ECLI:NL:RBNNE:2018:3038

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2018
Publicatiedatum
31 juli 2018
Zaaknummer
18/830482-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf wegens mishandeling, diefstal en vernieling na inbraak in woning

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 juli 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte betrokken was bij een gewelddadige inbraak in de woning van de aangever op 9 december 2016 te Oude Pekela. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 dagen en een taakstraf van 180 uren voor het medeplegen van mishandeling, diefstal en vernieling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte 's nachts de woning van de aangever binnendrongen door een raam te vernielen. Vervolgens hebben zij de aangever uit bed getrokken en hem geschopt en geslagen. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, en de verdachte werd herkend door de aangever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en medeverdachte gezamenlijk verantwoordelijk waren voor het geweld dat tegen de aangever is gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde van mishandeling, diefstal en vernieling bewezen verklaard. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, een stichting, toegewezen voor materiële schade van € 227,22, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830482-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 juli 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 juli 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. Van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Roggen.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 december 2016 te Oude Pekela, gemeente Pekela, tezamen
en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer]
, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- een ruit van de woning van die [slachtoffer] heeft/hebben ingegooid en vervolgens
naar de slaapkamer van die [slachtoffer] is/zijn gegaan en/of
- die [slachtoffer] van zijn bed heeft/hebben getrokken en/of meermalen die
[slachtoffer] met gebalde vuisten in het gezicht en/of tegen het lichaam
heeft/hebben geslagen en/of
- die [slachtoffer] over de vloer heeft/hebben gesleept en/of van de trap
heeft/hebben geduwd en/of naar buiten (over de stenen) heeft/hebben gesleept
en/of
- die [slachtoffer] meermalen tegen de ribben en/of armen en/of benen en/of rug
en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geschopt, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 09 december 2016 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] heeft mishandeld door
- een ruit van de woning van die [slachtoffer] in te gooien en vervolgens naar de
slaapkamer van die [slachtoffer] te gaan en/of
- die [slachtoffer] van zijn bed te trekken en/of meermalen die [slachtoffer] met
gebalde vuisten in het gezicht te slaan en/of tegen het lichaam te slaan
en/of
- die [slachtoffer] over de vloer te slepen en/of van de trap te duwen en/of naar
buiten (over de stenen) te slepen en/of
- die [slachtoffer] meermalen tegen de ribben en/of armen en/of benen en/of rug
en/of elders tegen het lichaam te schoppen;
2.
hij op of omstreeks 9 december 2016 te Oude Pekela, gemeente Pekela, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 9 december 2016 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aldaar aan de
[adres 1] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [stichting]
toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van de stukken in het dossier kan worden bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] verantwoordelijk zijn voor het geweld dat tegen aangever is gebruikt. Aangever heeft verklaard dat één van de daders stratenmaker is bij de gemeente Oldambt. Kort nadat de melding van het incident bij de politie is binnengekomen, wordt verdachte rennend in de buurt van de woning van aangever aangetroffen. Door de politie wordt vastgesteld dat verdachte stratenmaker is bij de gemeente Oldambt. In het dienstvoertuig, waarmee verdachte na zijn aanhouding naar het cellencomplex is vervoerd, wordt de telefoon van aangever aangetroffen.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij op 9 december 2016 bij aangever is geweest. Op een gegeven moment werd er op de deur gebonsd en zou aangever tegen verdachte hebben gezegd dat verdachte weg moest gaan en dat hij de telefoon van aangever moest meenemen. Gelet echter op de getuigenverklaring van [getuige] en de verklaring van aangever dat hij op 8 december 2016 om 22.15 uur naar bed is gegaan, acht de officier van justitie verdachtes verklaring onaannemelijk.
Aangever is in casu meermalen door twee personen tegen het gezicht geslagen, van de trap gegooid en geschopt. Algemene ervaringsregels leren dat het hoofd als een zeer kwetsbare plek van het lichaam kan worden aangemerkt . Door iemand van de trap te gooien en tegen het gezicht te slaan, bestaat volgens haar de aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte en medeverdachte door op een dergelijke manier te handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat aangever als gevolg van dat handelen zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aldus was er bij verdachte sprake van voorwaardelijk opzet op de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] betrokken is geweest bij de diefstal van de telefoon van aangever. Op grond van de stukken in het dossier blijkt niet dat er sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking dan wel dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering. Nu het medeplegen niet kan worden bewezen, dient verdachte van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van het dossier het medeplegen van de vernieling van de ruit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde. De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van aangever [slachtoffer] onbetrouwbaar is. Daarnaast wordt de aangifte onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Er kunnen volgens hem vraagtekens worden gezet bij de getuigenverklaring van de zoon van aangever, [naam] . [naam] wordt pas een maand later door de politie gehoord. In de tussentijd heeft [naam] met zijn vader gesproken over wat er is gebeurd. Daarnaast zijn gedurende het studioverhoor met [naam] door de politie gesloten vragen gesteld, waardoor de antwoorden daarop als niet authentiek kunnen worden beschouwd, zo begrijpt de rechtbank het betoog van de raadsman. Ook heeft [naam] niet gezien dat aangever van de trap is gevallen.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de politie onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar mogelijke alternatieve scenario's. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 9 december 2016 in de woning van aangever was toen er op het raam en de deur werd gebonsd. Aangever heeft toen tegen verdachte gezegd dat hij beter weg kon gaan en dat verdachte de telefoon van aangever moest meenemen. Het door verdachte geschetste scenario past in de voorhanden zijnde bewijsmiddelen. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op het voorgaande de rechtbank niet de overtuiging kan bekomen dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde betoogd dat niet kan worden vastgesteld wie het raam heeft vernield. Op grond van het dossier kan het medeplegen van vernieling niet wettig en overtuigend worden bewezen nu niet is komen vast te staan dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Oordeel van de rechtbank
Betrouwbaarheid verklaring aangever [slachtoffer] en getuigenverklaring [naam]
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de aangifte en de getuigenverklaring van zijn zoon, [naam] , overweegt de rechtbank het volgende. Bij de politie hebben zowel aangever als zijn zoon verklaringen afgelegd die in grote lijnen goed op elkaar aansluiten. Daarbij komt dat deze verklaringen op essentiële onderdelen worden ondersteund door de bevindingen van de forensisch arts zoals opgenomen in het letselrapport d.d. 9 december 2016 en de bevindingen die de politie ter plaatse heeft gedaan op 9 december 2016, alsmede door de getuigenverklaring van getuige [getuige] over het door haar gehoorde tumult bij haar buren om omstreeks 02.00 uur.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat er geen reden bestaat te twijfelen aan het waarheidsgehalte en de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en getuige [naam] en acht zij om die reden deze verklaringen bruikbaar voor het bewijs.
Daderschap en alternatief scenario
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde overweegt de rechtbank op de grond van de onderstaande bewijsmiddelen als volgt. Uit de aangifte volgt dat aangever één van de daders heeft herkend als medeverdachte [medeverdachte] . De andere dader zou volgens aangever stratenmaker zijn in Oldambt. Kort na de melding van het incident heeft de politie verdachte aangetroffen in de buurt van de woning van aangever. De politie heeft vastgesteld dat verdachte aan het signalement voldoet en dat hij stratenmaker is bij de gemeente Oldambt. Daarnaast is in het dienstvoertuig waarmee verdachte (als enige passagier) naar het cellencomplex is vervoerd, de telefoon van aangever aangetroffen. Verdachte heeft zowel ter zitting als bij de politie gesteld dat hij op 9 december 2016 weliswaar in de woning van aangever is geweest, maar dat hij op aanraden van aangever is weggegaan toen er op het raam en de deur werd gebonsd. Aangever zou hebben gezegd dat dat verdachte zijn telefoon moest meenemen. De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk omdat deze geen steun vindt in het dossier, in het bijzonder niet in de verklaring van aangever. Zo volgt uit de aangifte niet dat verdachte bij aangever op bezoek is geweest maar dat aangever in de nacht van 8 december 2016 op 9 december 2016 om 22.15 uur is gaan slapen. Het verweer wordt dan ook verworpen. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op
9 december 2016 de personen zijn geweest die geweld tegen aangever hebben gebruikt.
Vrijspraak
Voorts is de rechtbank van oordeel dat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend is bewezen dat aangever van de trap is geduwd. Buiten de verklaring van aangever zijn er geen bewijsmiddelen voorhanden die de aangifte op dit punt ondersteunen. Op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen volgt dat aangever meermalen met gebalde vuisten in het gezicht en of tegen het lichaam is geslagen en dat hij tegen de ribben, armen, benen en rug is geschopt. Hoewel slaan en schoppen niet zonder risico is, is de rechtbank van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier niet geconcludeerd kan worden dat onder deze omstandigheden de kans op zwaar lichamelijk letsel aanmerkelijk is te achten. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 december 2016, opgenomen op pagina 178 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016347045 d.d. 8 september 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Vrijdag 9 december 2016, omstreeks 01.25 uur werd ik wakker omdat ik lawaai beneden in mijn woning hoorde. Ik had verder alles afgesloten. Ik lag op dat moment in bed en ook mijn zoon [naam] van 14 jaar was bij mij. Ik zag dat er opeens twee mannen binnenkwamen op mijn kamer en ik herkende de mannen als [medeverdachte] en de man die bij de gemeente Oldambt werkt. Ik voelde dat ik daarna door beide mannen meerdere keren met kracht werd geslagen in mijn gezicht en op mijn lichaam. Ze sloegen met kracht met hun vuisten en voelde pijn toen ze mij sloegen. Daarna zag en voelde ik dat de mannen mij vastpakten en mij via de voordeur naar buiten sleepten over de stenen. Ik voelde nogmaals hevige pijnen toen ze mij over de grond sleepten. Ik voelde dat ik daarna meerdere keren door beide mannen werd geschopt en geslagen. Ik voelde dat ze met kracht met hun schoenen tegen mijn ribben schopten. Ik voelde en zag ook dat ze mij meerdere keren met kracht in het gezicht sloegen. Ik voelde nog steeds pijn aan mijn gezicht en ook erge pijn aan de rest van mijn lichaam waar ik werd geslagen en geschopt. Ze sleepten mij hierop weer naar binnen en bleven mij slaan tegen mijn hoofd en ook schopten ze nog steeds tegen mijn lichaam. Mijn zoon was toen al naar beneden gekomen. Ik zag dat mijn zoon erg bang was en ik heb nog geroepen dat mijn zoon in huis was en dat ze mij met rust moesten laten. De mannen echter reageerden hierop door mij te blijven slaan en schoppen. Op een gegeven kwam de politie en zijn ze via de achterdeur weggerend. Ik zag dat de ruit van mijn achterdeur ook was vernield doordat er een tegel doorheen was gegooid. Ik had al lawaai in het begin gehoord en weet zeker dat deze mannen mijn ruit hebben vernield. Toen de politie er was, zag ik ook dat mijn mobiele telefoon, die in mijn slaapkamer lag, was weggenomen. Ik weet zeker dat deze is gestolen door deze mannen en doe daarvan aangifte. Het betrof een Samsung. Ik heb nu nog steeds pijn over mijn hele lichaam want ik meerdere keren geslagen en geschopt door deze mannen. Ik heb meerdere verwondingen in mijn gezicht en op mijn benen en armen. U kunt zien dat er buiten een plas bloed ligt en ook in de hal ligt mijn bloed.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangever d.d.
11 december 2016, opgenomen op pagina 194 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 8 december 2016 om een uur of 22.15 uur zei ik tegen mijn zoon dat wij naar bed moesten.
3. Een geneeskundige verklaring, op 9 december 2016, opgenomen op pagina 35 en verder van voornoemd dossier opgemaakt en ondertekend door T. Naujocks, forensisch arts voor zover inhoudende, als haar verklaring:
Medische informatie betreffende : [slachtoffer]
Geboortedatum : 31-05-1972
Datum incident : 09-12-2016
Opgegeven toedracht : Zegt vannacht rond half twee door 2 kennissen te zijn mishandeld. Zou in zijn gezicht geslagen zijn (met de blote hand, niet met voorwerpen) en zijn geschopt (rug, armen en benen). Zou tevens naar buiten en vervolgens weer terug de woning in zijn gesleurd.
Past het letsel bij de opgegeven toedracht : goed
omdat : letsels zijn gezien passend bij uitwendig
inwerkend stomp (bloeduitstortingen), scherp (krasverwondingen) en wrijvend
(schaafverwondingen) geweld.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 januari 2017, opgenomen op pagina 73 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik lag te slapen op bed, toen hoorde ik erg veel lawaai beneden. Ik ging naar beneden en ik zag toen twee mannen mijn vader in elkaar slaan. Het was 's nachts om 01.00 uur dat mijn vader werd geslagen. Het eerste wat ik hoorde toen ik wakker werd, was dat mijn vader aan het schreeuwen was. Ik hoorde dat hij pijn had. Toen ik zag dat mijn vader werd geslagen was ik bij de deur van de woonkamer. Ik zag dat ze met hun handen mijn vader in elkaar sloegen. Eén van de mannen had een baard. De mannen stonden en mijn vader zat op de grond. Ze sloegen mijn vader met de vuist. Beide mannen sloegen mijn vader. Mijn vader zat te bloeden. Ik heb gezien dat een heel stuk uit het raam was.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2016, opgenomen op pagina 200 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op vrijdag 9 december 2016 omstreeks 01.53 uur kregen wij, verbalisanten [verbalisant 1]
en [verbalisant 2] de melding om te gaan naar de [adres 1] te Oude Pekela. Er zou geschreeuw vanuit de woning komen en de buren dachten dat er iemand mishandeld zou worden. Wij zijn vervolgens ter plaatse gegaan bij bovenstaand adres. Op vrijdag 9 december 2016 omstreeks 01.59 uur waren wij als eerste politie eenheid ter plaatse aan de [adres 1] te Oude Pekela. Wij liepen vervolgens naar de voordeur alwaar een man vanuit de woning naar ons toe kwam. Wij zagen dat deze man zijn hoofd onder het bloed zat. Wij hoorden de man zeggen: ''Ze zijn achterom gegaan, ze zijn net weg'' of woorden van gelijke strekking. Wij zagen toen wij bij de voordeur aan kwamen dat er bloed op de grond lag. Wij, hebben vervolgens aan de bewoner, welke later bleek te zijn [slachtoffer] nader
genoemd [slachtoffer] , gevraagd wat er gebeurd was. Hij verklaarde in het kort tegen ons dat hij lawaai hoorde beneden toen hij boven lag te slapen. Vervolgens zag hij dat er twee mannen zijn slaapkamer binnen kwamen en hem uit bed hadden getrokken vervolgens werd die getrapt en geslagen. Hierop hebben ze hem wederom getrapt en geslagen. Na dat hij daar een paar fikse trappen en vuistslagen had gekregen is hij naar buiten gesleurd en kreeg die wederom trappen en vuistslagen. Hierop is [slachtoffer] weer naar binnen gesleurd. Al deze trappen en vuistslagen zijn door beide mannen uitgevoerd en dit was niet zachtzinnig gedaan. Alle trappen en vuistslagen gebeurden op [slachtoffer] zijn hele lichaam. Vervolgens zijn de mannen weggegaan omdat ze lampen de woning in zagen schijnen. Dit waren de lampen van de politie. [slachtoffer] gaf aan dat één man een donkere jas aan had met een bondkraag en een baardje had. De andere man die erbij betrokken zou zijn heette [medeverdachte] . Na dit verhaal gehoord te hebben, hebben wij [slachtoffer] gevraagd of hij ons kon vertellen of hij wist wie dit was geweest. Wij hoorden [slachtoffer] zeggen dat het ging om ene [medeverdachte] . Wij hebben toen gelijk aan de andere aanrijdende politie eenheden doorgegeven dat er aangifte gedaan zou worden en dat de verdachten konden worden aangehouden ter zake mishandeling. Ik, verbalisant [verbalisant 1] zag dat [slachtoffer] vervolgens op Facebook gezocht had op [medeverdachte] uit Oude Pekela. Ik zag dat [slachtoffer] inmiddels een foto van [medeverdachte] had gevonden. Ik heb vervolgens gezocht op mijn dienst telefoon in BVI-IB. Hierop kwam ik uit op een [medeverdachte] . Deze foto's van zowel Facebook als BVI-IB kwamen overeen. Ik heb vervolgens aan [slachtoffer] gevraagd of hij [medeverdachte] die op Facebook stond herkende. Ik hoorde van [slachtoffer] dat hij [medeverdachte] herkende als zijnde de persoon welke hem zojuist had mishandeld. Enige tijd later hoorden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dat de collega's van Veendam iemand staande had gehouden dit zou gaan om [verdachte] . Wij hebben vervolgens contact opgenomen met de desbetreffende collega's. Wij hebben vervolgens gevraagd wat het signalement van de man was. Wij hoorden dat dit signalement overeenkwam met wat [slachtoffer] ons net had verklaard. Tevens verklaarde [slachtoffer] tegen ons dat hij wist dat één man welke hem mishandeld had werkzaam was als stratenmaker bij de Gemeente Oldambt. Ons verbalisanten is ambtshalve bekend dat [verdachte] werkzaam is als stratenmaker bij de Gemeente Oldambt. Hierop hebben wij in overleg met de collega's Veendam besloten dat de man aangehouden kon worden terzake mishandeling omdat hij volledig voldeed aan het signalement. [slachtoffer] zei dat ze zijn telefoon ook mee hadden genomen. Hierop heb ik via de portofoon aangegeven aan de collega's van Veendam dat ik het telefoonnummer zou gaan bellen en of zij konden luisteren of er iets overging. Ik heb vervolgens het nummer gebeld en kreeg een collega van Veendam aan de telefoon. De telefoon was in het bezit van de verdachte [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 9 december 2016, opgenomen op pagina 125 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 9 december 2016 omstreeks 01.50 uur kregen wij, verbalisanten melding om te gaan naar de [adres 1] te Oude Pekela. Alhier zou een vechtpartij gaande zijn. Aanrijdend hoorden wij dat de collega's van de 2301 al reeds ter plaatse. Via de portofoon kregen wij mee dat de bewoner mishandeld was door een tweetal mannen welke er op de voet vandoor waren gegaan. Hierop besloten wij om in de buurt te gaan uitkijken. Op de [adres 2] te Oude Pekela zagen wij één manspersoon rennen over de stoep. De man gaf zich uit als [verdachte] . De man verklaarde ons dat hij net ruzie had gehad en dat hij daarom aan het rennen was. Hierop telefonisch contact gezocht met collega [verbalisant 1] van de 2301 en hem het signalement door gegeven van de man welke wij staande hadden gehouden. Ik hoorde van collega [verbalisant 1] dat het signalement overeen kwam met het signalement van een van de twee verdachten welke de mishandeling hadden gepleegd. Hierop werd [verdachte] voor ons verdachte en hebben hem om 02.11 uur aangehouden ter zake eenvoudige mishandeling.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2016, opgenomen op pagina 21 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op vrijdag 9 december 2016 omstreeks 2:11 uur hadden wij verbalisanten de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] , aangehouden op de [adres 2] te Oude Pekela ter zake mishandeling. Op ons verzoek of [verdachte] zijn zakken leeg wilde maken zagen en hoorden wij dat hij twee mobiele telefoons bij zich had en cash geld. Omstreeks 02:35 uur waren wij met de verdachte op het cellencomplex Hooghoudtstraat 18 te Groningen. Ik, [verbalisant 3] , werd gebeld door de collega's van de 2301 Winschoten . Zij verzochten mij hoeveel telefoons de verdachte bij zich had. Ik hoorde de collega's zeggen dat er een mobiele telefoon bij de benadeelde was weggenomen en dat zij de gestolen telefoon van de benadeelde belden. Wij zagen dat er een zwarte IPhone uit de insluitingsfouillering naar boven was gekomen. Ik, [verbalisant 3] , ben vervolgens naar ons dienstvoertuig gelopen en trof onder de bijrijdersstoel een zwarte Samsung telefoon aan Ik hoorde dat de telefoon nog overging en nam op. Ik had op dat moment telefonisch contact met mijn collega. Op het moment dat wij onze dienst begonnen zijn hebben wij ons voertuig gecontroleerd. Wij zagen dat de achterbank leeg was en dat er geen goederen onder onze stoel en lagen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 december 2016, opgenomen op pagina 17 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op vrijdag 9 december 2016, werd ik, verbalisant, gebeld door getuige [getuige] . Zij vertelde mij dat ze aan de [adres 3] te Oude Pekela woont, naast aangever [slachtoffer] . Ik, verbalisant, hoorde getuige [getuige] het volgende verklaren: "Ik woon aan de [adres 3] te Oude Pekela. Vannacht, vrijdag 9 december 2016, iets voor 02.00 uur, werd ik wakker door lawaai dat bij mijn buurman wegkwam. Ik bedoel mijn buurman op [straatnummer] . Mijn woning zit aan de woning van de buurman vast. Ik hoorde veel tumult bij de buurman wegkomen. Ik hoorde de buurman hard roepen en schreeuwen. Hij klonk echt in nood. Ook hoorde ik harde knallen, alsof er deuren hard dicht gesmeten werden. Ik heb na ongeveer 5 minuten de politie gebeld omdat de buurman erg in nood klonk.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van concrete en directe betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte] bij de diefstal van de telefoon. De telefoon van aangever is aangetroffen in het dienstvoertuig waar alleen verdachte mee is vervoerd. Nu de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte met betrekking tot de diefstal van de telefoon niet uit het dossier kan worden afgeleid, kan naar het oordeel van de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen niet worden bewezen. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde acht de rechtbank op grond van bovenstaande bewijsmiddelen het medeplegen van de vernieling van het raam wettig en overtuigend bewezen, nu verdachte en medeverdachte samen de woning van aangever zijn binnengegaan.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 9 december 2016 te Oude Pekela tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] met gebalde vuisten in het gezicht te slaan en/of tegen het lichaam te slaan
en
- die [slachtoffer] naar buiten (over de stenen) te slepen en
- die [slachtoffer] meermalen tegen de ribben en/of armen en/of benen en/of rug en/of elders tegen het lichaam te schoppen;
2.
hij op 9 december 2016 te Oude Pekela met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon toebehorende aan [slachtoffer] ;
3.
hij op 9 december 2016 te Oude Pekela tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een woning gelegen aan de [adres 1] dat aan [stichting] toebehoorde, heeft vernield.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair
medeplegen van mishandeling;
2.
diefstal;
3.
medeplegen van vernieling.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie het tijdsverloop meegewogen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat er gelet op het rapport van de reclassering d.d. 15 maart 2017, de justitiële documentatie van verdachte en het tijdsverloop geen aanknopingspunten aanwezig zijn voor de oplegging van een voorwaardelijk strafdeel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de strafeis van de officier van justitie gelet op het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte geen passende straf is. Verdachte heeft de zorg voor zijn kinderen en er is een kind op komst. Indien de rechtbank toch een veroordeling komt, verzoekt de raadsman de rechtbank om aan verdachte een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de duur van het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mishandeling. Verdachte is samen met medeverdachte 's nachts het huis van aangever binnengedrongen door een raam te vernielen. Verdachte en medeverdachte hebben vervolgens aangever van zijn bed getrokken en hem geschopt en geslagen. Verdachte en medeverdachte hebben door op een dergelijke manier te handelen op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen voor aangever en zijn zoon van veertien jaar. De zoon is grotendeels getuige geweest van het incident. Het moet een angstige situatie voor aangever en zijn zoon zijn geweest, ook omdat het feit in hun eigen woning heeft plaatsgevonden, een plek waar volwassenen maar zeker ook kinderen zich veilig moeten kunnen voelen. Het is algemeen bekend dat het door verdachte gepleegde feit een grote impact heeft op slachtoffers en dat zij nog lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid kunnen ervaren.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van de telefoon en aan het medeplegen van vernieling.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 juni 2018, eerder is veroordeeld wegens soortgelijke delicten en dat het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Uit het rapport van de reclassering d.d. 15 maart 2017 volgt dat verdachte zijn leven op orde heeft. Zo heeft hij een gezin, een eigen woning en een vaste baan. Er zijn geen problemen met middelengebruik. De reclassering heeft geconcludeerd dat interventies vanuit de reclassering niet noodzakelijk worden geacht.
De rechtbank overweegt dat de ernst van het feit op zich oplegging van een gevangenisstraf rechtvaardigt. Gelet op het tijdsverloop en omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest een passende reactie is. Op grond van het advies van de reclassering ziet de rechtbank geen aanleiding om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Om uitdrukking te geven aan de ernst van met name de mishandeling, zal de rechtbank aan verdachte ook een forse onvoorwaardelijke taakstraf opleggen van na te noemen duur.

Benadeelde partij

[stichting] heeft zich bij monde van de door haar gemachtigde [vertegenwoordiger] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 227,22 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij volledig wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 december 2016.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 36f, 47, 57, 63, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[stichting]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 227,22 (zegge: tweehonderd zevenentwintig euro en tweeëntwintig eurocent), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
9 december 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[stichting]te betalen een bedrag van € 227,22 (zegge: tweehonderd zevenentwintig euro en tweeëntwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 4 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 december 2016. Dit bedrag bestaat uit
€ 227,22 aan materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[stichting]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, mr. A. Jongsma en
mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juli 2018.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.