ECLI:NL:RBNNE:2018:3050

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
18-920074-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verduistering van geld door verdachte met volmacht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verduistering van geld. De verdachte, geboren in 1965, had een volmacht voor het beheren van de bankrekening van haar ouders. De tenlastelegging betrof het opzettelijk zich toe-eigenen van een bedrag van ongeveer € 25.344,95, dat toebehoorde aan haar moeder, die inmiddels was overleden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de zitting op 28 juni 2018.

De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd, onderbouwd met het argument dat de aangifte van de moeder van de verdachte inconsistenties vertoonde en dat er twijfels bestonden over haar geestelijke vermogens ten tijde van de aangifte. De verdediging heeft eveneens vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte altijd in overleg met haar moeder handelde en dat er geen bewijs was voor de beschuldiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een volmacht had en dat zij plausibele verklaringen had gegeven voor de financiële handelingen die zij verrichtte.

Na beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldiging van verduistering. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde en gelast dat de inbeslaggenomen spaartegoeden aan de verdachte worden teruggegeven. Tevens is de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien het feit niet bewezen was.

Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/920074-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr D. Jakobs, advocaat te Emmen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2012
tot en met 19 augustus 2016 te Odoorn, gemeente Borger-Odoorn, althans in
Nederland, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld, in totaal (ongeveer)
25.344,95 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan de verdachte,
welk(e) geld/goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten
als gemachtigde van de betaalrekening ( [rekeningnummer] en/of de
spaarrekening ( [spaarrekeningnummer] ) van die [slachtoffer] , onder zich
had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdenking is gebaseerd op de aangifte en het nadere verhoor van aangeefster, de moeder van verdachte, die inmiddels is overleden. Deze verklaringen bevatten inconsistenties, die kunnen duiden op verminderde geestelijke vermogens. Ook vanwege hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen rijzen vragen aangaande de geestelijke vermogens van aangeefster ten tijde van de aangifte. Enig steunbewijs zou kunnen worden verkregen uit de verklaring van de andere dochter van aangeefster, [getuige] , die zich in dit proces heeft gevoegd als benadeelde partij. Vanwege het gegeven dat er reeds jaren sprake is van ruzies binnen de familie kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de belangen en beweegredenen van deze dochter. Dit maakt dat haar verklaring niet als doorslaggevend bewijsmiddel kan worden gebezigd voor een bewezenverklaring. Het dossier bevat derhalve onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring.
De officier van justitie heeft tevens gevorderd dat het conservatoir beslag dat gelegd is op de spaartegoeden van verdachte wordt opgeheven.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte al voor het overlijden van haar vader een volmacht had voor het beheren van de bankrekening van haar ouders. Na het overlijden van vader heeft verdachte de zorg voor aangeefster op zich genomen waaronder het beheer over haar financiën. Alle uitgaven en opnames werden in overleg met aangeefster gedaan. De bankafschriften werden per post bezorgd op het adres van aangeefster, zodat zij te allen tijde inzage had in de uitgaven. Bij de aangifte zijn bankafschriften gevoegd waarin met kleuren bepaalde bedragen zijn gemarkeerd. Verdachte heeft voor al deze overschrijvingen en opnames plausibele verklaringen gegeven.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 20 januari 2011 de beschikking gekregen over een volmacht van de bankrekening van haar ouders. Tevens is door aangeefster aan verdachte een bankpas verstrekt. Verdachte heeft in de periode van 9 juli 2012 tot 20 juni 2013 een bedrag van, in totaal, € 31.230, - opgenomen. Verder heeft zij maandelijks € 200, - overgemaakt in het kader van door haar verrichte werkzaamheden voor het persoonsgebonden budget van aangeefster en heeft zij bedragen overgemaakt voor de inrichting (€ 1.000, -) van de woning van aangeefster en voor de aanschaf van een trekhaak (€ 887,27).
De rechtbank acht aannemelijk dat verdachte toestemming had deze handelingen te verrichten. Verdachte beschikte over een volmacht en heeft een consistente, plausibele verklaring gegeven voor alle bedragen, die aangeefsters instemming met deze uitgaven impliceren. Bovendien blijkt uit de op 19 augustus 2016 gedane aangifte dat bij aangeefster bankafschriften via de post binnenkwamen en dat aangeefster ook bedragen, waaronder saldi, op deze bankafschriften heeft gezien. Het bevreemdt de rechtbank dat zij eerst na een uit de hand gelopen ruzie, ruim drie jaar na deze (hoge) contante opnames, hierover haar beklag doet. Voorts is opmerkelijk dat zij de bedragen van € 200, - heeft aangehaald in de aangifte, daar deze zijn gekoppeld aan voornoemd persoonsgebonden budget. In haar verklaring van 21 december 2016 is zij hier weer op teruggekomen. Deze verklaring is ook op andere onderdelen inconsistent met de aangifte (zoals bijvoorbeeld ten aanzien van de afgifte van de bankpas).
Alles overziend acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 juni 2012 tot en met 19 augustus 2016 geld van haar moeder, [slachtoffer] , heeft verduisterd.
Ten aanzien van het beslag dat ex artikel 94a Wetboek van Strafvordering is gelegd op de spaartegoeden van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen spaartegoeden aan verdachte teruggegeven dienen te worden.

Benadeelde partij

[getuige] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 26.000, - ter vergoeding van materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
Nu de officier van justitie vrijspraak heeft gevorderd heeft zij verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Standpunt van de verdediging
Ook de raadsvrouw heeft bepleit dat de benadeelde partij bij vrijspraak van verdachte niet ontvankelijk zal worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast teruggave van de inbeslaggenomen spaartegoeden aan verdachte
Bepaalt dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk is.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W. Wassink, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Reese-Knigge, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2018.