ECLI:NL:RBNNE:2018:3086

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 juli 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
18/940006-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland veroordeelt verdachte tot jeugddetentie en werkstraf voor meerdere afpersingen en bedreigingen

Op 26 juli 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere afpersingen, een poging daartoe, twee diefstallen van geldbedragen en een bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 240 dagen, waarvan 191 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 200 uren. De zaak kwam aan het licht na een reeks van incidenten waarbij de verdachte en zijn medeverdachten slachtoffers onder bedreiging met een mes dwongen om geld en persoonlijke bezittingen af te geven. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de gepleegde feiten, ondanks zijn ontkenning van de meeste beschuldigingen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de jeugdige leeftijd van de verdachte bij het bepalen van de straf. De verdachte moet zich ook houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de Jeugdbescherming en deelname aan een behandeltraject.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/940006-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [Geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 juli 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A.E. Dekens, advocaat te Odoorn. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen, op of nabij de openbare weg, de Van Heuven Goedhartlaan, althans op of nabij een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn/hun mobiele telefoon en/of zijn/hun fiets en/of zijn/hun pinpas, met bijbehorende pincode, in elk geval van enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] tot stilstaan hebben gedwongen en/of er omheen zijn gaan staan, althans op enige korte afstand van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zijn gaan staan en/of
- verdachte en/of diens mededader(s) een mes heeft/hebben gepakt en/of deze aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of dit mes dreigend heeft opgehouden voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) een lapje/doekje voor het gezicht heeft/hebben gehad;
- verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend heeft/hebben gezegd "maak je zakken leeg" en/of "geef me je pincode";
- verdachte en/of zijn mededader(s) heeft/hebben gezegd: "steek hem neer" en/of "we nemen ze mee het bos in";
2.
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 70,-- euro, althans een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas, welke op naam stond van die [slachtoffer 2] , en de bijbehorende pincode van die [slachtoffer 2] , het geld te pinnen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 19 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden gehad
en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op of omstreeks 18 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen, op of nabij de openbare weg, de Laak, althans aan of nabij een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van zijn/hun mobiele telefoon en/of zijn/hun jas en/of schoenen en/of zijn/hun pinpas, met bijbehorende pincode, in elk geval van enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] hebben gedwongen te stoppen en/of heeft/hebben gedwongen op een bankje te gaan zitten en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) een mes heeft gepakt en/of deze aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben getoond en/of dat mes op de buik en/of lichaam van die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft/hebben gezet en/of gericht en/of
- verdachte en/of zijn medeverdachte(n) een lapje/doekje voor zijn gezicht heeft gehad en/of - verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend heeft/hebben gezegd "zakken leeg" en/of "geef je pincode" en/of
- aldaar op dat bankje die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] onder bedreiging van het mes en/of door een arm om de keel/hals van die [slachtoffer 4] te slaan, van de vrijheid beroofd heeft/hebben gehouden en/of
- heeft verdachte en/of zijn mededader(s) gezegd: "als we sirenes horen, weten we jullie te vinden en/of je mag niet de politie bellen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard- en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 18 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, 70,-- euro, althans een hoeveelheid geld, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich het weg te nemen geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas, op naam staande van die [slachtoffer 3] , en bijbehorende pincode van die [slachtoffer 3] het geld te pinnen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 18 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een hoeveelheid geld heeft verworven, voorhanden gehad
en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen,
op of nabij de openbare weg De Laak, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] (werkzaam als pizzakoerier bij [bedrijfsnaam] ) heeft gedwongen tot de
afgifte van een portemonnee met hierin een hoeveelheid geld, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [bedrijfsnaam] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
- verdachte en/of diens mededader(s) [slachtoffer 5] heeft/hebben gedwongen tot de
afgifte van de portemonnee, met hierin een hoeveelheid geld, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 5] en/of [bedrijfsnaam] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat:
- verdachte en/of zijn medeverdachte die [slachtoffer 5] heeft/hebben gemaand te stoppen
en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) dicht op/om die [slachtoffer 5] is/zijn gaan staan
en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) een mes heeft/hebben gepakt en/of deze aan
die [slachtoffer 5] heeft getoond en/of dat mes op het bovenbeen van die [slachtoffer 5] heeft
geduwd, althans heeft gehouden en/of
- verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend heeft gezegd "geef alles wat je
hebt, haal je zakken leeg";
6.
hij op of omstreeks 21 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 6] te dwingen tot de afgifte van goederen dat van
zijn/hun gading zou kunnen zijn, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
- die [slachtoffer 6] (rijdende op een fiets, onder "de blauwe brug") heeft/hebben
gemaand te stoppen en/of
- aan die [slachtoffer 6] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen
en/of
- die [slachtoffer 6] de zakken leeg heeft/hebben laten maken, althans tegen die [slachtoffer 6]
heeft/hebben gezegd dat hij moest laten zien wat hij in zijn zakken had,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op of omstreeks 14 februari 2018 te Assen, althans in de gemeente Assen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, - door tegenover die [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] te gaan staan en/of - een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp te tonen aan die [slachtoffer 7]
en/of [slachtoffer 8] en/of - (daarbij) de dreigende woorden te zeggen: "ik ga je steken, zal ik je
steken" en/of "ga ze steken, ga ze steken", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde en heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft daartoe met betrekking tot het onder 1, 5, 6 en 7 ten laste aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is waaruit blijkt dat verdachte bij de ten laste gelegde feiten aanwezig is geweest en aan deze feiten een bijdrage heeft geleverd. Met betrekking tot het onder 3 ten laste heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat er enige dreiging is uitgegaan van verdachte, laat staan dat zijn gedragingen aangevers tot afgifte hebben bewogen.
Oordeel van de rechtbank

1. bekennende verdachte

Verdachte heeft een ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank acht het onder 4 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 4 primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 juli 2018;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 317 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .

2. ontkennende verdachte

Verdachte ontkent zich te hebben schuldig gemaakt aan alle andere feiten die op de tenlastelegging staan. De rechtbank acht echter voldoende wettig en overtuigend bewijs om ook tot een veroordeling voor deze feiten te komen.
Ten aanzien van al deze feiten is ten laste gelegd dat verdachte deze feiten tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Bij de vorming van haar oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij geldt dat de kwalificatie medeplegen slechts dan gerechtvaardigd is als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is (vgl. HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474).
2.1
het onder 1 ten laste gelegde
Op 19 februari 2019 zouden aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn beroofd door een groep jongens. Uit de aangiftes blijkt dat zij die dag op de Van Heuven Goedhartlaan te Assen liepen waar zij werden benaderd door een groep van vijf jongens. Een van de jongens zou hen met een mes hebben bedreigd en zij zouden door de groep gedwongen zijn om hun zakken leeg te maken en hun pincode af te geven. Ook zou door de jongens gezegd zijn: ‘Steek hem neer’ en ‘we nemen ze mee het bos in’.
Voor dit feit zijn aangehouden verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] . Alle drie de medeverdachten hebben bij de politie verklaard dat verdachte aanwezig was bij de beroving van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Volgens die verklaringen heeft verdachte bijgedragen aan het afdwingen van de pincode van [slachtoffer 2] en is verdachte aanwezig geweest bij het pinnen. Door medeverdachten is verklaard dat zij dit feit tezamen en in vereniging met onder andere verdachte hebben gepleegd.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de afpersing en stelt dat hij hier ook niet bij aanwezig kon zijn omdat hij een 'vierkant rooster' had waardoor hij tot 16:00 uur op school moest zijn. Getuige [getuige] , de coördinator van verdachte, is hierover bevraagd en heeft verklaard dat hij zeker weet dat het vierkant rooster op 19 februari 2018 niet meer van kracht was. Ook overigens is niet gebleken dat verdachte op het tijdstip van de overval op school was en daarom niet bij de overval betrokken kan zijn geweest.
De rechtbank acht het daarnaast niet aannemelijk dat door de medeverdachten onderling is afgesproken om een belastende verklaring over verdachte af te leggen. Er is hiervoor geen enkele aanwijzing te vinden in het dossier en de bekennende houding van de medeverdachten geeft hier ook geen aanleiding toe. De rechtbank gaat dan ook uit van de aanwezigheid van verdachte bij de ten laste gelegde afpersing.
De rechtbank acht daarnaast de bijdrage die verdachte aan de afpersing heeft geleverd van voldoende gewicht om van medeplegen te spreken en overweegt daartoe als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de rol van verdachte hierin bestond dat verdachte probeerde een telefoon af te pakken van een van de aangevers en dat hij tegen de andere aangever heeft gezegd dat hij zijn zakken leeg moest maken en zijn pinpas en pincode moest geven.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft over de bijdrage van verdachte verklaard dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] ‘bezig was geweest’ met een van de aangevers.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat de rol van verdachte hierin bestond dat verdachte erbij stond met zijn capuchon op en tegen de aangevers heeft gezegd dat zij op de stoep moesten staan.
De rechtbank acht daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezen verklaring te komen.
2.2
het onder 2 primair ten laste gelegde
Bij de afpersing van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 19 februari 2018 zou, met een van [slachtoffer 2] ontvreemde pinpas en bijbehorende pincode, een bedrag van € 70,00 zijn gepind.
Voor dit feit zijn aangehouden verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Door hen is verklaard dat zij en verdachte een bijdrage hebben geleverd aan de diefstal en dat zij dit feit tezamen en in vereniging met onder andere verdachte hebben gepleegd. Voor wat betreft verdachtes verklaring dat hij er die middag niet bij was (omdat hij op school was), verwijst de rechtbank naar hetgeen daarover is overwogen bij het onder 1 ten laste gelegde feit. Hetzelfde geldt voor de geloofwaardigheid van de verklaringen van de medeverdachten.
De rechtbank acht daarnaast de bijdrage die verdachte aan de diefstal heeft geleverd van voldoende gewicht om van medeplegen te spreken en overweegt daartoe als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met verdachte naar de pinautomaat is gegaan, dat hij de pinpas in de automaat had gestopt en dat verdachte vervolgens de pincode heeft ingedrukt. Dit wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] die heeft verklaard dat verdachte samen met medeverdachte is gaan pinnen, en door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , die stelt dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] is gaan pinnen en dat hij daar later ook naar toe is gegaan.
De rechtbank acht daarmee voldoende wettig en overtuigend bewezen dat er tussen verdachte en medeverdachten sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
t.a.v. het onder 3 ten laste gelegde
Op 18 februari 2018 zouden aangevers [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zijn beroofd in het Lariksbos te Assen. Zij zouden zijn benaderd door een groepje jongens en onder bedreiging met een mes gesommeerd om hun zakken leeg te maken. [slachtoffer 3] heeft daarnaast verklaard dat het mes ook tegen zijn buik is gehouden en dat het mes bij [slachtoffer 4] tegen zijn keel is gehouden. De jongens zouden onder andere een pinpas met bijbehorende pincode afhandig hebben gemaakt. Ook zou door de jongens gezegd zijn ‘als we sirenes horen dan weten we jullie te vinden’.
Voor dit feit zijn aangehouden verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . Alle medeverdachten geven aan dat verdachte aanwezig was bij de afpersing van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij aanwezig is geweest bij de afpersing, maar hierbij geen actieve rol heeft gehad en op een afstandje is gaan staan. Hij heeft verder verklaard dat hij naderhand 10 euro heeft ontvangen.
Door de medeverdachten is verklaard dat zij en ook verdachte een bijdrage hebben geleverd aan de afpersing en dat zij dit feit tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat door de medeverdachten onderling is afgesproken om een belastende verklaring over verdachte af te leggen. Er is hiervoor geen enkele aanwijzing te vinden in het dossier en de bekennende houding van de medeverdachten geeft hier ook geen aanleiding toe.
De rechtbank acht daarnaast de bijdrage die verdachte aan de afpersing heeft geleverd van voldoende gewicht om van nauwe en bewuste samenwerking te spreken en overweegt daartoe als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte een telefoon van een van de aangevers heeft afgepakt , dat verdachte de ontvreemde pinpas heeft ontvangen van medeverdachte [medeverdachte 2] , dat verdachte de pincode heeft onthouden en de buit heeft verdeeld.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte een telefoon van een van de aangevers heeft afgepakt, dat hij en verdachte een mes bij zich hadden en dat verdachte ten tijde van de afpersing een capuchon op had.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat een van de jongens een telefoon gaf aan verdachte.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat er voorafgaand aan de afpersing door verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] bijnamen waren bedacht om niet herkend te worden.
De rechtbank acht daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring voor het medeplegen van dit feit te komen.
t.a.v. het onder 5 ten laste gelegde
Op 21 februari 2018 zou aangeefster [slachtoffer 5] , pizzakoerier bij [bedrijfsnaam] , zijn beroofd op de Laak te Assen. [slachtoffer 5] zou zijn benaderd door drie jongens, waarna ze door een van de jongens zou zijn aangesproken. Vervolgens zouden twee van de jongens links en rechts van haar zijn gaan staan en haar hebben bedreigd met messen. Een van de jongens zou hebben gezegd ‘zakken leeg’, waarop ze haar portemonnee van [bedrijfsnaam] zou hebben afgegeven. In de portemonnee zat 71,26 euro.
Voor dit feit zijn aangehouden verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . Beide verklaren dat verdachte aanwezig was bij de beroving van [slachtoffer 5] . Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de afpersing. Verdachte heeft verklaard dat hij net nadat de afpersing had plaatsgevonden aan kwam lopen. Hij heeft verder verklaard dat hij naderhand wel een deel van het buitgemaakte geld heeft gekregen.
Door de medeverdachten is verklaard dat zij en ook verdachte een bijdrage hebben geleverd aan de afpersing en dat zij dit feit tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat door de medeverdachten onderling is afgesproken om een belastende verklaring over verdachte af te leggen. Er is hiervoor geen enkele aanwijzing te vinden in het dossier en de bekennende houding van de medeverdachten geeft hier ook geen aanleiding toe. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte aanwezig is geweest bij de afpersing.
De rechtbank acht daarnaast de bijdrage die verdachte aan de afpersing heeft geleverd van voldoende gewicht om van medeplegen te spreken en overweegt daartoe als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met verdachte voor aangeefster op het fietspad is gaan staan om het meisje te laten stoppen, dat verdachte een mes heeft getrokken, dat verdachte aangeefster sommeerde om haar zakken leeg te maken en dat aangeefster haar portemonnee gaf aan verdachte.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] aangeefster hebben aangesproken, dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] die dag een mes bij zich hadden en dat aangeefster haar portemonnee heeft gegeven aan verdachte.
De rechtbank acht daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen.
t.a.v. het onder 6 ten laste gelegde
Op 21 februari 2018 zou er een poging zijn gedaan om aangever [slachtoffer 6] te beroven. Dit zou hebben plaatsgevonden nabij de blauwe brug in de richting van de Vaart N.Z. te Assen. Aangever heeft verklaard dat hij onder de brug een jongen op de stoep zag staan die tegen hem zei dat hij even moest stoppen en dat de jongen een stopgebaar maakte met zijn hand. Op dat moment kwam er een tweede jongen aangelopen met een mes in zijn hand die aan hem vroeg wat hij in zijn zakken had. Die jongen zou het mes de hele tijd dicht bij [slachtoffer 6] hebben gehouden.
Voor dit feit zijn aangehouden verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] . Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de poging tot afpersing. Verdachte heeft verklaard dat hij ten tijde van het delict nog thuis was en er dus niet bij kan zijn geweest. Door de medeverdachten is verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte een bijdrage hebben geleverd aan de poging tot afpersing en dat zij dit feit tezamen en in vereniging hebben gepleegd. Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij geen actieve bijdrage heeft geleverd aan het delict en achter een pilaar is gaan staan. Dit wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en het gegeven dat de aangever spreekt over de aanwezigheid van twee personen.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat door de medeverdachten onderling is afgesproken om een belastende verklaring over verdachte af te leggen. Er is hiervoor geen enkele aanwijzing te vinden in het dossier en de bekennende houding van de medeverdachten geeft hier ook geen aanleiding toe. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte aanwezig is geweest bij het ten laste gelegde.
De rechtbank acht daarnaast de bijdrage die verdachte aan de poging tot afpersing heeft geleverd van voldoende gewicht om van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 2] te spreken en overweegt daartoe als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte aangever heeft laten stoppen, dat verdachte vervolgens een mes trok en aangever sommeerde om zijn zakken leeg te maken.
Medeverdachte [medeverdachte 4] heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] aangever tegen hielden, dat verdachte een mes vast hield en dit op enkele tientallen centimeters van aangever hield.
De rechtbank acht daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring voor het ten laste gelegde medeplegen te komen.
t.a.v. het onder 7 ten laste gelegde
Op 14 februari 2018 zouden aangeefsters [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] zijn bedreigd door drie jongens. De jongens zouden hebben gezegd: ‘Toe dan ga ze steken en ‘ga ze steken, ga ze steken’. Ten tijde van de bedreiging zou een van de jongens een mes in zijn handen vast hebben gehad, met de punt wijzend in de richting van de aangeefsters.
Voor dit feit zijn aangehouden verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] .
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij de bedreiging. Door medeverdachte [medeverdachte 3] en getuige [medeverdachte 1] is verklaard dat verdachte wel aanwezig is geweest bij de bedreiging en een actieve bijdrage heeft geleverd. Getuige [medeverdachte 1] heeft daarnaast verklaard dat hij een deel van de bedreiging heeft gefilmd en gedeeld op Snapchat. Dat verdachte aanwezig is geweest bij het ten laste gelegde wordt ondersteund door de verklaring van getuige [medeverdachte 2] die heeft verklaard dat hij op Snapchat heeft gezien dat er op 14 februari 2018 twee meisjes zijn bedreigd met een mes en dat in ieder geval verdachte en getuige [medeverdachte 1] hierbij aanwezig zijn geweest.
De rechtbank gaat er in het licht van bovenstaande dan ook van uit dat verdachte aanwezig is geweest bij het ten laste gelegde.
De rechtbank acht daarnaast de bijdrage die verdachte aan bedreiging heeft geleverd van voldoende gewicht om van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 3] te spreken en overweegt daartoe als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat verdachte tegen de aangeefsters heeft gezegd dat zij normaal moesten doen en dat hij ze anders zou gaan steken en dat verdachte een mes uit zijn zak haalde en zei ‘ik ga je steken’.
Getuige [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte een mes in zijn handen heeft gehad en tegen de aangeefster zei ‘ik ga jullie steken’.
De rechtbank acht daarmee voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring voor het ten laste gelegde medeplegen te komen.
Bewijsmiddelen
t.a.v. het onder 1 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 244 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Toen wij op de Van Heuven Goedhartlaan liepen, zag ik verderop een groepje jongens lopen. Ze bleven stil staan en ik zag dat ze in de bosschages bij elkaar stonden. Ik zag dat sommige met elkaar spraken, ik zag dat ze af en toe in onze richting keken. We zijn de jongens toen voorbij gelopen. We liepen net op het voetpad toen ik zag dat de jongens achter ons aan liepen. Ik hoorde dat een van de jongens ons aansprak en vroeg of we ‘wat’ wilden kopen. Ik zag toen dat een van de andere jongens een mes pakte en ons bedreigde. Ik zag dat hij dat voor zich uit hield in onze richting. Ik hoorde de jongen hierop direct zeggen: ‘zakken leeg’. Ik zag dat hij daarbij naar ons keek en het mes in onze richting hield. Ik schat dat hij ongeveer een meter bij mij vandaan stond. Ik zag dat de jongen met het mes nog steeds in onze richting bleef staan. Ik heb de jongen mijn telefoon gegeven. Ik hoorde de jongen vragen om de code van mijn telefoon en heb deze gegeven. Ik zag dat hij ondertussen naar [slachtoffer 2] keek. Ik zag op hetzelfde moment dat [slachtoffer 2] spullen afgaf aan een andere jongen van de groep. Ik voelde me echt bang toen ik werd bedreigd met het mes. U vraagt mij wat het gedrag was van de groep. Ze liepen constant door elkaar heen en sommigen waren heel druk bezig om hun gezicht te bedekken;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 februari 2018, opgenomen op pagina 311 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 19 februari 2018 liep ik met [slachtoffer 1] van school naar huis. Omstreeks 15:40 uur waren wij vrij. Ik zag een groep van vijf jongens, deze gingen naast het bosperceel stil staan. Ik zag een jongen met een soort lapje over zijn gezicht. Ik zag dat deze jongen een zwart voorwerp in zijn hand vast hield. Later bleek dat het voorwerp dat deze jongen in zijn hand hield een zakmes betrof. Toen de jongen ons benaderde ging het opeens heel snel. De hele groep stond ongeveer naast ons. Ik zag dat [medeverdachte 1] voor mij kwam staan. Ik zag dat [medeverdachte 1] ook een doekje om zijn gezicht heen droeg. Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen ‘maak je zakken leeg’. Vanaf dit moment ontstond er een grote chaos. Iedereen stond door elkaar heen te schreeuwen wat wij af moesten geven. Ik hoorde iemand zeggen geef mij je pinpas, ik hoorde een ander zeggen geef mij je ID, ik hoorde iemand vragen heb je contant geld bij je. Het ging allemaal door elkaar. Omdat er ook om mijn pinpas werd gevraagd heb ik die afgegeven. Ik heb dit puur uit angst gedaan en om onze veiligheid te waarborgen. Ik hoorde [medeverdachte 1] meerdere malen vragen om mijn pincode. Ik heb vervolgens mijn pincode afgegeven. Ondertussen zag ik dat de jongen met het mes voor [slachtoffer 1] stond, ik zag dat het mes door deze jongen in de richting van [slachtoffer 1] werd gehouden. Ik zag dat het mes uitgeklapt was en dat de punt gericht stond op [slachtoffer 1] . Ik hoorde ondertussen een andere persoon keihard schreeuwen: ‘steek hem, steek hem’. Ik hoorde hem dit op een lacherige toon zeggen. Ik hoorde hem zeggen: ‘we nemen hen mee het bos in’. De gehele situatie is voor mij behoorlijk bedreigend geweest. Doordat ze als groep optraden was dit ontzettend intimiderend. [medeverdachte 1] riep nogmaals ‘wat is je bankcode, wat is je code’. Ik heb toen nogmaals mijn code afgegeven;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Op 19 februari 2018 was ik met een groepje van vier. Mijn vriend zei ‘kom we gaan hun beroven’. Toen zei eentje ‘loop wat langzamer’. Ik hoorde dat een van mijn vrienden zei ‘verkopen jullie iets? Wiet ofzo?’. Daarna werd er een mes getrokken. Ik hoorde dat. Een van de jongens herkende ik, zijnde [slachtoffer 2] . De jongens haalden alles uit hun zakken omdat dat werd gezegd. Er werd gezegd ‘spullen uit je zakken’ en ‘geld’ en ‘geef je pincode’. De een gaf zijn telefoon, de ander alleen zijn pinpas, die werd uit zijn handen getrokken;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 maart 2018, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Er werd gezegd dat we die jongens gingen beroven. [verdachte] had eerst van die ene jongen getracht weer een telefoon te pakken. Hij was toen samen met [medeverdachte 2] . Daarna heeft hij aan die andere jongen gezegd zijn zakken leeg te maken en de pinpas af te geven met pincode. Alleen [medeverdachte 2] had een mes bij zich;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2018, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik was met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [verdachte] . We zagen achter ons twee jongens. We bleven staan bij een kruispunt en gingen wat de bosjes in, tot de jongens kwamen. Ik of iemand anders vroeg of ze weed wilden kopen. Toen zeiden ze nee. Daarna was er iemand die een mes trok en zei ‘zakken leeg’. De jongens schrokken heel erg. Een van die jongens had ook een pinpas en telefoon bij zich. Ik vroeg wat zijn wachtwoord was van zijn telefoon. [verdachte] en [medeverdachte 1] waren bij die andere jongen. [medeverdachte 1] had al een pinpas te pakken. Ook nu was er weer een pincode afgegeven;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2018, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
We waren als groep samen. Ik was met een jongen bezig en [medeverdachte 1] was met [verdachte] met die andere jongen bezig. Ik had het mes gewoon in mijn hand. Ik had het mes met de punt schuin naar voren gericht. Ik stond ongeveer een halve meter of minder van die jongen af;
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 februari 2018, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] :
We gebruikten bijnamen zodat ze onze namen niet zouden herkennen. De rol van [medeverdachte 2] was dat hij het mes heeft getrokken. Hij heeft gezegd dat de jongens de zakken leeg moesten maken.
De rol van [verdachte] was dat hij erbij stond met zijn capuchon op. Hij zei dat die jongens op de stoep moesten staan. Hij stond in de buurt van [medeverdachte 2] .
De rol van [medeverdachte 1] was dat hij de pinpas heeft gepakt en de pincode in zijn telefoon heeft gezet. [medeverdachte 1] pakte de pinpas af van die jongen en zei toen ‘pincode nu’. Toen kreeg hij de pincode.
t.a.v. het onder 2 primair ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 februari 2018, opgenomen op pagina 311 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 19 februari 2018 liep ik met [slachtoffer 1] van school naar huis. Omdat er om mijn pinpas werd gevraagd heb ik die afgegeven. Ik hoorde [medeverdachte 1] meerdere malen vragen om mijn pincode. Ik heb vervolgens mijn pincode afgegeven. Die maandag is er een bedrag van 70 euro gepind om 16:13 uur;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Op 19 februari 2018 was ik met een groepje van vier. Mijn vriend zei ‘kom we gaan hun beroven’. De ander gaf zijn pinpas, die werd uit zijn handen getrokken. We zijn naar de Nobellaan gerend en toen is er gepind bij de ING. Ik heb het pasje in de automaat gedaan. Hij drukte de code in. Ik stond er toen naast. Er is 70 euro gepind;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 maart 2018, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
[verdachte] heeft tegen die andere jongen gezegd zijn zakken leeg te maken en de pinpas af te geven met pincode. Hij is samen met mij en [medeverdachte 2] wezen pinnen;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2018, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
[medeverdachte 1] had al een pinpas te pakken. Ook nu was er weer een pincode afgegeven. [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn met de pinpas richting de Nobellaan gegaan. Ik ben naar de pinautomaat gereden. Ze hadden geld gepind, ook weer 70 euro;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 februari 2018, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] :
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] hebben gepind met de gestolen pinpas. Dit keer is er 70 euro gepind.
t.a.v. het onder 3 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 317 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik was met [slachtoffer 4] . Er kwam een groepje jongens op ons aflopen. Het begon met de vraag ‘willen jullie wiet kopen?’. Ik zag toen dat hij een mes pakte. Hij stond eerst nog op een afstandje maar kwam toen dichterbij en zei toen ‘zakken leegmaken’. Toen drukte hij, toen ik niet meewerkte, dat mes tegen mijn buik aan. Heel zacht. En hij zei weer dat wij onze zakken moesten leegmaken. Ik zag dat de punt van het mes heel dicht bij mijn buik kwam. [slachtoffer 4] heeft dat mes ook nog tegen zijn keel gehad. Ik legde alles op het bankje neer. [slachtoffer 4] deed dit ook. Toen pakte een van de jongens gelijk mijn mobiel en liep daarmee weg. Toen pakten ze mijn pinpas. Hierna vroeg hij wat mijn pincode was. Ik vertelde mijn pincode. Wij moesten op het bankje blijven zitten. Ze zeiden ‘als we sirenes horen dan weten we jullie te vinden’;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 20 februari 2018, opgenomen op pagina 330 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik doe aangifte van diefstal met geweld door meerdere personen. Ik was bij de Laak in de bocht bij het Lariksbos. [medeverdachte 2] vroeg of wij wiet wilden kopen en of wij het op zak hadden. De andere jongens stonden toen in een halve kring om [medeverdachte 2] heen. Zij droegen capuchons. Een van hen droeg een doek voor de mond met een doodskop. Dat was [medeverdachte 1] . Ik zag dat die [medeverdachte 2] een mes uit zijn zak haalde. Hij liet ons het mes zien. Ik hoorde iets van ‘zakken leeg’. Wij werden naar een bankje langs de weg gestuurd. Wij moesten plaats nemen op het bankje. Toen gaf [medeverdachte 2] nog een keer aan dat we onze zakken moesten leegmaken. Die andere jongens stonden er dreigend om heen zodat het wel zou gaan gebeuren. Ze hebben [slachtoffer 3] zijn pinpas en mobiel afgenomen. Ze vroeg hem om zijn pincode. Dat werd gevraagd door een paar van de jongens. [medeverdachte 2] en degene die de rode jas droeg sommeerden mij mijn zakken leeg te maken. [medeverdachte 2] dreigde met zijn mes richting mijn lichaam. Voordat zij wegliepen zei degene met de rode jas aan dat wij niet de politie moesten bellen of als zij sirenes zouden horen zij ons wel wisten te vinden. Een van die personen pakte een mes en bedreigde mij met dat mes. Hij drukte het mes schuin tegen mij aan;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 21 februari 2018, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Op 18 februari 2018 was ik met [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . In het bos droeg ik een doekje voor mijn mond, een skull dat is een doodskop afgedrukt op een zwarte doek.
In het bos zaten twee mensen op een bankje. [medeverdachte 2] ging een beetje praten. Opeens werd er een mes getrokken door [medeverdachte 2] . Ik zag dat hij het mes open klapte en met het mes de twee personen op het bankje aanwees en hen opdracht gaf de spullen af te geven. [medeverdachte 2] zei tegen de twee mensen ‘zakken leeg’. Beide jongens maakten hun zakken leeg. Ze legden alle twee een telefoon op het bankje en nog wat meer. [medeverdachte 2] en [verdachte] stonden voor mij en [medeverdachte 3] . [verdachte] vertelde dat ze de mensen van het bankje hadden gedwongen de pincode af te geven;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 maart 2018, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
[medeverdachte 3] zijn rol is alleen praten geweest. Hij heeft iets van de buit gekregen. Dat heeft hij van [verdachte] gekregen.
[verdachte] zijn rol was dat hij de telefoon had gepakt en later weer teruggegeven aan die jongen. Hij was ook samen met mij gaan pinnen. Verder heeft hij de buit verdeeld.
[medeverdachte 4] zijn rol is niets geweest, behalve praten. Iets van dat die jongens niets aan de politie moesten vertellen.
[medeverdachte 2] heeft de pinpas gepakt en aan [verdachte] gegeven. De code wisten wij doordat [verdachte] deze in zijn hoofd heeft onthouden.
Het klopt dat er bijnamen zijn bedacht voorafgaand aan de berovingen. We hadden een paar bijnamen bedacht om herkenning te voorkomen;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2018, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
De jongens wilden geld en ik ook. We waren gewoon op zoek naar geld. [medeverdachte 1] had een mes en zei tegen mij ‘ [medeverdachte 2] doe jij’ en hij gaf mij het mes. Zonder na te denken pakte ik het mes en liepen we naar die jongens toe. Ik of iemand heeft toen geroepen ‘zakken leeg’. Beide jongens deden dit. Een van die jongens had niets bij zich, de ander een telefoon en pinpas. [verdachte] pakte de telefoon. [verdachte] , [medeverdachte 1] en ik hadden geld gekregen. [verdachte] en ik hadden een mes bij ons. We hadden bijnamen afgesproken om elkaar aan te spreken tijdens de beroving. We maakten hiervan gebruik om niet herkend te worden natuurlijk. Het kan kloppen dat er ook een mes op de keel is gezet van een van de aangevers. Ik heb dus wel een grote rol gehad, eigenlijk net als [medeverdachte 1] en [verdachte] . U vraagt mij of er gezichten zijn bedekt tijdens de beroving. Ik zelf niet, de rest had een capuchon op. [medeverdachte 1] had een soort sjaal op met iets van een doodskop;
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 februari 2018, opgenomen op pagina 130 e.v. voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] :
We gebruikten bijnamen zodat ze onze namen niet zouden herkennen. [verdachte] stond met [medeverdachte 1] en kreeg de telefoon van 1 van die jongens. De jongen gaf deze zelf aan [verdachte] ;
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 februari 2018, opgenomen op pagina 171 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Het ging heel snel. We waren bij het bos. Niemand dacht erbij na. [medeverdachte 2] ging twee jongens aanspreken en om geld vragen. Hij zei het wel een beetje boos. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] gingen erop af. [medeverdachte 2] liet het mes zien. De rest bleef een beetje op afstand. [medeverdachte 2] gaf het pasje aan [medeverdachte 1] . Een paar jongens gingen pinnen. De anderen bleven bij die jongens. Voor het geval dat ze zouden liegen over de pincode. [medeverdachte 1] had de pincode;
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 februari 2018, opgenomen op pagina 188 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb na de overval een keer 10 euro gekregen. dit geld ligt thuis. 5 munten van twee euro;
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 februari 2018, opgenomen op pagina 229 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 4] :
Iedereen had een aparte naam. Volgens mij was dit het idee van [verdachte] . [verdachte] heette [naam 1] , [medeverdachte 1] [naam 2] , [medeverdachte 2] [naam 3] en [medeverdachte 3] [naam 4] ;
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 maart 2018, opgenomen op pagina 237 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 4] :
We hadden bijnamen om niet herkend te worden. Dit was het idee van [verdachte] en [medeverdachte 2] .
t.a.v. het onder 5 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 februari 2018, opgenomen op pagina 335 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] :
Ik doe aangifte mede namens het slachtoffer [bedrijfsnaam] . Toen ik op 21 februari 2018 terug fietste naar Domino’s kwam ik op de Laak 3 jongens tegemoet. Ik zag dat twee jongens op de weg liepen en één jongen een paar meter daarnaast over het gras. Eén van de jongens die op de weg liepen sprak mij aan. Ik stopte. De jongen die mij aansprak stond links voor mij, heel dicht bij me en die andere jongen stond rechts naast me. De jongen op het gras stond ongeveer vijf meter bij ons vandaan. Direct daarna voelde ik iets op mijn linker [slachtoffer 4] been. Ik keek naar beneden en zag dat er een mest tegen mijn linker [slachtoffer 4] been werd geduwd door de jongen die mij had aangesproken. Bijna tegelijk voelde ik iets tegen mijn rechter heup. Ik denk dat die jongen die rechts van mij stond daar ook een mes tegen aan hield, maar dat mes heb ik niet goed gezien. De jongen die mij had aangesproken zei tegen mij ‘geef alles wat je hebt, haal je zakken leeg’. Daarop heb ik de portemonnee van Domino’s gegeven. Ik denk dat daar op dat moment 71,26 euro in zat;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2018, opgenomen op pagina 87 e.v. voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
Ik was met [medeverdachte 4] en [verdachte] . [medeverdachte 4] riep he en achter ons zagen wij een pizzakoerier. Ik had het mes van [medeverdachte 1] nog bij mij. [verdachte] heeft die pizzakoerier tegengehouden. Een van ons heeft gezegd ‘zakken leeg’. Zij gaf haar portemonnee van Dominos’s af aan [verdachte] . Ondertussen stond [medeverdachte 4] op een afstandje en [verdachte] en ik stonden bij dat meisje. [medeverdachte 4] had in de portemonnee gekeken. Er zat iets van 70 euro in. Ook kleingeld. Dat hadden we eruit gehaald en bij ons gehouden;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2018, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
[verdachte] en ik gingen voor haar staan op het fietspad om haar te doen stoppen. [medeverdachte 4] stond verder. [verdachte] had een mes getrokken, ik had ook een mes bij mij. [verdachte] vroeg toen om de zakken leeg te maken. Dat meisje gaf toen de portemonnee aan [verdachte] . U houdt mij voor dat de aangeefster heeft verklaard dat ze iets op haar linker bovenbeen voelde. Dat was aan de kant van [verdachte] . Een van ons heeft gezegd ‘geef alles wat je hebt, maak je zakken leeg’;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 februari 2018, opgenomen op pagina 194 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb 10 euro gekregen die avond toen. Ik heb het geld wel gehouden;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 maart 2018, opgenomen op pagina 237 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 4] :
Ik was met [verdachte] en [medeverdachte 2] . Zij zagen een pizzabezorgster op een fiets die wilden zij beroven. Ze was van Domino’s. ze zeiden tegen haar of ze haar wat mochten vragen. Ik stond niet erg dichtbij. Ik stond zeker verder weg dan 5 meter. Die dagen hadden [medeverdachte 2] en [verdachte] allebei een mes bij zich. Ze hebben de messen ook aan mij laten zien die dag. [verdachte] stond aan de linkerkant en [medeverdachte 2] aan de rechterkant. Vanuit haar gezien. Ze heeft een portemonnee afgegeven aan [verdachte] . Ik zag aan haar houding dat ze zich bedreigd voelde. Ze deed haar handen omhoog.
t.a.v. het onder 6 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 februari 2018, opgenomen op pagina 341 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 28 maart 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6] :
Op 21 februari 2018 zag ik een jongen op de stoep staan. Ik fietste onder de blauwe brug door in de richting van de Vaart N.Z. te Assen. Ik hoorde hem tegen mij zeggen ‘even stoppen’. Ik zag ook dat hij met zijn hand een stopgebaar maakte. Toen kwam er een tweede jongen aangelopen. Ik zag dat deze jongen een mes tevoorschijn haalde. Ik hoorde de jongen met het mes zeggen: ‘laat zien wat jij in jou linker jaszak hebt’. Ik hoorde vervolgens de jongen met het mes zeggen ‘wat heb jij in jou rechter jas zak’. De jongen met het mes heeft zijn mes de hele tijd dicht bij mij gehouden. Ik kon alleen het lemmet zien;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2018, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
U vraagt mij wat ik kan vertellen over de blauwe brug. [verdachte] en ik waren daar beneden. We wilden toen al iemand gaan doen. Ik bedoel daarmee iemand beroven. Op een gegeven moment kwam een jongen van 16/17 jaar op de fiets aan. [verdachte] stopte hem. Hij zei dat hij zijn zakken leeg moest maken;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2018, opgenomen op pagina 94 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
[verdachte] ging voor die jongen staan en vroeg of hij weed wilde kopen. Daarna trok hij een mes en zei dat hij zijn zakken moest leegmaken;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 maart 2018, opgenomen op pagina 237 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 4] :
[medeverdachte 2] en [verdachte] hielden de jongen tegen. [verdachte] hield een mes vast. Hij had het mes op enkele tientallen cm van die jongen.
t.a.v. het onder 7 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 februari 2018, opgenomen op pagina 344 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018072157 d.d. 6 maart 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik doe aangifte van bedreiging met en mes van mij en een vriendin van mij op 14 februari 2018. Vlak voor de oude Molenstraat werden we aangesproken door drie jongens. De drie jongens liepen direct naar ons toe. Ze kwamen voor [slachtoffer 7] en mij staan. Toen begonnen ze enorm te vloeken en te schelden. Die kleine jongen riep ineens: ‘toe dan ga ze steken’. Ik zag toen plots dat die lange jongen een mes in zijn hand vast hield. Hij hield het mes half uitgeklapt langs zijn lichaam gestrekt met de punt wijzend in onze richting. Die kleine jongen riep echt heel vaak ‘ga ze steken, ga ze steken’. Ook die lange jongen riep toen ‘ik ga je steken, zal ik je steken?’. Dit riep hij ook echt heel vaak. Hierna klapte hij het mes helemaal uit en riep weer dat hij ons ging steken. Hierbij keek hij Jikke en mij strak aan in het gezicht. Zeker omdat hij het mes met het steekgedeelte in onze richting hield. Ik heb er een week lang last van gehad dat ik zo bedreigd werd. Het heeft behoorlijk indruk op mij gemaakt;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 februari 2018, opgenomen op pagina 347 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 8] :
Op 14 februari 2018 werden wij aangesproken door een drietal jongens. De drie jongens liepen direct naar ons toe en ging voor [slachtoffer 7] en mij staan en gingen enorm vloeken en schelden. Die kleine jongen die tegenover [slachtoffer 7] stond riep ineens: ‘toe dan ga ze steken’. Ik zag toen plots dat die lange jongen een mes in zijn hand vast hield. Hij hield het mes half uitgeklapt langs zijn lichaam gestrekt met de punt wijzend in onze richting. De kleine jongen riep heel vaak ‘ga ze steken ga ze steken’. Ook die lange jongen riep toen: ‘ik ga je steken, zal ik je steken?’. Hierna klapte hij het mes helemaal uit en riep weer dat hij ons ging steken. Hierbij keek hij [slachtoffer 7] en mij strak aan in het gezicht;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 februari 2018, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] :
Ik was er gewoon bij. We zijn toen naar die meisjes gelopen. [verdachte] zei dat ze normaal moesten doen, want anders zou hij ze gaan steken. Die meisjes lachten toen [verdachte] uit. [verdachte] werd toen een beetje gek. Hij haalde het mes wel uit zijn zak maar liet het ingeklapt. [verdachte] zei: ‘ik ga je steken’;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 maart 2018, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
[verdachte] [medeverdachte 3] en ik liepen op 14 februari 2018 door de stad. [verdachte] en [medeverdachte 3] vroegen aan die meiden of zij iets mochten vragen. Ik zag daarna dat [verdachte] een mes in zijn handen had en tegen die meiden zei ‘ik ga jullie steken’;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2018, opgenomen op pagina 87 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :
U houdt mij voor dat op 14 februari 2018 twee meisjes zijn bedreigd met een mes door drie jongens. Klopt, gezien op snapchat. Dat waren in ieder geval [verdachte] en [medeverdachte 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 februari 2018 te Assen, op de openbare weg, de Van Heuven Goedhartlaan, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van hun mobiele telefoon en hun pinpas, met bijbehorende pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tot stilstaan hebben gedwongen en er omheen zijn gaan staan, en
- verdachte en/of diens mededader(s) een mes aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben getoond en dit mes dreigend heeft opgehouden voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- verdachte en/of zijn mededader(s) een doekje voor het gezicht hebben gehad, en
- verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend hebben gezegd "maak je zakken leeg" en "geef me je pincode", en
- verdachte en/of zijn mededader(s) hebben gezegd: "steek hem neer" en "we nemen ze mee het bos in";
2 primair.
hij op 19 februari 2018 te Assen, tezamen en in vereniging met anderen, 70,-- euro, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich het weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas, op naam staande van die [slachtoffer 2] , en bijbehorende pincode van die [slachtoffer 2] het geld te pinnen;
3.
hij op 18 februari 2018 te Assen, op de openbare weg, de Laak, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van hun mobiele telefoon en hun pinpas, met bijbehorende pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben gedwongen te stoppen en hebben gedwongen op een bankje te gaan zitten en
- verdachte en/of zijn mededader(s) een mes hebben gepakt en dit aan die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft getoond en dat mes op het lichaam van die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] hebben gezet en gericht en
- verdachte en/of zijn mededader(s) een doekje voor zijn gezicht hebben gehad en
- verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend hebben gezegd "zakken leeg" en "geef je pincode" en
- verdachte en/of zijn mededader(s) hebben gezegd: "als we sirenes
horen, weten we jullie te vinden en je mag niet de politie bellen;
4 primair.
hij op 18 februari 2018 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander, 70,-- euro, die toebehoorde aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich het weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door met de pinpas, op naam staande van die [slachtoffer 3] , en bijbehorende pincode van
die [slachtoffer 3] het geld te pinnen;
5.
hij op 21 februari 2018 te Assen, op de openbare weg De Laak, tezamen en in vereniging met
anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] (werkzaam als pizzakoerier bij [bedrijfsnaam] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met hierin een hoeveelheid geld,
toebehorende aan [bedrijfsnaam] , welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 5] hebben gemaand te stoppen en
- verdachte en/of zijn mededader(s) dicht om die [slachtoffer 5] zijn gaan staan en
- verdachte en/of zijn mededader(s) een mes aan die [slachtoffer 5] hebben getoond en dat mes op het bovenbeen van die [slachtoffer 5] hebben geduwd, en
- verdachte en/of zijn mededader(s) dreigend hebben gezegd "geef alles wat je
hebt, haal je zakken leeg";
6.
hij op 21 februari 2018 te Assen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 6] te dwingen tot de afgifte van goederen die van hun gading zou kunnen zijn, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader
- die [slachtoffer 6] (rijdende op een fiets, onder "de blauwe brug") hebben
gemaand te stoppen en
- aan die [slachtoffer 6] een mes, hebben getoond, en
- die [slachtoffer 6] de zakken leeg hebben laten maken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7.
hij op 14 februari 2018 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft bedreigd met zware mishandeling,
- door tegenover die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] te gaan staan en
- een mes te tonen aan die [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] en
- ( daarbij) de dreigende woorden te zeggen: "ik ga je steken, zal ik je
steken" en/of "ga ze steken, ga ze steken".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2 primair. Diefstal door twee of meer verenigde personen, door middel van valse sleutels.
3. Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4 primair. Diefstal door twee of meer verenigde personen, door middel van valse sleutels.
5. Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
6. Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
7. Bedreiging met zware mishandeling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 240 dagen jeugddetentie, waarvan 183 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe, ITB Criem voor de duur van drie maanden, het volgen van onderwijs dan wel het hebben van goede dagbesteding, intake, diagnostiek en behandeling bij Accare en een contactverbod met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] , zolang de Jeugdreclassering dit nodig acht. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gevorderd.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een werkstraf voor de duur van 200 uren wordt opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, in lijn met de bepleite vrijspraak voor de onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten, bepleit om de jeugddetentie in duur te matigen tot maximaal 100 dagen voorwaardelijk met de door de Raad van de Kinderbescherming voorgestelde voorwaarden en de taakstraf in duur te matigen tot 100 uren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 juni 2018, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd samen met anderen schuldig gemaakt aan meerdere afpersingen van personen, éénmaal een poging daartoe en een bedreiging. De slachtoffers zijn bedreigd met een mes en hen is vrees aangejaagd. Bij twee van de afpersingen is daarnaast door verdachte en zijn mededader(s) gepind met afhandig gemaakte pinpassen. Dit zijn zeer ernstige feiten en de aangevers hebben zich heel angstig gevoeld. Twee van de aangevers durfden in eerste instantie zelfs geen aangifte te doen. Ook de mensen in de samenleving - en in het bijzonder de inwoners van de stad Assen - hebben zich ten tijde van de overvallen onrustig en onveilig gevoeld. Verdachte is hiervoor (mede) verantwoordelijk en dit wordt hem door de rechtbank aangerekend. Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij door zijn grotendeels ontkennende houding geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen, dan wel berouw heeft willen tonen voor het leed dat hij anderen heeft aangedaan. De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf ook rekening met het gegeven dat verdachte aan de feiten een grote bijdrage heeft geleverd.
Naast deze feiten heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan een bedreiging met zware mishandeling van twee jonge meisjes op 14 december 2017. Bij de bedreiging heeft verdachte een mes getoond aan de aangeefsters. Hier hebben zij achteraf veel last van gehad.
De ernst van de feiten maakt dat de oplegging van jeugddetentie voor lange duur gerechtvaardigd is. De rechtbank houdt echter ook rekening met de jeugdigheid van verdachte en het belang van zijn ontwikkeling voor de toekomst. De rechtbank zal dan ook bepalen dat verdachte jeugddetentie wordt opgelegd voor de duur van 240 dagen. Van deze periode wordt de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, afgetrokken. Het overige gedeelte wordt in voorwaardelijke vorm opgelegd. Dit betekent dat de rechtbank zal bepalen dat verdachte deze dagen niet hoeft uit te zitten als hij zich gedurende een proeftijd van twee jaren aan een aantal voorwaarden houdt. Bij het bepalen van deze voorwaarden heeft de rechtbank acht geslagen op de over de persoon van verdachte opgemaakte rapporten, te weten het adviesrapport van de Jeugdreclassering van 31 mei 2018, opgesteld door L. Riemersma, jeugdreclasseerder en het adviesrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 5 juli 2018, opgesteld door S. Groenewoud, Raadsonderzoeker.
Op basis van voornoemde rapporten en hetgeen ter terechtzitting namens de Jeugdreclassering en namens de Raad voor de Kinderbescherming, naar voren is gebracht, houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met de omstandigheid dat er bij verdachte sprake is van een gemiddeld risico op recidive en dat de grootste risicofactoren voor de kans op herhaling zijn gelegen in de relaties van verdachte, zijn vrijetijdsbesteding en zijn attitude en vaardigheden. Vanuit de Jeugdreclassering wordt hieraan gewerkt en daarom is het van belang dat aan verdachte als bijzondere voorwaarde de verplichting wordt opgelegd dat hij zich gedurende de proeftijd moet melden bij stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe en dat hij gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd dient mee te werken aan het ITB Criem traject. Tijdens dit traject kan uitgezocht worden hoe herhaling kan worden voorkomen en kunnen de ouders ondersteund worden bij de opvoeding.
Omdat er (mogelijk) sprake is van een trauma bij verdachte, is het daarnaast van belang dat verdachte meewerkt aan intake, diagnostiek en behandeling bij Accare of een soortgelijke instelling.
De rechtbank vindt het positief dat verdachte zich goed inzet voor school en om dit te stimuleren zal de rechtbank tevens als voorwaarde opleggen dat verdachte (volgens lesrooster) onderwijs zal volgen dan wel een zinvolle dagbesteding heeft.
Doordat verdachte samen met zijn medeverdachten meerdere keren is overgaan tot het plegen van strafbare feiten, is gebleken dat zij een slechte invloed op elkaar hebben.
Daarom zal de rechtbank ook bepalen dat verdachte gedurende de proeftijd geen contact mag opnemen met zijn medeverdachten, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend is. De rechtbank houdt in afwijking van de eis - bij het bepalen van het voorwaardelijke strafgedeelte - echter rekening met 49 dagen verzekering en voorlopige hechtenis. De rechtbank zal dan ook bepalen dat aan verdachte een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen waarvan 191 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden, en een werkstraf voor de duur van 200 uren wordt opgelegd. Daarnaast zal zij bepalen dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 79,75 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 77,96 ter vergoeding van materiële schade en € 400,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. [bedrijfsnaam] , tot een bedrag van € 71,26 ter zake van materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering ontvankelijk is en dat de vordering tot een bedrag van € 34,75 hoofdelijk kan worden toegewezen en voor het overige niet ontvankelijk dient te worden verklaard, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de vervangende jeugddetentie op nul moet worden gesteld. Een bedrag van €45,00 dient op het gevorderde bedrag in mindering te worden gebracht, nu dit bedrag onder medeverdachte [medeverdachte 1] in beslag is genomen en door het openbaar ministerie aan de rechthebbende, zijnde [slachtoffer 2] , dient te worden teruggegeven. De officier van justitie heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [bedrijfsnaam] in de vorderingen ontvankelijk zijn en dat de vorderingen integraal en hoofdelijk dienen te worden toegewezen, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de vervangende jeugddetentie op nul moet worden
gesteld.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] - in lijn met de bepleite vrijspraak - primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen en - in geval van een bewezenverklaring - subsidiair dat de vordering tot een bedrag van € 34,75 kan worden toegewezen.
Voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering tot de hoogte van de materiële schade kan worden toegewezen omdat de immateriële schade volgens de benadeelde partij voortkomt uit de afpersing en niet uit de diefstal/heling en - in geval van een bewezenverklaring - subsidiair dat de vordering gematigd dient te worden.
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dat de vordering dient te worden afgewezen.
De raadsvrouw heeft daarnaast bepleit om ten aanzien van alle vorderingen géén schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
t.a.v. de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De rechtbank zal toewijzing beperken tot het bedrag van € 34,75, omdat het overige in beslag is genomen onder medeverdachte [medeverdachte 1] en dient te worden teruggeven aan [slachtoffer 2] . De rechtbank zal - gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn medeverdachten en omdat zij het niet wenselijk vindt dat zij hierover onderling contact kunnen krijgen - niet bepalen dat de vorderingen ‘hoofdelijk’ worden toegewezen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat iedere verdachte voor een gelijk deel aansprakelijk is.
De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van (€ 34,75 / 4 =) € 8,69, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 februari 2018. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige afgewezen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal bepalen dat de duur van de vervangende jeugddetentie, in geval van wanbetaling, op nul wordt gesteld.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
t.a.v. de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde.
De rechtbank zal - gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn medeverdachten en omdat zij het niet wenselijk vindt dat zij hierover onderling contact kunnen krijgen - niet bepalen dat de vorderingen ‘hoofdelijk’ worden toegewezen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat iedere verdachte voor een gelijk deel aansprakelijk is.
De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van (€ 477,96 / 5 =) € 95,59, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 18 februari 2018. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige afgewezen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal bepalen dat de duur van de vervangende jeugddetentie, in geval van wanbetaling, op nul wordt gesteld.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
t.a.v. de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 5 bewezen verklaarde.
De rechtbank zal - gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en zijn medeverdachten en omdat zij het niet wenselijk vindt dat zij hierover onderling contact kunnen krijgen - niet bepalen dat de vorderingen ‘hoofdelijk’ worden toegewezen. De rechtbank zal dan ook bepalen dat iedere verdachte voor een gelijk deel aansprakelijk is.
De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van (€ 71,26 / 3 =) € 23,75, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2018. De vordering van de benadeelde partij wordt voor het overige afgewezen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal bepalen dat de duur van de vervangende jeugddetentie, in geval van wanbetaling, op nul wordt gesteld.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za, 285, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 primair, 3, 4 primair, 5, 6 en 7 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 240 dagen

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 191 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich meldt bij stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe;
- dat veroordeelde dient mee te werken aan een intake, diagnostiek en behandeling bij Accare of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering van stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die diagnostiek/behandeling door of namens de instelling of behandelaar zullen worden gegeven, zo lang de reclassering van stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde vanaf 27 augustus 2018 gedurende drie maanden Intensieve Traject Begeleiding Criem (ITB Criem) aanvaardt;
- dat veroordeelde (volgens lesrooster) onderwijs zal volgen dan wel een zinvolle dagbesteding heeft;
- dat veroordeelde op geen enkele wijze contact opneemt met [medeverdachte 1] , geboren op 19 maart 2003, [medeverdachte 2] , geboren op 19 juli 2002, [medeverdachte 4] , geboren op 3 juni 2000, en [medeverdachte 3] geboren op 5 oktober 2003, zo lang de reclassering van stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe dit noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering van stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis, locatie Drenthe op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
een werkstraf voor de duur van 200 uren.De werkstraf moet binnen 12 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur 100 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 26 juli 2018.
Ten aanzien van 18/940006-18, feit 1 en 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 8,69(zegge: acht euro en negenenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2018.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 8,69 (zegge: acht euro en negenenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 0 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/940006-18, feit 3 en 4:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 95,59(zegge: vijfennegentig euro en negenenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2018.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] te betalen een bedrag van € 95,59 (zegge: vijfennegentig euro en negenenvijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 0 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 15,59 ter vergoeding van materiële schade en € 80,00 ter vergoeding van immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van 18/940006-18, feit 5:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[bedrijfsnaam]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 23,75(zegge: drieëntwintig euro en vijfenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2018.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [bedrijfsnaam] voor het overige wordt afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijfsnaam] te betalen een bedrag van € 23,75 (zegge: drieëntwintig euro en vijfenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 0 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijfsnaam] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en mr. C. Brouwer , rechters, bijgestaan door mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2018.
mr. E.C.M. Wolfert en mr. C. Brouwer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.