ECLI:NL:RBNNE:2018:3088

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
18/940002-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte wegens afpersing en diefstal met geweld in Assen

Op 26 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee afpersingen en twee diefstallen. De verdachte werd veroordeeld tot 180 dagen jeugddetentie, waarvan 149 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 140 uren. De feiten vonden plaats op 18 en 19 februari 2018 in Assen, waar de verdachte samen met anderen slachtoffers onder bedreiging met geweld dwong tot afgifte van hun mobiele telefoons en pinpassen. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van verklaringen van de slachtoffers en de verdachte zelf. De rechtbank hield rekening met de jeugdigheid van de verdachte en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder geen strafblad en de rechtbank vond het belangrijk om hem een kans te geven op rehabilitatie. Daarnaast werden er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en deelname aan een intensief begeleidingstraject. De rechtbank wees ook vorderingen van benadeelde partijen toe, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die hij had veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/940002-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H. Knottenbelt, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen, op of nabij de openbare weg, de Laak, althans aan of nabij een openbare weg,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van zijn/hun mobiele telefoon en/of zijn/hun jas en/of schoenen en/of zijn/hun
pinpas, met bijbehorende pincode, in elk geval van enige goederen, geheel of
ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat - verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hebben gedwongen
te stoppen en/of heeft/hebben gedwongen op een bankje te gaan zitten en/of - verdachte en/of zijn mededader(s) een mes heeft gepakt en/of deze aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of dat mes op de buik en/of
lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of gericht en/of - verdachte en/of zijn medeverdachte(n) een lapje/doekje voor zijn gezicht
heeft gehad en/of - verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend heeft/hebben gezegd "zakken leeg"
en/of "geef je pincode" en/of - aldaar op dat bankje die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] onder bedreiging van het mes
en/of door een arm om de keel/hals van die [slachtoffer 2] te slaan, van de vrijheid
beroofd heeft/hebben gehouden en/of - verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben gezegd: "als we sirenes
horen, weten we jullie te vinden en/of je mag niet de politie bellen", althans
woorden van gelijke (dreigende) aard- en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 70,-- euro, althans een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas, op naam staande van die [slachtoffer 1] , en bijbehorende pincode van
die [slachtoffer 1] het geld te pinnen;
3.
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen,
op of nabij de openbare weg, de Van Heuven Goedhartlaan, althans op of nabij
een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van
zijn/hun mobiele telefoon en/of zijn/hun fiets en/of zijn/hun pinpas, met
bijbehorende pincode, in elk geval van enige goederen, geheel of ten dele
toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat - verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] tot stilstaan
hebben gedwongen en/of er omheen zijn gaan staan, althans op enige korte
afstand van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zijn gaan staan en/of - verdachte en/of diens mededader(s) een mes heeft/hebben gepakt en/of deze
aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben getoond en/of dit mes dreigend
heeft opgehouden voor die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of - verdachte en/of zijn mededader(s) een lapje/doekje voor het gezicht
heeft/hebben gehad; - verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend heeft/hebben gezegd "maak je
zakken leeg" en/of "geef me je pincode"; - verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben gezegd: "steek hem neer"
en/of "we nemen ze mee het bos in";
4.
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 70,-- euro, althans een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich het weg te nemen geld onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door
met de pinpas, welke op naam stond van die [slachtoffer 4] , en de bijbehorende pincode
van die [slachtoffer 4] , het geld te pinnen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor alle ten laste gelegde feiten gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen bewijsverweer gevoerd
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Bewijsmiddelen
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 juli 2018;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 317 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 330 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
Deze opgave luidt ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 juli 2018;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 317 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
Deze opgave luidt ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 juli 2018;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 244 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 19 februari 2018, opgenomen op pagina 311 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .
Deze opgave luidt ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 juli 2018;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 19 februari 2018, opgenomen op pagina 311 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 februari 2018 te Assen, op de openbare weg, de Laak, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van hun mobiele telefoon en hun pinpas, met bijbehorende pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gedwongen te stoppen en hebben gedwongen op een bankje te gaan zitten en
- verdachte en/of zijn mededader(s) een mes hebben gepakt en dit aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben getoond en dat mes op het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezet en gericht en
- verdachte en/of zijn mededader(s) een doekje voor zijn gezicht hebben gehad en
- verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend hebben gezegd "zakken leeg" en "geef je pincode" en
- verdachte en/of zijn mededader(s) hebben gezegd: "als we sirenes
horen, weten we jullie te vinden en je mag niet de politie bellen;
2.
hij op 18 februari 2018 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander, 70,-- euro, die toebehoorde aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich het weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas, op naam staande van die [slachtoffer 1] , en bijbehorende pincode van
die [slachtoffer 1] het geld te pinnen;
3.
hij op 19 februari 2018 te Assen, op de openbare weg, de Van Heuven Goedhartlaan, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van hun mobiele telefoon en hun pinpas, met bijbehorende pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] tot stilstaan hebben gedwongen en er omheen zijn gaan staan, en
- verdachte en/of diens mededader(s) een mes aan die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben getoond en dit mes dreigend hebben opgehouden voor die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
- verdachte en/of zijn mededader(s) een doekje voor het gezicht hebben gehad, en
- verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend hebben gezegd "maak je zakken leeg" en "geef me je pincode", en
- verdachte en/of zijn mededader(s) hebben gezegd: "steek hem neer" en "we nemen ze mee het bos in";
4.
hij op 19 februari 2018 te Assen, tezamen en in vereniging met anderen, 70,-- euro, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich het weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas, op naam staande van die [slachtoffer 4] , en bijbehorende pincode van die [slachtoffer 4] het geld te pinnen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Diefstal door twee of meer verenigde personen, door middel van valse sleutels.
3. Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4. Diefstal door twee of meer verenigde personen, door middel van valse sleutels.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot 180 dagen jeugddetentie, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe, ITB harde kern voor de duur van zes maanden, het volgen van onderwijs dan wel het hebben van goede dagbesteding en een contactverbod met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] , zolang de Jeugdreclassering dit nodig acht. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gevorderd.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 140 uren wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een geheel voorwaardelijke jeugddetentie in combinatie met een werkstraf, waarop de dagen dat verdachte in voorarrest heeft gezeten in mindering worden gebracht, omdat een onvoorwaardelijke jeugddetentie op de justitiële documentatie van verdachte in de toekomst in zijn nadeel kan werken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd samen met anderen tweemaal schuldig gemaakt aan de afpersing van personen. De slachtoffers zijn bedreigd met een mes en hen is vrees aangejaagd. Bij beide afpersingen is daarnaast door verdachte en zijn mededader(s) gepind met afhandig gemaakte pinpassen. Dit zijn zeer ernstige feiten en de aangevers hebben zich heel angstig gevoeld. Twee van de aangevers durfden in eerste instantie zelfs geen aangifte te doen. Ook de mensen in de samenleving - en in het bijzonder de inwoners van de stad Assen - hebben zich ten tijde van de overvallen onrustig en onveilig gevoeld. Verdachte is hiervoor (mede) verantwoordelijk en dit wordt hem door de rechtbank aangerekend. Uit het dossier blijkt dat verdachte - anders dan hij zelf heeft verklaard - aan de feiten een grote bijdrage heeft geleverd. De rechtbank houdt hier bij het bepalen van de straf rekening mee.
De ernst van de feiten maakt dat de oplegging van jeugddetentie voor lange duur gerechtvaardigd is. De rechtbank houdt echter ook rekening met de jeugdigheid van verdachte en het belang van zijn ontwikkeling voor de toekomst. De rechtbank zal dan ook bepalen dat verdachte jeugddetentie wordt opgelegd voor de duur van 180 dagen. Van deze periode wordt de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, afgetrokken. Het overige gedeelte wordt in voorwaardelijke vorm opgelegd. Dit betekent dat de rechtbank zal bepalen dat verdachte deze dagen niet hoeft uit te zitten als hij zich gedurende een proeftijd van twee jaren aan een aantal voorwaarden houdt. Bij het bepalen van deze voorwaarden heeft de rechtbank acht geslagen op de over de persoon van verdachte opgemaakte rapporten, te weten het adviesrapport van de Jeugdreclassering van 4 juli 2018, opgesteld door E. Tuin, reclasseringswerker en het adviesrapport van 5 juli 2018 van de Raad voor de Kinderbescherming, opgesteld door M. Poortinga, Raadsonderzoeker.
Op basis van voornoemde rapporten en hetgeen ter terechtzitting door de Jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming, naar voren is gebracht, houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met de omstandigheid dat, ondanks dat verdachte op de meeste levensgebieden ogenschijnlijk positief functioneert, er ook een aantal risicofactoren is. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal ernstige feiten en heeft hierin, anders dan hij zelf verklaart, een groot aandeel gehad. De rechtbank vindt het met name zorgelijk dat het mes dat is gebruikt bij de afpersingen aanvankelijk in het bezit van verdachte was. Een ander zorgelijk punt is dat verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis al vrij snel de voorwaarden heeft overtreden door het contactverbod met een medeverdachte te overtreden en door het plegen van een strafbaar feit.
De rechtbank ziet als positieve factoren voor de ontwikkeling van verdachte dat hij uit een hecht en betrokken gezin komt, goed presteert op school en graag sport. Het is dan ook van belang dat aan verdachte tijdens de proeftijd strakke kaders en duidelijkheid worden geboden, zodat het goede toekomstperspectief waar momenteel sprake van is, maximaal wordt ondersteund. Het ITB Harde Kern traject biedt een strak programma met duidelijke kaders waarbinnen in kaart kan worden gebracht wat hiervoor nodig is. De rechtbank zal dan ook bepalen dat verdachte dit traject voor de duur van zes maanden dient te volgen.
Naast deze voorwaarde zal de rechtbank bepalen dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet melden bij stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe en dat verdachte (volgens lesrooster) onderwijs zal volgen dan wel een zinvolle dagbesteding heeft. Uit de omstandigheid dat verdachte samen met zijn medeverdachten meerdere keren is overgaan tot het plegen van strafbare feiten, is gebleken dat zij een slechte invloed op elkaar hebben. Daarom zal de rechtbank ook bepalen dat verdachte gedurende de proeftijd geen contact mag opnemen met zijn medeverdachten, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 21 februari 2018, niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en dus heeft te gelden als ‘first offender’.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is. De rechtbank houdt in afwijking van de eis - bij het bepalen van het voorwaardelijke strafgedeelte - echter rekening met 31 in plaats van 30 dagen verzekering en voorlopige hechtenis. De rechtbank zal dan ook bepalen dat aan verdachte een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen waarvan 149 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden, en een werkstraf voor de duur van 140 uren wordt opgelegd. Daarnaast zal zij bepalen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 77,96 ter vergoeding van materiële schade en € 400,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 79,75 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering ontvankelijk is en dat de vordering tot een bedrag van 477,96 hoofdelijk kan worden toegewezen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de vervangende jeugddetentie op nul moet worden gesteld.
De officier van justitie heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering ontvankelijk is en dat de vordering tot een bedrag van € 34,75 hoofdelijk kan worden toegewezen en voor het overige niet ontvankelijk dient te worden verklaard, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de vervangende jeugddetentie op nul moet worden gesteld. Een bedrag van €45,00 dient op het gevorderde bedrag in mindering te worden gebracht, nu dit bedrag onder verdachte in beslag is genomen en door het openbaar ministerie aan de rechthebbende, zijnde [slachtoffer 4] , dient te worden teruggegeven.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] gematigd dient te worden tot € 100,00, gezien de jeugdigheid van verdachte, zijn medeverdachten en het slachtoffer.
De raadsman heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] gematigd dient te worden tot een bedrag van € 34,75 omdat een deel van het gestolen geld onder verdachte in beslag is genomen en teruggegeven kan worden aan de benadeelde partij.
De raadsman heeft voor beide vorderingen bepleit om niet over te gaan tot hoofdelijkheid, maar te bepalen dat verdachte een specifiek te bepalen gedeelte dient te betalen.
Oordeel van de rechtbank
t.a.v. de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde.
De rechtbank zal - gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn medeverdachten en omdat zij het niet wenselijk vindt dat zij hierover onderling contact kunnen krijgen - niet bepalen dat de vorderingen ‘hoofdelijk’ worden toegewezen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat iedere verdachte voor een gelijk deel aansprakelijk is.
De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van (€ 477,96 / 5 =) € 95,59, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2018. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige afgewezen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal bepalen dat de duur van de vervangende jeugddetentie, in geval van wanbetaling, op nul wordt gesteld.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
t.a.v. de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde. De rechtbank zal de toewijzing beperken tot het bedrag van € 34,75, omdat het overige in beslag is genomen onder verdachte en dient te worden teruggeven aan [slachtoffer 4] . De rechtbank zal - gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn medeverdachten en omdat zij het niet wenselijk vindt dat zij hierover onderling contact kunnen krijgen - niet bepalen dat de vorderingen ‘hoofdelijk’ worden toegewezen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat iedere verdachte voor een gelijk deel aansprakelijk is.
De vordering, waarvan de hoogte overigens niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van (€ 34,75 / 4 =) € 8,69, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2018. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige afgewezen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal bepalen dat de duur van de vervangende jeugddetentie, in geval van wanbetaling, op nul wordt gesteld.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za, 311, en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 149 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich meldt bij stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe;
- dat veroordeelde gedurende 6 maanden Intensieve Traject Begeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern) volgt;
- dat veroordeelde (volgens lesrooster) onderwijs zal volgen dan wel een zinvolle dagbesteding heeft;
- dat veroordeelde op geen enkele wijze contact opneemt met [medeverdachte 2] , geboren op 19 juli 2002, [medeverdachte 1] , geboren op 14 maart 2002, [medeverdachte 3] , geboren op 3 juni 2000, en [medeverdachte 4] geboren op 5 oktober 2003, zo lang de reclassering van stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering van stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
een werkstraf voor de duur 140 uren.De werkstraf moet binnen 12 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur 70 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 26 juli 2018.
Gelast de teruggaveaan de rechthebbende [slachtoffer 4] , van het onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven bedrag ad € 45,00.
Ten aanzien van 18/940002-18, feit 1 en 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 95,59(zegge: vijfennegentig euro en negenenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2018.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 95,59 (zegge: vijfennegentig euro en negenenvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 0 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 15,59 ter vergoeding van materiële schade en € 80,00 ter vergoeding van immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/940002-18, feit 3 en 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 8,69(zegge: acht euro en negenenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2018.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] te betalen een bedrag van € 8,69 (zegge: acht euro en negenenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 0 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. E.C.M. Wolfert en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2018.
mr. E.C.M. Wolfert en mr. C. Brouwer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.