I. aan [A] van een bedrag van € 1.095,04 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 692,00 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 1.384,00;
II. aan [B] van een bedrag van € 1.174,49 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 695,27 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 1.390,54;
III. aan [C] van een bedrag van € 2.181,45 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van € 808,10 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 1.616,19;
IV. aan [D] van een bedrag van € 649,59 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van € 269,50 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € € 539,00;
V. aan [E] van een bedrag van € 799,13 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 338,76 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 677,51;
VI. aan [F] van een bedrag van € 1.190,00 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 504,00 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 1.009,60;
VII. aan [G] van een bedrag van € 976,00 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 539,00 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 1.079,36;
VIII. aan [H] van een bedrag van € 1.189,58 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 771,02 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 1.542,03;
IX. aan [I] van een bedrag van € 274,32 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 229,00 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 459,23;
X. aan [J] van een bedrag van € 1.964,95 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 688,15 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 1.376,29;
XI. aan [K] van een bedrag van € 2.169,82 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 761,11 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 1.522,21;
XII. aan [L] van een bedrag van € 164,88 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 254,94 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 509,87;
XIII. aan eiser [M] van een bedrag van € 1.703,24 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van € 722,23 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 1.444,45;
XIV. aan [N] van een bedrag van € 518,60 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 195,20 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 390,40;
XV. aan [O] van een bedrag van € 236,38 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 100,37 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 200,74;
XVI. aan [P] van een bedrag van € 2.737,21 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 924,37 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 1.848,74;
XVII. aan [Q] van een bedrag van € 176,00 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 402,98 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 805,96;
XVIII. aan [R] van een bedrag van € 651,95 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 270,42 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 540,83;
XIX. aan [S] van een bedrag van € 752,72 bruto wegens reserveringen wegens opgebouwde doch niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met de wettelijke verhoging over deze som van 50% ex artikel 7:625 BW en van een bedrag van
€ 319,46 bruto, zijnde de wettelijke verhoging van 50% over het te laat betaalde vakantiegeld van € 638,91;