ECLI:NL:RBNNE:2018:3108

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
18-930286-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke brandstichting met gemeen gevaar voor goederen in Hoogeveen

Op 9 januari 2016 heeft de verdachte opzettelijk brand gesticht in een Opel Astra, die geparkeerd stond op een parkeerplaats in Hoogeveen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brand is ontstaan door open vuur dat in aanraking is gebracht met het wiel van de auto, waardoor deze gedeeltelijk is verbrand. De verdachte is ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door de officier van justitie. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en camerabeelden geanalyseerd, waaruit blijkt dat de verdachte kort voor de brand in de buurt van de auto was. De rechtbank heeft geoordeeld dat er gemeen gevaar voor goederen was, aangezien de brand zich kon uitbreiden naar nabijgelegen bosschages en een hoogspanningshuisje. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de schade aan de auto, vastgesteld op € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930286-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 februari 2018 en 3 juli 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.W. Hermens, advocaat te Naarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 januari 2016 te Hoogeveen opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met textiel en/of papier, althans met een brandbare stof, en de textiel en/of papier of brandbare stof, op/tegen het wiel van een auto (Opel Astra voorzien van het kenteken [kenteken]) heeft gelegd of aangebracht of geplaatst, ten gevolge waarvan die auto (Opel Astra) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor een hoogspanningshuisje en/of bosschage, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat op grond van de stukken het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Primair is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de brand is ontstaan door opzettelijke brandstichting. De brand kan spontaan zijn ontstaan, door bijvoorbeeld kortsluiting.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat in het proces-verbaal sporenonderzoek letterlijk staat vermeld dat indien de brand niet tijdig was geblust, het niet denkbeeldig was dat die bosschages en het hoogspanningshuisje geheel door de brand zouden zijn verwoest en er aldus gevaar voor goederen zou zijn staan. De raadsman heeft betoogd dat hier dus staat vermeld dat het niet denkbeeldig was dat er gemeen gevaar voor goederen zou ontstaan. Daarmee is er geen sprake van gemeen gevaar voor goederen en daarmee ook geen sprake van opzettelijke brandstichting, aldus de raadsman.
De raadsman heeft hieraan toegevoegd dat, indien het proces-verbaal sporenonderzoek zó moet worden gelezen dat is bedoeld dat het niet ondenkbeeldig was dat er gemeen gevaar voor goederen zou zijn ontstaan, alsdan de opgegeven waarschijnlijkheid te laag is om hier een gemeen gevaar voor goederen aan te verbinden. Dit zou dus eveneens moeten leiden tot vrijspraak van het ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 12 januari 2016, opgenomen op pagina 71 e.v. van het dossier met nummer [nummer] d.d. 17 oktober 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Mijn Opel Astra Station voorzien van het kenteken [kenteken] is in de ochtend van 9 januari 2016 zo rond 04:00 uur in de brand gestoken.
Op vrijdag 8 januari 2016 rond 17:30 uur heb ik mijn auto geparkeerd op de
parkeerplaats nabij mijn huis op de eerste parkeerplaats links naast de slagboom gezien vanuit [straat] te Hoogeveen. Later die nacht werd ik wakker van een harde knal.
Ik liep naar het balkon en zag toen vandaar dat mijn auto in de brand stond. Ik heb nog met een buurjongen gesproken. Die jongen woont lager in de flat. Die buurjongen (de rechtbank begrijpt: verdachte) vertelde mij ook dat hij rond 04:00 uur zijn hond had uitgelaten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek met bijlage van Politie Noord-Nederland d.d. 15 januari 2016, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op zaterdag 9 januari 2016 te 11:00 uur, werd door mij, inspecteur van politie, een forensisch onderzoek naar sporen verricht naar aanleiding van een brand. Het onderzoek is verricht op een parkeerplaats behorende bij de flat aan [straat] te Hoogeveen, aan een vierwielig personenvoertuig, merk Opel, type Astra, kleur blauw, kenteken [kenteken].
Ik zag dat het voertuig aan de voorzijde geheel verbrand was [1] . Ik zag dat in de cabine ook aanzienlijke schade was veroorzaakt door brand [2] .
Ik zag dat beide voorwielen totaal waren verbrand. Na openen van de motorkap, zag ik
dat de temperatuur zo hoog was geweest dat aluminium delen van de motor waren verbrand
en/of gesmolten [3] . Ook het glas van het voorraam was gesmolten. Ik zag dat
de gehele grill en voorbumper weg waren gebrand. Ik zag een knik in de motorkap aan de rechterzijde daarvan [4] .
Gevaarzetting
Ik zag dat de bosschages aan de linkerzijde van het verbrande voertuig, door de brand
waren aangetast. Ik zag dat in die bosschages een hoogspanningshuisje was gesitueerd.
Indien de brand niet tijdig was geblust was het niet denkbeeldig (de rechtbank leest: niet ondenkbeeldig) dat die bosschages en het hoogspanningshuisje geheel door de brand zouden zijn verwoest en er aldus gevaar voor goederen zou zijn ontstaan.
Conclusies
- Er had brand gewoed aan de voorzijde van het voertuig.
- Aan de hand van het onderzoek en de verklaringen is opzettelijke brandstichting zeer
aannemelijk.
- Er was gemeen gevaar voor goederen te duchten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage van Politie Noord-Nederland d.d. 15 januari 2016, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 12 januari 2016 werd door de officier van justitie vordering afgegeven om beelden gemaakt bij de vestiging van de [winkel] aan [straat] te Hoogeveen te gebruiken voor het opsporingsonderzoek [naam onderzoek]. Er werden beelden gevorderd welke waren gemaakt op 9 januari 2016 tussen 02:00 uur en 04:30 uur. Ik verbalisant heb de beelden uitgekeken. In de tabel hieronder staan de bevindingen van de beelden beschreven.
Analyse beelden
Tijdstip bevindingen
03:57:51 uur: Er loopt een persoon over de balustrade van de 3e etage van de flat en
deze loopt het trappenhuis in.
03:58:40 uur: Er loopt een persoon op de begane grond in de centrale hal.
03:58:58 uur: Er loopt een persoon voor de centrale hal, deze lijkt buiten te lopen in de
richting van de parkeerplaats.
04:02:53 uur: Er is een lichtpunt te zien aan de rechterzijde van het voertuig van later
aangever [slachtoffer] de Opel Astra. Dit is zeer waarschijnlijk het moment dat
de brand wordt gesticht.
04:03:43 uur: Er is te zien dat het voertuig aan de rechterzijde brandt. Op de achtergrond is te zien dat een persoon de centrale hal in loopt of dat deze persoon in de centrale hal loopt.
04:03:45 uur: Er komt een tweede jongen bij de jongen van 04:03:43 staan bij de [winkel].
04:04:29 uur: De 2 jongens bij de [winkel] zijn onvast ter been en 1 lijkt te wijzen in de
richting van de brandende auto. Op de 3de etage van de flat loopt een persoon welke komt vanuit het trappenhuis en verder de balustrade op loopt uit beeld.
04:05:44 uur: De 2 jongens lopen richting het parkeerterrein van de brandende auto.
04:06:01 uur: De 2 jongens lopen naar de brandende auto.
04:06:35 uur: De 2 jongens lopen het parkeerterrein af en gaan in de richting van [straat]
.
04:07:19 uur: Auto gaat steeds heftiger branden en er ontstaat meer rook ontwikkeling
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 5 april 2016, opgenomen op pagina 264 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Op 9 januari 2016 moest ik nachts de hond uitlaten. Ik ben even om de bosjes heen gelopen. De bosjes stonden bij het gashuisje. Tegen die bosjes aan stond die groene auto die opgebrand is. De hond poepte ter hoogte van de groene auto, aan de voorkant tussen het wiel en het spatbord aan de bijrijderskant. Het betreft de groene auto die een half uur later opbrandde. Ik heb de poep opgeruimd met een zakje. Ik heb nog een tijdje daar gestaan.
Wij woonden op nummer [nummer]. Dit is op de derde verdieping. Ik heb verder niemand gezien op de parkeerplaats. Ik ben aan de bijrijderskant van de groene auto geweest. Ik ben naar huis gegaan en na twintig minuten werden we wakker van een knal. Toen ik buiten kwam zag ik dat die auto in de brand stond.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 6 april 2016, opgenomen op pagina 283 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Verbalisanten: We laten de camerabeelden lopen
Verdachte zegt bij de beelden van 04:03:21 tot 04:03:43.
Dat stipje wat ik zie is brand denk ik.
Ik zie één jongen, en het stipje zie ik nog steeds, dat is vuur .
Ik ben op dat moment boven op de balustrade of alweer in huis.
Ik zie op de beelden wat lopen. Ik denk dat ik dat ben.
De rechtbank acht het ten laste gelegde op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe als volgt overwogen.
De rechtbank stelt vast dat op 9 januari 2016 op een parkeerplaats te Hoogeveen een auto
(Opel Astra) opzettelijk in brand is gestoken.
De parkeerplaats, waar de auto stond, is alleen te bereiken via de centrale portiek van de flat aan [straat] (waar verdachte destijds woonde) dan wel via de openbare weg vanaf [straat]. Als je de parkeerplaats wil bereiken wordt dit gefilmd middels beveiligingscamera's van de [winkel] en de [naam bedrijf] [5] .
Op de camerabeelden van de [winkel], die door de politie zijn geanalyseerd en onderdeel uitmaken van het dossier, is te zien dat om 04:02:53 uur een lichtpuntje (vuur) is te zien aan de rechter(buiten)zijde (aan de kant van de bijrijder), van een geparkeerde auto waarvan nadien is vastgesteld dat dit de auto van aangever is die in brand is gestoken. Indien de brand zou zijn ontstaan door bijvoorbeeld kortsluiting, zoals door de raadsman is betoogd, zou de brand
inde auto moeten zijn ontstaan en zou het open vuur bij aanvang van de brand niet aan de buitenzijde van de auto zichtbaar zijn geweest. Gelet hierop kan het niet anders zijn dat deze auto opzettelijk in brand is gestoken.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen.
De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van sporenonderzoek en de daarbij gevoegde foto's volgt dat er gemeen gevaar voor goederen bestond nu zich in de nabijheid van de brandende auto, bosschages (die door de brand reeds waren aangetast, zo blijkt uit het proces-verbaal) en een hoogspanningshuisje waren gesitueerd.
De rechtbank ziet geen enkele reden om de conclusies, vermeld in het proces-verbaal sporenonderzoek in twijfel te trekken.
Gelet op vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman op dit punt.
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte zeer kort voor het ontdekken van de autobrand, bij de bewuste auto in de buurt is geweest. Hij verklaart hierover dat hij aan de bijrijderskant van de auto (daar waar de brand is begonnen) heeft gebukt om te kijken of zijn toen 9 weken oude pup, [hond], (zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard), door tegen de auto op te springen, krassen aan de lak van de auto had veroorzaakt. De rechtbank acht het door verdachte geschetste scenario niet aannemelijk, mede gelet op het feit dat een 9 weken oude pup [hond] niet in staat is om mogelijke schade, zoals geschetst door verdachte, aan een auto aan te brengen.
Verdachte heeft voorts verklaard als enige, kort voor of ten tijde van het ontstaan van de brand op de parkeerplaats aanwezig te zijn geweest, hetgeen wordt bevestigd door de voornoemde camerabeelden.
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, het zeer korte tijdsbestek tussen de aanwezigheid van verdachte bij de auto en de ontdekking van de beginnende brand en het feit dat er dat tijdvak niemand anders op de betreffende parkeerplaats heeft gelopen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht.
De rechtbank acht het ten laste gelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 januari 2016 te Hoogeveen opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met het wiel van een auto (Opel Astra voorzien van het kenteken [kenteken]), ten gevolge waarvan die auto (Opel Astra) gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor een hoogspanningshuisje en bosschage, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
- Opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewezenverklaring, geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting van 3 juli 2018 en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de nachtelijke uren in Hoogeveen een auto in brand gestoken waardoor de voorzijde van de auto, inclusief de beide voorwielen geheel zijn verbrand. Ook de cabine van de auto had aanzienlijke schade en het glas van de voorruit was gesmolten. Door de hitte is tevens de motor verbrand en/of deels gesmolten. Tevens was er gevaar te duchten voor de bosschages en een hoogspanningshuisje die zich in de directe nabijheid van de brandende auto bevonden.
Verdachte heeft met zijn handelen - naast (financiële) schade - onrust en gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij zowel het slachtoffer als in de samenleving. Brand is naar zijn aard moeilijk beheersbaar en brengt gevoelens van grote onveiligheid bij mensen teweeg. Dit geldt temeer nu omstreeks de periode van het door verdachte gepleegde misdrijf er sprake is geweest van een aanzienlijke hoeveelheid brandstichtingen in de gemeente Hoogeveen die aldaar voor veel maatschappelijke onrust hebben gezorgd en daardoor veel aandacht hebben gekregen in de media.
Tevens rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor het door hem gepleegde misdrijf door ter zitting een beroep te doen op zijn zwijgrecht.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 juni 2018, niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden.
Met het opleggen van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt tevens beoogd verdachte ervan te weerhouden een nieuw strafbaar feit te plegen. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaren.

Benadeelde partij[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.500,00 ter vergoeding van materiële schade vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.

Standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie is van mening dat de vordering die ziet op de schade aan de auto toegewezen kan worden met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De overige gevorderde kosten zijn naar het oordeel van de officier van justitie onvoldoende onderbouwd en dienen daarom niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Standpunt van de verdedigingMocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van het ten laste gelegde dan dient de vordering, naar de mening van de raadsman, niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat de vordering niet is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbankNaar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de schade aan de auto wordt door de rechtbank geschat op € 500,00. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De gevorderd schade die ziet op de posten: tas met kleding, autoradio + installatie en keukenmeubels (2x), is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en dient daarom niet-ontvankelijk verklaard te worden.
Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelenDe rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14d, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer](schade auto) toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 500,00(zegge: vijfhonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2016.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige in de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 10 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. R. Depping en
mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 juli 2018.
Mr. J.N.M. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.zie foto 3 pagina 2 van de bijlage
2.zie foto 4 pagina 2 van de bijlage
3.zie foto 5 pagina 3 van de bijlage
4.zie foto 6 pagina 3 van de bijlage
5.zie aanvullend proces-verbaal bevindingen parkeerplaats d.d. 30 maart 2017 en als los document gevoegd bij voornoemd dossier