In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een notaris in het kader van een vaststellingsovereenkomst tussen eiseres [A] en gedaagde notaris [B]. Eiseres vordert betaling van een bedrag van € 12.910,75, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op grond van een vermeende miscalculatie door de notaris bij de uitbetaling van een in depot gehouden koopsom van de voormalige echtelijke woning. De procedure is gestart na een echtscheiding tussen [A] en [C], waarbij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in 2014 heeft geoordeeld dat [C] aan [A] een bedrag van € 225.800,64 dient te betalen. Na de verkoop van de woning door [C] en de daaropvolgende levering, heeft de notaris de vordering van [A] op [C] berekend en een bedrag van € 185.340,00 vastgesteld dat aan [A] moest worden uitbetaald. Eiseres stelt dat de notaris een fout heeft gemaakt in de berekening, waardoor zij een lager bedrag heeft ontvangen dan waar zij recht op had. De notaris betwist deze claim en stelt dat er een vaststellingsovereenkomst is gesloten, waarbinnen de partijen overeenstemming hebben bereikt over het uit te betalen bedrag. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een beroepsfout van de notaris en dat de vordering van [A] moet worden afgewezen. De rechter wijst erop dat [A] akkoord is gegaan met de uitbetaling en dat dit akkoord niet kan worden herroepen op basis van dwaling, aangezien [A] zelf een andere rekenmethode volgde. De vordering van [A] wordt afgewezen en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.