van verdachten [verdachte 1] en [naam 2] aan de [adres 6] te Assen.

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2018, opgenomen op pagina 1274 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Op vrijdag 10 januari is aangever [slachtoffer 4] 's avonds naar de [adres 6] te Assen gegaan. Hij had van vrienden gehoord dat [verdachte 1] in deze straat moest wonen. Op de Esstraat trof [slachtoffer 4] een bruine Volkswagen Transporter aan. Aangever heeft van dit voertuig foto's gemaakt. [6]

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2018, opgenomen op pagina 1948 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van de verbalisant:

Op 22 februari 2018 bevonden wij ons in de woning gelegen aan de [adres 6] te Assen. Deze woning werd gehuurd door [verdachte 1] en [naam 2] . De eigenaar van de woning, [naam 11] , verklaarde eerder tegenover de politie dat hij [verdachte 1] en [naam 2] uit de woning had gezet omdat ze structureel geen huur betaalden.
Wij werden door [naam 11] tevens gewezen op een aanhanger die op een parkeerplaats van
het pleintje achter de genoemde woning stond.
Wij constateerden dat deze parkeerplaats alleen vanaf de [adres 6] tussen percelen [nummer 3]
en [nummer 4] bereikbaar was. Wij verbalisanten zagen dat op de parkeerplaats een geel/blauw gekleurde mobiele compressor stond. Wij zagen dat de compressor in de rechterhoek van de parkeerplaats was gestald met de dissel van de kar naar de wegzijde toe. Wij zagen dat er stickers van een bedrijf op de compressor hadden gezeten welke kennelijk waren verwijderd. Wij zagen de doordruk van de stickers in de verf van de compressor zat, vermoedelijk door
langdurig blootstellen aan zonlicht, en dat er was te lezen dat het stickers waren
van het bedrijf [bedrijfsnaam 2] . Toen wij de compressor een paar met er naar voren
hadden getrokken zagen wij dat de compressor aan de achterzijde was voorzien van een
witte plaat met in zwarte cijfers het getal 1036 erop.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder
1 subsidiairten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte in de periode van 6 januari 2018 tot en met 21 februari 2018 te Assen een goed, te weten een of meer kook- en/of bakvoorwerpen, een veegmachine, een mover en een hogedrukreiniger heeft verworven, voorhanden gehad of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
De rechtbank acht het onder
2 subsidiairten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte in de periode van 10 januari 2018 tot en met 21 februari 2018
te Assen tezamen en in vereniging met een ander een goed, te weten een aantal zakken hondenvoer en een trilplaat, heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
De rechtbank acht het onder
3 subsidiairten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte in de periode van 17 januari 2018 tot en met 21 februari 2018 te Assen tezamen en in vereniging met een ander, een goed, te weten een plotter en/of installatiemateriaal, heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
De rechtbank acht het onder
4 primairten laste gelegde deels wettig en overtuigend bewezen
(feit 4A), met dien verstande dat:
verdachte in de periode van 22 januari 2018 tot en met 23 januari 2018 te Hooghalen, gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander een hoeveelheid leidingen, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [bedrijfsnaam 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
De rechtbank acht het onder
4 subsidiairten laste gelegde deels wettig en overtuigend bewezen (
feit 4B), met dien verstande dat:
verdachte in de periode van 22 januari 2018 tot en met 21 februari 2018 te Assen een goed, te weten een hoeveelheid gereedschap en een of meer trilstampers, heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
De rechtbank acht het onder
5 primairten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 16 januari 2018 te Groningen vanaf een met een hekwerk afgesloten/omgeven terrein aan de [adres 4] een (mobiele) compressor die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte toebehoorde te weten aan [bedrijfsnaam 2] , heeft wegenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair. schuldheling;
2 subsidiair. schuldheling;
3 subsidiair. schuldheling;
4A primair. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
4B subsidiair. schuldheling;
5 primair. diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de hierboven ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en reclasseringstoezicht. Ook heeft de officier gevorderd over te gaan tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgegeven straf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ervoor gepleit dat als er een straf zou worden opgelegd, dit alleen voor schuldheling zou zijn voor de feiten 1 tot en met 4. Wat betreft de strafmaat heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat verdachte niet zou moeten terugkeren in detentie en bereid is een werkstraf te verrichten.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages van de reclassering, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Door het (mede)plegen van de aan de orde zijnde vermogensdelicten heeft verdachte direct en indirect bijgedragen aan de instandhouding van een afzetmarkt voor gestolen goederen. Aan het plegen van bedrijfsinbraken tilt de rechtbank zwaar nu deze feiten niet alleen de nodige materiële schade veroorzaken, maar ook forse overlast bij ondernemers.
De rechtbank acht het bovendien zeer kwalijk dat het in de onderhavige vermogensdelicten ging om aanzienlijke hoeveelheden goederen die zijn gestolen dan wel geheeld door verdachte.
De rechtbank neemt de verdachte de door hem ingenomen proces-houding kwalijk. Op vragen van de rechtbank om duidelijkheid te verschaffen hoe verdachte aan de diverse gestolen goederen kwam, heeft verdachte volstaan met het verstrekken van niet te verifiëren gegevens. Zo heeft hij geen volledige naam gegeven van degene van wie hij bij een oud-ijzerhandel de veegmachine en Kärcher hogedrukreiniger heeft gekocht. Evenmin heeft hij willen zeggen van wie hij de leidingen heeft gekocht die hij later aan onderneming [naam 9] heeft verkocht. Ook heeft hij desgevraagd verklaard geen aanschafbonnen te hebben van de aanschaf van de in de tenlastelegging genoemde goederen (met uitzondering van de koperen leidingen). Hierdoor heeft verdachte geen openheid van zaken gegeven en zijn zijn verklaringen niet te verifiëren.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie (10 pagina's), meermaals is veroordeeld voor diverse delicten. Verdachte is evenwel niet eerder veroordeeld voor feiten zoals de nu ten laste gelegde feiten.
Verdachte is tussen 2014 en 2017 behandeld voor zijn narcistische persoonlijkheidsstoornis en agressieregulatieproblematiek.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de vrijheidsstraf ook acht geslagen op de landelijk geldende oriëntatiepunten van het LOVS.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf opleggen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een (onvoorwaardelijke) taakstraf van maximale duur. De straf is lager dan de door de officier van justitie geëiste straf. Dit wordt mede veroorzaakt door het feit dat de rechtbank de diefstallen alleen voor de feiten 4A en 5 wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank legt de voorwaardelijke gevangenisstraf op om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout ingaat.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.000,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, te weten 10 januari 2018.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de toewijzing gevorderd van de vordering van [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 7.750,00 en voor het overige de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Daarbij heeft zij voorts gevorderd dat hierbij de hoofdelijkheidsclausule en de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
Anders dan de officier van justitie, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 2] schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 2 subsidiair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.000,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, te weten 17 januari 2018.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de toewijzing gevorderd van de vordering van [slachtoffer 4] . Dit met inachtneming van de hoofdelijkheidsclausule en de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Anders dan de officier van justitie, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat [slachtoffer 4] schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder feit 3 subsidiair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Ten aanzien van feit 4 primair:
[bedrijfsnaam 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 13.823,70, ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, te weten 22 januari 2018.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering van [bedrijfsnaam 1] niet-ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [bedrijfsnaam 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Dit gelet op het feit dat er geen uittreksel betreffende het handelsregister van de Kamer van Koophandel is bijgevoegd, waaruit blijkt dat [naam 12] bevoegd was om namens [bedrijfsnaam 1] een vordering in te dienen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [bedrijfsnaam 1] materiële schade tot een bedrag van in totaal € 6.667,00 heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Deze schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 januari 2018.
De rechtbank zal het overige deel van de materiële vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu verdachte betwist deze schade te hebben toegebracht en de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien het ad informandum gevoegde feit 1:
[naam 13] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.500,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, te weten 7 december 2017.
Nu deze zaak ad informandum is gevoegd en verdachte het ten laste gelegde ontkent, zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van het ad informandum gevoegde feit 3:
[bedrijfsnaam 11] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Nu deze zaak ad informandum is gevoegd en verdachte het ten laste gelegde ontkent, zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 8 januari 2018, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 23 januari 2018.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 4 juli 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
De rechtbank is van oordeel dat, nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, in beginsel tenuitvoerlegging dient te worden gelast van de niet ten uitvoer gelegde straf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig thans te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 310, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2, 3 en 4 - voor zover het gaat om het onder 4 genoemde gereedschap en trilstampers - primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 - voor zover het gaat om het onder 4 genoemde gereedschap en trilstampers - subsidiair ten laste gelegde alsmede het onder 4 - voor zover het gaat om de leidingen - en 5 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 243 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij VNN Assen, Overcingellaan 19 te Assen, telefoonnummer 0592-306655. Veroordeelde dient zich te blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich houdt aan de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de GGZ VNN Assen.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.

een taakstraf voor de duur van 240 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van vier maanden zal worden toegepast.

vorderingen benadeelde partij:

Ten aanzien van 18/930024-18, feit 2 subsidiair:
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Ten aanzien van 18/930024-18, feit 3 subsidiair:
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 4]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Ten aanzien van 18/930024-18, feit 4 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[bedrijfsnaam 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 6.667,00 (zegge: zesduizendzeshonderdzevenenzestig euro)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2018.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[bedrijfsnaam 1]voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[bedrijfsnaam 1]te betalen een bedrag van € 6.667,00 (zegge: zesduizendzeshonderdzevenenzestig euro bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 68 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[bedrijfsnaam 1]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van het ad informandum sub 1 gevoegde feit:
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam 13] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Ten aanzien van het ad informandum sub 3 gevoegde feit:
Bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijfsnaam 11] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij de eigen kosten draagt.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

96/164674-17:

Verlengt de in het vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen d.d. 8 januari 2018 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. M. van den Steenhoven, rechters, bijgestaan door mr. J.R. Kanhai, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2018.

Voetnoten

1.zie foto's op pagina 1407 t/m 1410.
2.zie foto's op pagina 1500 en 1501.
3.zie foto op pagina 1502.
4.zie foto's op pagina 1935 tot en met 1939.
5.zie foto op pagina 1939.
6.zie foto's op pagina 1278 tot en met 1280.