ECLI:NL:RBNNE:2018:3040

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
18/830484-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf wegens medeplegen van mishandeling en vernieling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte 1], die samen met medeverdachte [medeverdachte] is beschuldigd van het medeplegen van mishandeling en vernieling. De feiten vonden plaats op 9 december 2016 te Oude Pekela, waar de verdachten 's nachts het huis van aangever [slachtoffer] binnendrongen door een raam te vernielen. Vervolgens hebben zij de aangever uit bed getrokken en hem meermalen geschopt en geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever door de verdachten is mishandeld, wat resulteerde in verwondingen aan zijn lichaam. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de mishandeling en vernieling, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachten uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 dagen en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [stichting 2], tot schadevergoeding toegewezen, omdat de schade een rechtstreeks gevolg was van de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830484-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte 1] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 juli 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 december 2016 te Oude Pekela, gemeente Pekela, tezamen
en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- een ruit van de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben ingegooid en vervolgens
naar de slaapkamer van die [slachtoffer] is/zijn gegaan en/of
- die [slachtoffer] van zijn bed heeft/hebben getrokken en/of meermalen die
[slachtoffer] met gebalde vuisten in het gezicht en/of tegen het lichaam
heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer] over de vloer heeft/hebben gesleept en/of van de trap
heeft/hebben geduwd en/of naar buiten (over de stenen) heeft/hebben gesleept
en/of
- die [slachtoffer] meermalen tegen de ribben en/of armen en/of benen en/of rug
en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 09 december 2016 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- een ruit van de woning van die [slachtoffer] in te gooien en vervolgens naar de
slaapkamer van die [slachtoffer] te gaan en/of
- die [slachtoffer] van zijn bed te trekken en/of meermalen die [slachtoffer] met
gebalde vuisten in het gezicht te slaan en/of tegen het lichaam te slaan
en/of
- die [slachtoffer] over de vloer te slepen en/of van de trap te duwen en/of naar
buiten (over de stenen) te slepen en/of
- die [slachtoffer] meermalen tegen de ribben en/of armen en/of benen en/of rug
en/of elders tegen het lichaam te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 9 december 2016 te Oude Pekela, gemeente Pekela, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 9 december 2016 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aldaar aan de
[adres 1] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [stichting 1]
toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van de stukken in het dossier kan worden bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijk zijn voor het geweld dat tegen aangever is gebruikt.
Aangever heeft verklaard dat één van de daders stratenmaker is bij de gemeente Oldambt. Kort nadat de melding van het incident bij de politie is binnengekomen, wordt medeverdachte [medeverdachte] rennend in de buurt van de woning van aangever aangetroffen. Door de politie wordt vastgesteld dat medeverdachte [medeverdachte] stratenmaker is bij de gemeente Oldambt. In het dienstvoertuig, waarmee medeverdachte [medeverdachte] na zijn aanhouding naar het cellencomplex is vervoerd, wordt de telefoon van aangever aangetroffen. Daarnaast heeft aangever verdachte herkend, hem bij naam genoemd en aan de politie een foto van verdachte laten zien. De buurvrouw van aangever heeft de ochtend na het incident de telefoon van verdachte in haar tuin aangetroffen. Verdachte heeft ter zitting een alternatief scenario geschetst. Aangever zou op 8 december 2018 de telefoon van verdachte hebben meegenomen. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte onaannemelijk gelet op het onderzoek naar de mastgegevens van de telefoon en de diverse uitgaande oproepen in de nacht van 8 op 9 december 2016 waarbij contacten van verdachte zijn gebeld.
Aangever is in casu meermalen door twee personen tegen het gezicht geslagen, van de trap gegooid en geschopt. Algemene ervaringsregels leren dat het hoofd als een zeer kwetsbare plek van het lichaam kan worden aangemerkt. Door iemand van de trap te gooien en tegen het gezicht te slaan, bestaat volgens haar de aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte en medeverdachte door op een dergelijke manier te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat aangever als gevolg van dat handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aldus was er bij verdachte sprake van voorwaardelijk opzet op de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de telefoon van aangever. Op grond van de stukken in het dossier blijkt niet dat er sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook kan niet worden bewezen dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Verdachte dient van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van het dossier het medeplegen van de vernieling van de ruit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het enige belastende bewijs met betrekking tot verdachte berust op de verklaring van aangever die de naam van verdachte veelvuldig heeft genoemd en dat de telefoon van verdachte in de tuin van de buurvrouw van aangever is aangetroffen. Verbalisanten hebben daaruit de conclusie getrokken dat verdachte bij de woning van aangever moet zijn geweest. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar mogelijk alternatieve scenario's terwijl het dossier hier voldoende aanknopingspunten voor biedt.
De raadsvrouw heeft vooropgesteld dat de verklaring van aangever dusdanig verschilt met de verklaring van zijn zoon, dat er getwijfeld kan worden over wat er zich heeft afgespeeld en over de betrouwbaarheid van de verklaringen. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat aangever op 8 december 2016 de woning heeft bezocht waar verdachte aan het klussen was.
Nadat aangever op bezoek was geweest, merkte verdachte op enig moment dat hij zijn telefoon met pasjes was kwijtgeraakt. Verdachte heeft het vermoeden dat aangever zijn telefoon heeft meegenomen, nadat aangever op de hoogte was geraakt van het feit dat verdachte wist wat hij tegen getuige [getuige 1] heeft gezegd over [betrokkene 1] . Mogelijk was aangever bang dat verdachte hiermee naar [getuige 4] zou stappen, omdat [getuige 4] de buurman van verdachte is. Het door verdachte geschetste scenario wordt ondersteund door verschillende stukken in het dossier zoals de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] . De verklaring van [medeverdachte] past bij de masten die de telefoon van verdachte zou hebben aangestraald en past dus ook bij de verklaring van verdachte inhoudende dat aangever in het bezit was van zijn telefoon.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van het bovenstaande geen sprake is van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte dient van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat op grond van het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de telefoon van aangever. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Betrouwbaarheid verklaring aangever [slachtoffer] en getuigenverklaring [getuige 2]
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de aangifte en de getuigenverklaring van zijn zoon, [getuige 2] , overweegt de rechtbank het volgende. Bij de politie hebben zowel aangever als zijn zoon verklaringen afgelegd die in grote lijnen goed op elkaar aansluiten. Daarbij komt dat deze verklaringen op essentiële onderdelen worden ondersteund door de bevindingen van de forensisch arts zoals opgenomen in het letselrapport d.d. 9 december 2016 en de bevindingen die de politie ter plaatse heeft gedaan op 9 december 2016 alsmede door de getuigenverklaring van getuige [getuige 3] over het door haar gehoorde tumult bij haar buren om omstreeks 02.00 uur.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat er geen reden bestaat te twijfelen aan het waarheidsgehalte en de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en getuige [getuige 2] en acht zij om die reden deze bruikbaar voor het bewijs.
Daderschap en alternatief scenario
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank op de grond van de onderstaande bewijsmiddelen als volgt. Uit de aangifte volgt dat aangever verdachte heeft herkend als één van de daders. Ook is de telefoon van verdachte op 9 december 2016 in de tuin van de buurvrouw van aangever aangetroffen. De verdediging heeft ter zitting een alternatief scenario naar voren gebracht. Volgens verdachte heeft aangever op 8 december 2016 zijn telefoon meegenomen, nadat aangever op de hoogte was geraakt van het feit dat verdachte wist wat hij tegen getuige [getuige 1] heeft gezegd over [betrokkene 1] . Volgens de raadsvrouw wordt het geschetste scenario ondersteund door verschillende stukken in het dossier. De rechtbank acht het door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk nu deze lezing geen steun vindt in het dossier. Zo blijkt uit het onderzoek naar de mastgegevens dat de mobiele telefoon van aangever met het nummer [nummer 2] de gehele dag een mast heeft aangestraald in Pekela. Dit strookt niet met de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de lezing van verdachte inhoudende dat aangever in het bezit was van zijn telefoon. Het verweer wordt dan ook verworpen. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op 9 december 2016 de personen zijn geweest die geweld tegen aangever hebben gebruikt.
Vrijspraak
Voorts is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend is bewezen dat aangever van de trap is geduwd. Buiten de verklaring van aangever zijn er geen bewijsmiddelen voorhanden die de aangifte op dit punt ondersteunen. Op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen volgt dat aangever meermalen met gebalde vuisten in het gezicht en of tegen het lichaam is geslagen en dat hij tegen de ribben, armen, benen en rug is geschopt. Hoewel slaan en schoppen niet zonder risico is, is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier niet geconcludeerd kan worden dat onder deze omstandigheden de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk is te achten. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 december 2016, opgenomen op pagina 178 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016347045 d.d. 8 september 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Vrijdag 9 december 2016, omstreeks 01.25 uur werd ik wakker omdat ik lawaai beneden in mijn woning hoorde. Ik had verder alles afgesloten. Ik lag op dat moment in bed en ook mijn zoon [getuige 2] van 14 jaar was bij mij. Ik zag dat er opeens twee mannen binnenkwamen op mijn kamer en ik herkende de mannen als [verdachte 1] en de man die bij de gemeente Oldambt werkt. Ik voelde dat ik daarna door beide mannen meerdere keren met kracht werd geslagen in mijn gezicht en op mijn lichaam. Ze sloegen met kracht met hun vuisten en voelde pijn toen ze mij sloegen. Daarna zag en voelde ik dat de mannen mij vastpakten en mij via de voordeur naar buiten sleepten over de stenen. Ik voelde nogmaals hevige pijnen toen ze mij over de grond sleepten. Ik voelde dat ik daarna meerdere keren door beide mannen werd geschopt en geslagen. Ik voelde dat ze met kracht met hun schoenen tegen mijn ribben schopten. Ik voelde en zag ook dat ze mij meerdere keren met kracht in het gezicht sloegen. Ik voelde nog steeds pijn aan mijn gezicht en ook erge pijn aan de rest van mijn lichaam waar ik werd geslagen en geschopt. Ze sleepten mij hierop weer naar binnen en bleven mij slaan tegen mijn hoofd en ook schopten ze nog steeds tegen mijn lichaam. Mijn zoon was toen al naar beneden gekomen. Ik zag dat mijn zoon erg bang was en ik heb nog geroepen dat mijn zoon in huis was en dat ze mij met rust moesten laten. De mannen echter reageerden hierop door mij te blijven slaan en schoppen. Op een gegeven kwam de politie en zijn ze via de achterdeur weggerend. Ik zag dat de ruit van mijn achterdeur ook was vernield doordat er een tegel doorheen was gegooid. Ik had al lawaai in het begin gehoord en weet zeker dat deze mannen mijn ruit hebben vernield. Toen de politie er was zag ik ook dat mijn mobiele telefoon, die in mijn slaapkamer lag, was weggenomen. Ik weet zeker dat deze is gestolen door deze mannen en doe daarvan aangifte. Het betrof een Samsung. Ik heb nu nog steeds pijn over mijn hele lichaam want ik meerdere keren geslagen en geschopt door deze mannen. Ik heb meerdere verwondingen in mijn gezicht en op mijn benen en armen. U kunt zien dat er buiten een plas bloed ligt en ook in de hal ligt mijn bloed.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangever d.d.
11 december 2016, opgenomen op pagina 194 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 8 december 2016 om een uur of 22.15 uur zei ik tegen mijn zoon dat wij naar bed moesten.
3. Een geneeskundige verklaring, op 9 december 2016, opgenomen op pagina 35 en verder van voornoemd dossier opgemaakt en ondertekend door T. Naujocks, forensisch arts voor zover inhoudende, als haar verklaring:
Medische informatie betreffende : [slachtoffer]
Geboortedatum : 31-05-1972
Datum incident : 09-12-2016
Opgegeven toedracht : Zegt vannacht rond half twee door 2 kennissen te zijn mishandeld. Zou in zijn gezicht geslagen zijn (met de blote hand, niet met voorwerpen) en zijn geschopt (rug, armen en benen). Zou tevens naar buiten en vervolgens weer terug de woning in zijn gesleurd.
Past het letsel bij de opgegeven toedracht : goed
omdat : letsels zijn gezien passend bij uitwendig
inwerkend stomp (bloeduitstortingen), scherp (krasverwondingen) en wrijvend
(schaafverwondingen) geweld.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 januari 2017, opgenomen op pagina 73 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik lag te slapen op bed, toen hoorde ik erg veel lawaai beneden. Ik ging naar beneden en ik zag toen twee mannen mijn vader in elkaar slaan. Het was 's nachts om 01.00 uur dat mijn vader werd geslagen. Het eerste wat ik hoorde toen ik wakker werd, was dat mijn vader aan het schreeuwen was. Ik hoorde dat hij pijn had. Toen ik zag dat mijn vader werd geslagen was ik bij de deur van de woonkamer. Ik zag dat ze met hun handen mijn vader in elkaar sloegen. Eén van de mannen had een baard. De mannen stonden en mijn vader zat op de grond. Ze sloegen mijn vader met de vuist. Beide mannen sloegen mijn vader. Mijn vader zat te bloeden. Ik heb gezien dat een heel stuk uit het raam was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2016, opgenomen op pagina 200 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op vrijdag 9 december 2016 omstreeks 01.53 uur kregen wij, verbalisanten [verbalisant 1]
en [verbalisant 2] de melding om te gaan naar de [adres 1] te Oude Pekela. Er zou geschreeuw vanuit de woning komen en de buren dachten dat er iemand mishandeld zou worden. Wij zijn vervolgens ter plaatse gegaan bij bovenstaand adres. Op vrijdag 9 december 2016 omstreeks 01.59 uur waren wij als eerste politie eenheid ter plaatse aan de [adres 1] te Oude Pekela. Wij liepen vervolgens naar de voordeur alwaar een man vanuit de woning naar ons toe kwam. Wij zagen dat deze man zijn hoofd onder het bloed zat. Wij hoorden de man zeggen: ''Ze zijn achterom gegaan, ze zijn net weg'' of woorden van gelijke strekking. Wij zagen toen wij bij de voordeur aan kwamen dat er bloed op de grond lag. Wij, hebben vervolgens aan de bewoner, welke later bleek te zijn [slachtoffer] nader
genoemd [slachtoffer] , gevraagd wat er gebeurd was. Hij verklaarde in het kort tegen ons dat hij lawaai hoorde beneden toen hij boven lag te slapen. Vervolgens zag hij dat er twee mannen zijn slaapkamer binnen kwamen en hem uit bed hadden getrokken vervolgens werd die getrapt en geslagen. Hierop hebben ze hem wederom getrapt en geslagen. Na dat hij daar een paar fikse trappen en vuistslagen had gekregen is hij naar buiten gesleurd en kreeg die wederom trappen en vuistslagen. Hierop is [slachtoffer] weer naar binnen gesleurd. Al deze trappen en vuistslagen zijn door beide mannen uitgevoerd en dit was niet zachtzinnig gedaan. Alle trappen en vuistslagen gebeurden op [slachtoffer] zijn hele lichaam. Vervolgens zijn de mannen weggegaan omdat ze lampen de woning in zagen schijnen. Dit waren de lampen van de politie. [slachtoffer] gaf aan dat één man een donkere jas aan had met een bondkraag en een baardje had. De andere man die erbij betrokken zou zijn heette [verdachte 1] . Na dit verhaal gehoord te hebben, hebben wij [slachtoffer] gevraagd of hij ons kon vertellen of hij wist wie dit was geweest. Wij hoorden [slachtoffer] zeggen dat het ging om ene [verdachte 1] . Wij hebben toen gelijk aan de andere aanrijdende politie eenheden doorgegeven dat er aangifte gedaan zou worden en dat de verdachten konden worden aangehouden ter zake mishandeling. Ik, verbalisant [verbalisant 1] zag dat [slachtoffer] vervolgens op Facebook gezocht had op [verdachte 1] uit Oude Pekela. Ik zag dat [slachtoffer] inmiddels een foto van [verdachte 1] had gevonden. Ik heb vervolgens gezocht op mijn dienst telefoon in BVI-IB. Hierop kwam ik uit op een [verdachte 1] . Deze foto's van zowel Facebook als BVI- IB kwamen overeen. Ik heb vervolgens aan [slachtoffer] gevraagd of hij [verdachte 1] die op Facebook stond herkende. Ik hoorde van [slachtoffer] dat hij [verdachte 1] herkende als zijnde de persoon welke hem zojuist had mishandeld. Enige tijd later hoorden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dat de collega's van Veendam iemand staande had gehouden dit zou gaan om [medeverdachte] . Wij hebben vervolgens contact opgenomen met de desbetreffende collega's. Wij hebben vervolgens gevraagd wat het signalement van de man was. Wij hoorden dat dit signalement overeenkwam met wat [slachtoffer] ons net had verklaard. Tevens verklaarde [slachtoffer] tegen ons dat hij wist dat één man welke hem mishandeld had werkzaam was als stratenmaker bij de Gemeente Oldambt. Ons verbalisanten is ambtshalve bekend dat [medeverdachte] werkzaam is als stratenmaker bij de Gemeente Oldambt. Hierop hebben wij in overleg met de collega's Veendam besloten dat de man aangehouden kon worden terzake mishandeling omdat hij volledig voldeed aan het signalement. [slachtoffer] zei dat ze zijn telefoon ook mee hadden genomen. Hierop heb ik via de portofoon aangegeven aan de collega's van Veendam dat ik het telefoonnummer zou gaan bellen en of zij konden luisteren of er iets overging. Ik heb vervolgens het nummer gebeld en kreeg een collega van Veendam aan de telefoon. De telefoon was in het bezit van de medeverdachte [medeverdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2016, opgenomen op pagina 17 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op vrijdag 9 december 2016, omstreeks 09.10 uur, werd ik, verbalisant, gebeld door getuige [getuige 3] . Zij vertelde mij dat ze aan de [adres 2] te Oude Pekela woont, naast aangever [slachtoffer] . Ze vertelde dat ze vannacht de politie gebeld had. Ik, verbalisant, hoorde getuige [getuige 3] het volgende verklaren:
"Ik woon aan de [adres 2] te Oude Pekela. Vannacht, vrijdag 9 december 2016, iets voor 02 .00 uur, werd ik wakker door lawaai dat bij mijn buurman weg kwam. Ik bedoel mijn buurman op [adres 1] . Mijn woning zit aan de woning van de buurman vast. Ik hoorde veel tumult bij de buurman wegkomen. Ik hoorde de buurman hard roepen en schreeuwen. Hij klonk echt in nood. Ook hoorde ik harde knallen, alsof er deuren hard dicht gesmeten werden. Ik heb na ongeveer 5 minuten de politie gebeld omdat de buurman erg in nood klonk. Toen de politie kwam hoorde ik iemand met veel kabaal via de achterdeur van mijn buurman vertrekken. Ongeveer 30 minuten later hoorde ik een telefoon over gaan buiten. Dit geluid kwam vanuit mijn tuin. De telefoon is meerdere keren vlot achter elkaar meerdere keren overgegaan. Vanochtend ben ik toch maar even in mijn tuin gaan kijken, aan de achterkant van mijn woning. In mijn tuin vond ik een mobiele telefoon van het merk LG. Ik vermoed dat de persoon over de schutting, tussen de mijn tuin en de tuin van [adres 1] , is geklommen en toen de telefoon verloren is. Ik vond de telefoon bij die schutting in de buurt."
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2016, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op vrijdagnacht 9 december 2016 , rond 02.00 uur, heeft de bewoonster van perceel [adres 2]
te Oude Pekela, iets horen rinkelen in haar achtertuin. Het geluid klonk als een telefoon welke afging. Gezien het incident welke zojuist bij haar buurman had plaatsgevonden, het tijdstip en de duisternis, durfde de bewoonster op dat moment niet in de
achtertuin te kijken. Pas in de ochtend van 9 december 2016, rond 07.00 uur, heeft de bewoonster in haar achtertuin een mobiele telefoon gevonden van het merk LG, kleur zwart.
Deze telefoon heeft de bewoonster overhandigd aan de politie. Wij, verbalisanten, zagen dat genoemde mobiele telefoon, in een zwart mapje zit. In het mapje zitten een tweetal schuifvakjes. In het onderste vakje zit een gevouwen bankbiljet van 50 euro. In het bovenste vakje zit ten een viertal pasjes, o.a. een Gamma voordeelpas, [bedrijf] motoren, ANWB pas t.n.v. dhr. [verdachte 1] en een zorgpas Univé , t.n.v. [verdachte 1] , geboren [geboortedatum] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 februari 2017, opgenomen op pagina 93 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op vrijdag 9 december 2016 is de mobiele telefoon van verdachte [verdachte 1] in beslag
genomen. Voor onderzoek is de mobiele telefoon naar afdeling digitalisering gebracht.
De gegevens zijn uitgelezen met de daarvoor bestemde reader.
Op 15 december 2016 heb ik de gegevens ontvangen met daarbij een proces verbaal van
afdeling digitale opsporing.
Uit onderzoek naar deze gegevens blijkt het volgende:
9-12-2016 05.56.54u 00.00.00u gemist van [telefooncontact 1]
9-12-2016 02.44.22u 00.00.00u gemist van [telefooncontact 1]
9-12-2016 02.38.38u 00.00.00u gemist van [telefooncontact 1]
9-12-2016 02.37.36u 00.00.00u gemist van [telefooncontact 1]
9-12-2016 02.32.52u 00.00.00u gemist van [telefooncontact 1]
9-12-2016 01.55.15u 00.00.00u gemist van [telefooncontact 2]
9-12-2016 01.33.36u 00.00.00u uitgaand naar [telefooncontact 3]
9-12-2016 01.32.53u 00.00.03u uitgaand naar [telefooncontact 4]
9-12-2016 01.31.45u 00.00.00u uitgaand naar [telefooncontact 3]
9-12-2016 01.31.06u 00.00.00u uitgaand naar [telefooncontact 3]
9-12-2016 01.30.39u 00.00.06u uitgaand naar [telefooncontact 4]
8-12-2016 18.27.27u 00.00.04u uitgaand naar [telefooncontact 5]
8-12-2016 18.10.43u 00.00.57u uitgaand naar [telefooncontact 3]
8-12-2016 18.10.12u 00.00.00u gemist van [telefooncontact 3]
Contact "me Konitbay" blijkt uit onderzoek het nummer van de vriendin van verdachte
[verdachte 1] te zijn, [naam 1] . " [naam 1] " is volgens verklaring van verdachte [verdachte 1] de oom van verdachte [medeverdachte] , [naam 2] . Contact " [naam 3] " betreft het nummer van verdachte [medeverdachte] . Contact " [naam 4] " betreft het nummer van de vriendin van verdachte [medeverdachte] , [naam 4] . Contact " [naam 5] " betreft het nummer van getuige [getuige 4] . Contact " [naam 6] " betreft volgens de verklaring van de verdachte diens zwager.
Opvallend is dat er meerdere uitgaande oproepen zijn naar diverse contacten van verdachte [verdachte 1] . Verdachte [verdachte 1] geeft in zijn verklaring aan dat hij zijn telefoon kwijt was. Er zit echter een wachtwoord op. Dit verklaart verdachte zelf en blijkt uit onderzoek door afdeling digitalisering. Volgens verdachte [verdachte 1] zou [slachtoffer] mogelijk zijn gsm hebben gestolen op 8 december 2016. Echter is het niet aannemelijk dat [slachtoffer] met bovengenoemde contacten belt.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
10 februari 2017, opgenomen op pagina 102 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Naar aanleiding van de lijsten met printgegevens heb ik verbalisant [verbalisant 3] gekeken
naar de masten die werden aangestraald door de mobiele telefoons van zowel de
verdachten als het slachtoffer.
Op 8 december 2016 is te zien dat de mobiele telefoons met de telefoonnummers:
[nummer 1] en [nummer 2] in gebruik bij aangever [slachtoffer] , de gehele dag een mast
aanstralen in Pekela.
In mastgegevens van het nummer [nummer 2] is te zien dat tussen 2.22 uur en 2.37 uur
de mobiele telefoon van aangever [slachtoffer] zich verplaatst tussen Oude Pekela en
Groningen. Later wordt de mobiele telefoon van de aangever in een dienstvoertuig van
de politie aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte] verklaarde deze onder de stoel te hebben
gelegd.
Op 8 december 2016 is te zien dat de mobiele telefoon met het nummer: [nummer 3] ,
welke in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte] , overdag masten aanstraalden in Pekela,
omstreeks 17.54 uur een mast in Winschoten, omstreeks 17.59 uur mast in Finsterwolde,
omstreeks 19.38 uur een mast in Winschoten, omstreeks 19.48 uur een mast in
Nieuweschans, omstreeks 19.56 uur een mast in Beerta. Op 9 december 2016 omstreeks
1.28
uur straalde de zelfde mobiele telefoon een mast aan in Oudeschans, omstreeks
1.31
uur een mast in Winschoten en omstreeks 1.53 uur zag ik op de printlijst dat
het nummer een mast aanstraalde in Oude Pekela. Op 9 december 2016 te 02.11 uur werd medeverdachte [medeverdachte] aangehouden. De mastgegevens laten dan ook zien dat de mobiele telefoon zich verplaatst tussen Oude Pekela en Groningen.
Op 8 december 2016 is te zien dat de mobiele telefoon met het nummer: [nummer 4] ,
welke in gebruik is bij verdachte [verdachte 1] de gehele dag masten aanstraalden in Oude Pekela. Ik zag dat op 9 december 2016 omstreeks 01.30 uur een mast aanstraalde in Winschoten.
Ik zag dat om 01.33 uur een mast aanstraalde in Blijham. Ik zag dat er hierna om 01.55 uur en 2.44 uur onbekende masten werden aangestraald. Dit blijken onbeantwoorde oproepen te zijn. De buurvrouw van aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat zij omstreeks 02.00 uur een telefoon hoorde overgaan in haar achtertuin. Zij durfde echter niet te gaan kijken. Omstreeks 07.00 uur werd de mobiele telefoon van verdachte [verdachte 1] aangetroffen in de achtertuin van de buurvrouw van aangever [slachtoffer] . Ik zag dat om 08.04 uur een mast aanstraalde in Oude Pekela.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde acht de rechtbank op grond van bovenstaande bewijsmiddelen het medeplegen van de vernieling van het raam wettig en overtuigend bewezen, nu verdachte en medeverdachte samen de woning van aangever zijn binnengegaan

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 9 december 2016 te Oude Pekela tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] met gebalde vuisten in het gezicht te slaan en/of tegen het lichaam te slaan
en
- die [slachtoffer] naar buiten (over de stenen) te slepen en
- die [slachtoffer] meermalen tegen de ribben en/of armen en/of benen en/of rug en/of elders tegen het lichaam te schoppen;
3.
hij op 9 december 2016 te Oude Pekela tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de [adres 1] dat aan [stichting 2] toebehoorde, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair
medeplegen van mishandeling;
3.
medeplegen van vernieling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie het tijdsverloop meegewogen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat er gelet op het rapport van de reclassering d.d. 26 juni 2017, de justitiële documentatie van verdachte en het tijdsverloop geen aanknopingspunten aanwezig zijn voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de strafeis van de officier van justitie ongepast is gelet op het tijdsverloop. Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de raadsvrouw de rechtbank om rekening te houden met de maximale tijd die verdachte in beperkingen heeft doorgebracht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mishandeling en aan het medeplegen van vernieling. Verdachte is samen met medeverdachte 's nachts het huis van aangever binnengedrongen door een raam te vernielen. Verdachte en medeverdachte hebben vervolgens aangever van zijn bed getrokken en hem geschopt en geslagen. Verdachte en medeverdachte hebben door op een dergelijke manier te handelen op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen voor aangever en zijn zoon van veertien jaar. De zoon is grotendeels getuige geweest van het incident. Het moet een angstige situatie voor aangever en zijn zoon zijn geweest, ook omdat het feit in hun eigen woning heeft plaatsgevonden, een plek waar volwassenen maar zeker ook kinderen zich veilig moeten kunnen voelen. Het is algemeen bekend dat het door verdachte gepleegde feit een grote impact heeft op slachtoffers en dat zij nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ervaren.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 juni 2018, niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke delicten.
Uit het rapport van de reclassering d.d. 26 juni 2017 volgt dat verdachte zijn leven op orde heeft. Verdachte woont samen en heeft de zorg voor zijn kind. Hij heeft een steunend sociaal netwerk, er is geen sprake van middelenproblematiek en er zijn geen schulden. De reclassering heeft geconcludeerd dat toezicht door de reclassering op dit moment niet geïndiceerd is.
De rechtbank overweegt dat de ernst van het feit op zich oplegging van een gevangenisstraf rechtvaardigt. Gelet op het tijdsverloop en omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest een passende reactie is. Op grond van het advies van de reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Om uitdrukking te geven aan de ernst van met name de mishandeling, zal de rechtbank aan verdachte ook een forse onvoorwaardelijke taakstraf opleggen van na te noemen duur.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon, merk LG, kleur zwart, moet worden teruggegeven aan [verdachte 1] nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Benadeelde partij

[stichting 2] heeft zich bij monde van gemachtigde [vertegenwoordiger] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 227,22 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij volledig wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 december 2016.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 47, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Gelast de teruggaveaan [verdachte 1] , [woonadres] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven mobiele telefoon, merk LG, kleur zwart.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[stichting 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 227,22 (zegge: tweehonderd zevenentwintig euro en tweeëntwintig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
9 december 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[stichting 2]te betalen een bedrag van € 227,22 (zegge: tweehonderd zevenentwintig euro en tweeëntwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2016.
Dit bedrag bestaat uit € 227,22 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[stichting 2]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, mr. A. Jongsma en
mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juli 2018.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.